NIEUW
Podcast-serie Canon sociaal werk
Symposium erfgoed en sociaal werkSymposium 13 juni
1974 Hans van Epen publiceert een standaardwerk
Modellen van verslaving
eerste   vorige   homepage   volgende   laatste
Over hoe je overmatig gebruik van middelen moet duiden, en of er wel of niet sprake is van verslaving en of je dat als een ziekte of wilszwakte moet benoemen, is sinds mensenheugenis onderwerp van discussie. Het ziet er niet naar uit dat dit gaat veranderen.

Grofweg tot aan de jaren zestig van de twintigste eeuw waren er globaal twee stromingen: een meer moralistische benadering die ertoe neigde om degenen die verslaafd waren over een moralistische kam te scheren, en een meer medische benadering waarin het individu centraal stond en het idee van een ziekte of persoonlijke afwijking werd geaccepteerd. De aanhangers van de moralistische benadering waren vooral te vinden in de organisaties voor drankbestrijding. Zij ijverden voor geheelonthouding en voor verbetering van levensomstandigheden, maar pleitten ook voor strengere wetten en maatregelen tegen degenen die niet bereid waren om zich aan te passen. Maar het is niet zo dat de opvattingen van de leden van de drankbestrijdersorganisaties uniform waren: ook de meer medisch gerichte benadering van verslavingsproblemen had hier zijn aanhangers. Daarom werkten ze ook mee aan de oprichting van medisch georiënteerde voorzieningen, het zogenaamde reddingswerk. Wat we wel kunnen stellen is dat de moralistische en de medische benadering in termen van dominantie eens in de zoveel jaren stuivertje wisselden. En uiteraard veranderden daarmee ook de concepten die de boventoon voerden.

Het is overigens opmerkelijk dat de term verslaving nog niet eens zo lang geleden als een algemene aanduiding werd gebruikt. In de achttiende eeuw was Nederland nog volop actief in de slavernij; de term verslaving had geen positieve bijklank. De term werd ook gebruikt als aanduiding voor de periode waarin de Spanjaarden Nederlanders probeerden te overheersen. Toen de sterke drank in de achttiende eeuw populair werd verbaasde men zich erover dat zovelen zich vrijwillig wilden verslaven. We hadden toch niet voor niets tachtig jaar tegen de Spanjaarden gevochten? De term verslaving werd verder vooral gebruikt als aanduiding voor psychologische afhankelijkheid, zoals dat je smoorverliefd op iemand kunt zijn of aan iets verslingerd.

In de negentiende en begin twintigste eeuw werden overmatig gebruik en afhankelijkheid van middelen aangeduid door het middel in de term te op te nemen, zoals bij drankzucht of alcoholisme het geval is. Pas toen het gebruik van drugs gemeengoed werd, in de jaren zeventig van de twintigste eeuw, zag je dat de term verslaving vaker werd gebruikt. Er waren inmiddels zoveel verschillende middelen in omloop dat er behoefte was aan een generieke term.

In deze tijd is er ook meer behoefte aan alternatieve visies op drugsverslaving en alcoholisme. Een weerslag hiervan is te vinden in het boek Compendium drugverslaving en alcoholisme van de Rotterdamse psychiater Hans van Epen, dat in 1974 voor het eerst verscheen en sindsdien meerdere aangepaste herdrukken heeft gekregen. In de jaren zeventig en tachtig was dit hét standaardwerk. Van Epen onderscheidt de volgende modellen:
• het somatisch-medisch model dat ten grondslag slag aan de methadonverstrekking;
• het psychiatrisch model dat uitging van de veronderstelling dat er een psychische stoornis aan de verslaving voorafging. Ook de psychoanalytische benadering, die zeker in deze tijd nog heel populair was, schaarde Van Epen onder dit model;
• het gedragstherapeutisch model waarin verslaving gezien werd als de uitkomst van een leerproces;
• allerlei sociale modellen waarin bijvoorbeeld aandacht werd gevraagd voor gezinsomstandigheden maar ook voor sociale misstanden; en
• het aanvaardingsmodel dat in de jaren zeventig en begin jaren tachtig heel populair werd, en waarin vanuit sociologische visies kritiek werd geleverd op de normerende benadering vanuit de samenleving. Het aanvaardingsmodel werd omarmd door alternatieve drugshulpverleners, maar ook in een deel van de overheid (zoals het op welzijn gerichte ministerie van CRM) vond het veel steun.
In allerlei varianten, verfijningen, tussenvormen en pogingen tot integratie zijn deze visies nog steeds terug te vinden. De modellen dicteerden een bepaalde visie op het ontstaan van verslaving of verslavingsgedrag, en vervolgens bevatten ze aanwijzingen voor de aard van de hulpverlening.

Wellicht is de belangrijkste aanvulling geweest dat sinds de jaren tachtig en negentig er meer aandacht is gekomen voor hersenwetenschappelijk onderzoek. De uitspraak ‘addiction is a brain disease, and it matters’, oorspronkelijk de titel van een veel geciteerd stuk in Science, was de afgelopen jaren veelvuldig te horen. Het heeft er mede voor gezorgd dat er veel baanbrekend neurobiologisch en neuropsychologisch onderzoek is verricht. Maar nog steeds is lang niet iedereen ervan overtuigd dat men hiermee de zaak helder heeft gekregen. Dat de hersenen in het geding zijn is zonneklaar, en hoewel velen het lukt om er zonder noemenswaardige hulp mee op te houden, zoals veel rokers elk jaar weer laten zien, is er ook veel terugval in het gebruik. Het wijst op het chronische en recidiverende karakter van verslaving. Een belangrijk verschil met aandoeningen als schizofrenie, bipolaire stoornis of dementie is wel dat verslaafden in beginsel kunnen besluiten om te stoppen en een deel kan dat (na verwoede pogingen) ook volhouden. Dat is bij andere hersenziekten niet mogelijk. Het is belangrijk dat theoretisch goed onderbouwde benaderingen empirisch worden getoetst. Eventueel kunnen daarna de positieve resultaten daarvan later worden geïntegreerd in een meer omvattend model. Daarin kunnen de gelaagdheid van het probleem en de vele dimensies die aan verslaving kleven beter tot hun recht komen.

In 2009 verscheen overigens onder redactie van Ingmar Franken (1970) en Wim van den Brink (1952) weer een standaardwerk over verslaving. Hun Handboek verslaving is een fraaie illustratie van hoeveel kennis en kunde er zijn ontwikkeld sinds Van Epen zijn werk publiceerde.

Publicatiedatum: 25-05-2016
Datum laatste wijziging :16-10-2016
Auteur(s): Jaap van der Stel,
Literatuur
  • Epen, J.H. van (1993), Drugsverslaving en alcoholisme. Diagnostiek en behandeling. (3e druk) Amsterdam: Elsevier.
  • Franken, I. & Brink, W. van den (red.) (2009), Handboek verslaving.  Utrecht: De Tijdstroom.
  • Externe link Leshner, A.I. (1997), Addiction is a brain disease, and it matters. In: Science, 3, 278, 45-47.
  • Stel, J. van der (1995), Drinken, drank en dronkenschap. Vijf eeuwen drankbestrijding en alcoholhulpverlening in Nederland. Hilversum: Verloren.
  • Stel, J. van der (2010), De verslavingszorg voorbij.  Houten: BSL.
  • Externe link Wismans, L. (2013), ‘Verslaving is een ziekte, geen keuze’ , in: NRC Handelsblad, 29 augustus.
Aanvullend materiaal
Links
eerste   vorige   homepage   volgende   laatste