Canon Sociaal werk
Louis Blankenberg in 1881
In 2019 verscheen de uitgebreide geschiedschrijving van Liefdadigheid naar Vermogen van de hand van Maarten van der Linde en Ties Limperg.
Louis Blankenberg in 1905
Liefdadigheid naar Vermogen pleit in 1896 voor aanpassing van de Armenwet
Collectekaart 1910 Liefdadigheid naar Vermogen
LNV ijverde voor de Armenraad voorloper van de Gemeentelijke Dienst Sociale Zaken, Louis Bl. was de eerste voorzitter.
Collectekaart Liefdadigheid naar Vermogen
Charles Stewart Loch 1849-1923 was vele jaren General Secretary van de Charity Organisation Society.
Emil Münsterberg 1855-1911 meest vooraanstaande armoede-wetenschapper t.t.v. het Duitse Keizerrijk
Tegeltableau Raamgracht, waar Liefdadigheid naar Vermogen sinds 1914 was gehuisvest.
Oorkonde voor jubilerende penningmeester A. van Eik met namen van de 31 wijkdistrictsvoorzitters.
Het beschermheerschap van prins Hendrik 1820-1879 verhoogde het prestige van LNV.
Verwante vensters
1871 – Genootschap Liefdadigheid naar vermogen
Moderrnisering van de armenzorg
Louis Blankenberg was 18 toen hij samen met zijn broer van 16, zusje van 13 en een vriend van 17 bij hem thuis op Raamgracht 8 op 1 januari 1871 het Genootschap Liefdadigheid naar Vermogen (LNV) oprichtte. Begonnen met een handjevol donateurs (vooral familie en kennissen), werd LNV al na enkele jaren een bekend en toonaangevend instituut omdat het in Nederland als eerste de armenzorg moderniseerde. Daarmee werd het ook een bakermat van het nieuwe beroep maatschappelijk werk.
Maatschappelijk werk als modern beroep is in het laatste kwart van de negentiende eeuw ontstaan vanuit verschillende oude, soms eeuwenoude praktijken, zoals armenzorg, volksopvoeding en hulp aan verwaarloosde kinderen. Op deze gebieden waren in Nederland omstreeks 1870 duizenden verenigingen actief. Louis Blankenberg was in 1899 een van de drie samenstellers van de Gids der Nederlandse Weldadigheid , het eerste overzicht. Hij telde 7.476 verenigingen, instanties en fondsen.
Hoewel er veel verschillen waren tussen deze diaconale, particuliere en stedelijke instellingen, verwoordde Liefdadigheid naar Vermogen vanaf de jaren zeventig de algemene kritiek die in (sociaal-) liberale kring leefde.
De belangrijkste kritiekpunten waren: al deze liefdadigheid helpt niet echt, want zij beperkt zich tot het geven van geld, voeding, kleding of brandstof en helpt mensen niet om op eigen benen te gaan staan. Sterker nog: met deze werkwijze houdt zij de armoede zelfs in stand. Armenzorg moet niet massaal zijn, maar gericht op individuen en concrete gevallen. Kritiek had LNV ook op het gebrek aan onderzoek. Onderzoek was vereist: enerzijds om er achter te komen of mensen de hulp werkelijk nodig hadden, anderzijds om vast te stellen welke hulp nodig was om uit de armoede te komen. Een andere kritiek van LNV betrof het gebrek aan samenwerking tussen al die instellingen. Die samenwerking was vereist om gegevens uit te wisselen, en de mensen die hulp ontvingen te registreren. Hiermee wilde men fraude tegengaan, maar ook effectievere hulp mogelijk maken. Een kernpunt was voor LNV het persoonlijk contact met de gezinnen of personen die hulp ontvingen. Armenzorg moest ‘van mens tot mens’ worden aangepakt. De methode daarvoor was het huisbezoek. Huisbezoek was natuurlijk niet nieuw, maar het gebeurde niet of veel te weinig, soms maar een of twee keer per jaar. Rapportage was er niet, was gebrekkig of moraliserend. Daar kwam bij dat de personen die het huisbezoek aflegden vaak te zwaar belast waren. Een caseload van tachtig of meer dan honderd gezinnen was geen uitzondering. LNV stelde dat een ‘armbezoeker’ niet meer dan een handvol gezinnen onder zijn hoede mocht hebben. Tenslotte was er kritiek op de stedelijke overheid die de Armenwet van 1854 zo streng toepaste, dat het niet meer menselijk was. Het was te weinig om fatsoenlijk te kunnen leven en te veel om dood te gaan. Ook stond de gemeente niet toe dat deze minimale uitkering door anderen werd aangevuld. LNV stond in de jaren negentig vooraan in de beweging om de Armenwet te verruimen.
Op al deze terreinen was Liefdadigheid naar Vermogen actief. Ze werd daarbij geïnspireerd door het voorbeeld van de Charity Organisation Society die sinds 1869 in Engeland actief was. Haar werkwijze lijkt ook sterk op de door Mary Richmond in de VS gepropageerde werkwijze van Social Casework en Friendly Visitors. Het buitenlandse ’oer’ voorbeeld was Elberfeld in Duitsland waar de stedelijke armenzorg sinds 1853 was gedecentraliseerd naar comités van armbezoekers per wijk. Deze comités organiseerden de huisbezoeken en beslisten over de bijstand in geld, werk, scholing en andere noodzakelijke hulp. LNV voerde dit ‘Elberfelder stelsel’ in 1891 in Amsterdam in. De districtscomités van LNV werkten sindsdien gedurende een halve eeuw in meer dan dertig Amsterdamse wijken.
