NIEUW
Podcast-serie Canon sociaal werk
Symposium erfgoed en sociaal werkSymposium 13 juni
2014 De burgemeester van Leiden
De groeiende samenwerking tussen gemeente en reclassering
eerste   vorige   homepage  
 
“Dit is een vraag waar ik eigenlijk geen nee op kan zeggen, maar tegelijkertijd heb ik hier wel een groot probleem. Want het is niet makkelijk om hiermee om te gaan.”
Burgemeester Henri Lenferink van Leiden,
februari 2014.


Ex-zwemleraar Benno L. werd op oudejaarsdag 2013 voorwaardelijk in vrijheid gesteld nadat hij ruim tweederde van zijn gevangenisstraf van 6 jaar had uitgezeten. Hij was veroordeeld voor het plegen van ontucht met minderjarige, zwakbegaafde leerlingen in zijn woonplaats Den Bosch. Het bleek bijna onmogelijk om direct na zijn vrijlating geschikte huisvesting voor hem te vinden. Volgens het OM was het niet wenselijk dat hij zou terugkeren naar zijn oude woonplaats. Omdat hij familie had in de nabijheid van Limburg werd daar in eerste instantie getracht een woning voor L. te vinden. Zowel Reclassering Nederland als het OM waren bij de zoektocht betrokken. Nadat L. onder meer een korte periode had gewoond in een resocialisatieafdeling van Tbs-kliniek De Rooyse Wissel in Venray werden verschillende burgemeesters benaderd. Tevergeefs. Uiteindelijk trachtte de reclassering L. onder te brengen in Vaals, waar hij werd gehuisvest zonder dat de burgemeester hiervan op de hoogte was. Dit leidde tot de nodige commotie in deze gemeente, maar ook tot verontwaardiging bij de burgemeester.

Uiteindelijk werd in februari 2014 burgemeester Henri Lenferink van Leiden benaderd met de vraag L. in Leiden te huisvesten. Hij had al eerder de mening verkondigd dat alle gemeenten in Nederland hun best moeten doen om zedendelinquenten die hun straf hebben uitgezeten onderdak te helpen. In een televisieprogramma over de afloop van deze zaak reageerde Lenferink met de hier bovenstaande woorden.

De huisvesting van L. in Leiden ging niet zonder slag of stoot. Doordat NRC-Handelsblad op 15 februari 2014 een artikel publiceerde waarin de woonplaats van L. werd bekend gemaakt ontstond er een sfeer van crisis in die stad. Er werden demonstraties gehouden in de straat waar hij woonde en er werden in het programma Pauw & Witteman bedreigingen tegen L. geuit, waarbij ook een ultimatum werd gesteld aan de burgemeester. Lenferink ging echter niet door de knieën en ging de discussie aan met demonstranten en wijkbewoners. En hij stelde op te stappen wanneer L. in de fout zou gaan.

In een brief aan de buurtgenoten maakte Lenferink op 21 februari 2014 bekend dat L. in Leiden mag blijven wonen: "Ik blijf ervan overtuigd dat de huisvesting van L. in Leiden verantwoord is en dat door zijn aanwezigheid de veiligheid niet in het gedrang komt. Uit Leiden wegsturen is naar mijn mening bovendien geen goed antwoord op dit maatschappelijk vraagstuk", aldus de burgemeester. Op de vraag of hij vreest dat buurtbewoners of anderen Benno L. iets zullen aandoen, antwoordde hij: "Ik heb vertrouwen in het goede verstand van de mensen." De burgemeester verwachtte geen verdere problemen.

In overleg van de gemeente met Reclassering Nederland werden de voorwaarden die aan L. waren opgelegd uitgebreid. Zo zou een groep vrijwilligers contact met L. onderhouden in de vorm van COSA. Als hij bijvoorbeeld met zijn motor buiten Leiden wilde rijden, dan werd de route van tevoren met Reclassering Nederland besproken. Ook mocht L. niet "met minderjarigen in gesprek gaan". Bij al zijn handelingen buiten de deur zou iemand hem begeleiden, bijvoorbeeld ook als hij boodschappen zou gaan doen. Lenferink zei te hopen dat andere burgemeesters in Nederland nu zijn voorbeeld zullen volgen. Verder stelt hij veel steunbetuigingen te hebben gekregen, vanuit heel Nederland. De discussie is volgens hem met waardigheid gevoerd.
Inmiddels is L. sinds augustus 2015 niet meer in Leiden woonachtig.

De rol van de burgemeester wordt belangrijker. En er speelt steeds meer op het vlak van gemeenten. De transformatie van verzorgingsstaat naar ‘participatiesamenleving’ is ook op de reclassering van grote invloed. Het belang van gemeenten als strategische samenwerkingspartner van de reclassering neemt sterk toe, want de sociale dienstverlening, nazorg detentie, overige zorg en ondersteuning, jeugdhulp, veiligheidsbeleid en –veiligheidshuizen vallen inmiddels allemaal onder gemeentelijke regie. De verandering is vooralsnog het meest duidelijk voor de jeugdreclassering, waarvan de regie bij de gemeenten is komen te liggen. Gemeenten sturen daarbij op een verschuiving van (dure) dwang naar ‘drang’ (c.q. directief handelen in vrijwillig kader).

Maar ook bij de volwassenenreclassering is de verandering merkbaar. De (jeugd en volwassenen)reclassering werkt samen met de gemeenten aan de ‘top-600 aanpak’ zoals in Amsterdam of hoe het heet in andere gemeenten, bij de uitvoering van (bestuursrechtelijke) huisverboden, in veiligheidshuizen en bij de uitvoering van het adolescentenstrafrecht.

In Amsterdam is in 2011 de top-600 aanpak van start gegaan. Uit de cijfers van politie en justitie bleek dat een relatief kleine groep verantwoordelijk was voor een groot deel van deze incidenten. Er werden gegevens tussen verschillende organisaties gedeeld en aan de hand daarvan werden criteria opgesteld. Deze leidden er toe dat circa 600 jongeren kon worden geïdentificeerd die verantwoordelijk zijn voor een groot aantal gewelddadige misdrijven in de stad. De Top 600-aanpak richt zich specifiek op deze groep veelplegers én hun familie. In een samenwerking van meer dan dertig organisaties (waaronder de gemeente, de politie, de reclassering, het OM en zorg- en jeugdinstellingen) wordt speciale aandacht gegeven aan deze groep en wordt politie-, strafrechtelijke, sociale, financiële en arbeidsgerelateerde informatie van de 600 personen in kaart gebracht en gebundeld om interventies te kunnen plegen. De Top 600-aanpak kent drie doelen: (1) het verminderen van de huidige omvang van high-impactdelicten, (2) het verbeteren van het persoonlijk perspectief van de Top 600–subjecten, en (3) het voorkomen van toekomstige instroom van hun broertjes en zusjes. Bij de Top 600 aanpak werken de gemeente en de reclassering intensief samen. Bij meerdere gemeenten is inmiddels een dergelijk aanpak van start gegaan.

Nieuwe termen en bewegingen komen snel op, zoals eigen kracht, , burgerkracht, sociaal netwerk en vrijwilligers, generalistische en gebiedsgerichte teams, herstelrecht. Deze veranderingen vormen een noodzaak en kans voor de reclassering om de jarenlange ervaring, de specifieke expertise en de onderbouwde kennis, waarvan deze canon een beeld geeft, krachtig te profileren. Ook in de toekomst blijft de reclassering een onmisbare partner voor effectieve en humane omgang met burgers met delictgedrag.

Publicatiedatum: 14-11-2014
Datum laatste wijziging :19-11-2015
Auteur(s): Jaap van Vliet,
Verwante vensters
Extra Wat is Restorative Justice of herstelrecht?
Reclasseringswerkers zijn steeds meer ingebed in lokale samenwerkingsverbanden en werken meer dan voorheen contextgericht, bijvoorbeeld aan de ZSM tafels, zie EXTRA. Daarbij wordt steeds vaker inspiratie geput uit het gedachtegoed van herstelrecht.
Restorative justice of herstelrecht beoogt de betrokkenen zelf te laten (mee)beslissen over wat er moet gebeuren na een delict of conflict. Daarbij staan de volgende vragen centraal:
- Wie is er getroffen?
- Wie neemt daarvoor verantwoordelijkheid?
- Wat heeft de getroffene nodig om te kunnen herstellen?
- Wat heeft de veroorzaker te doen om er weer bij te horen?
- En is dat dan ook voor alle betrokkenen voldoende of moet er nog meer gebeuren?
Het doel van dit proces is om het veroorzaakte leed en de aangerichte schade zoveel mogelijk te herstellen. Het doel is ook ervoor te zorgen dat het niet opnieuw gebeurt en dat de toekomst weer tegemoet kan worden getreden met zo min mogelijk emotionele ballast.
Verder studeren
Literatuur
Aanvullend materiaal
Links
Video



Brandpunt Documentaire KRO NCRV, 8 september 2015: "De boodschap van Benno Larue". Oud-zwemleraar Larue kreeg een gevangenisstraf van zes jaar voor ontucht met tientallen meisjes. In december 2013 kwam hij voorwaardelijk vrij en sinds 6 september 2015 is hij vrij man. Hij heeft baat gehad bij behandeling tijdens zijn detentie, zo verklaarde hij, en roept pedoseksuelen op om ook behandeling te zoeken. Hjalmar van Marle, hoogleraar forensische psychiatrie, en Wilbert van Erp, COSA vrijwilliger, werkten mee aan deze 15 minuten durende documentaire.

eerste   vorige   homepage