Het voorbeeld van LNV werd nagevolgd in andere steden waar Verenigingen tot Verbetering van de Armenzorg werden opgericht. Met hun werkwijze waren Liefdadigheid naar Vermogen en deze verenigingen een bakermat van het moderne maatschappelijk werk. Pioniers als Marie Muller-Lulofs en Hans Everts werden er geschoold en vertaalden de praktijkervaringen naar maatschappelijkwerk-methoden.
Publicatiedatum: 10-05-2014
Datum laatste wijziging: 14-12-2019
Auteur(s): Maarten van der Linde
(1948-2020)
Verwante vensters
- 1864 Octavia Hill
- 1892 Volkshuis Ons Huis (1)
- 1896 Pro Juventute
- 1900 Tijdschrift voor armenzorg
- 1908 Nederlandse Vereeniging voor Armenzorg en Weldadigheid
Extra
Louis Blankenberg (1852-1927)
Louis Blankenberg behoort met Helene Mercier en Marie
Muller-Lulofs
tot de grondleggers van het algemene, moderne
maatschappelijk werk.
Zelf
was hij vrijzinnig-protestant en sociaalliberaal. In LNV
werkte hij
samen met katholieken, hervormden, remonstranten en
joden. Modern was
zijn opvatting dat bij hulpverlening geen onderscheid
gemaakt mocht
worden naar geloof of afkomst. Blankenberg was directeur
van de
Algemeene Maatschappij van Levensverzekering en
Lijfrente. In zijn
vrije uren was hij actief in het bestuur van LNV,
meestal als
secretaris en van
1900 tot 1916 als voorzitter. Hij werkte mee aan een
befaamd
Nutsrapport over
Armenzorg (1895), was co-auteur van de Gids der
Nederlandse Weldadigheid (1899), initiator van de
Vereniging van
Amsterdamse Armbesturen (1899), eerste hoofdredacteur van
het
Tijdschrift voor Armenzorg (1900) en eerste
voorzitter van de
Nederlandse Vereniging voor Armenzorg en Weldadigheid
(1908).
Tussendoor was hij
ook gemeenteraadslid in Amsterdam.
Het door
hem opgerichte Liefdadigheid naar Vermogen veranderde in
1946, 1970 en
2010 van naam en leeft nog altijd voort in Centram, de
instelling
voor Maatschappelijke Dienstverlening in Amsterdam
Centrum.
Verder studeren
- Jan Bijlsma en Hay Janssen (2012), Sociaal werk in Nederland. Vijfhonderd jaar verheffen en verbinden. Bussum: Coutinho, tweede druk, 50-51 over Elberfeld en Liefdadigheid naar Vermogen.
- Maarten van der Linde (2013), Basisboek Geschiedenis Sociaal Werk in Nederland Amsterdam: SWP, vijfde druk, 165-173.
- Maarten van der Linde en Ties Limperg (2019), Liefdadigheid naar Vermogen. Door en voro Amsterdamse burgers (1871-1941) Hilversum: Uitgeverij Verloren.
- Maarten van der Linde (2011), Louis Blankenberg, promotor van de individuele hulpverlening, in SoziO nummer 101, september 2011, 26-29.
- Maarten van der Linde (2014), Burcht voor de armenzorg. Liefdadigheid naar Vermogen moderniseerde de armenzorg in Amsterdam, in Ons Amsterdam, februari 2014, 26-29.
Literatuur
- J.M. Fuchs (1971), Ik zal doen wat in mijn vermogen is. Honderd jaar Amsterdamse liefdadigheid. Uitgave ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van de Stichting Zorg en Bijstand, voorheen Liefdadigheid naar Vermogen.
- Ali de Regt (1984), Arbeidersgezinnen en beschavingsarbeid. Ontwikkelingen in Nederland 1870-1940. Boom Meppel Amsterdam.
- Ties Limperg (2010), Historie in vogelvlucht: CentraM, Blankenberg Stichting, Zorg en Bijstand, Liefdadigheid naar Vermogen. Beknopte schets bij het ontstaan van CentraM.
Aanvullend materiaal
- Nicolaas Tetterode (1886), Liefdadigheid naar Vermogen. Artikel in weekblad Eigen Haard, ter gelegenheid van de opening op 1 november 1886 van het nieuwe gebouw aan Raamgracht 4 (waarvoor in de plaats in 1914 het tegenwoordige gebouw kwam).
- M.G. Muller-Lulofs (2005), Eenige grondregels voor de praktijk der armverzorging. Rede uitgesproken op 11 december 1905 voor het Genootschap Liefdadigheid naar Vermogen te Amsterdam.
- S. Slooten (), Het Weggedrevene. Ervaringen en Schetsen van het terrein van Armenzorg en Kinderbescherming. Amsterdam. [S. Slooten begon zijn loopbaan in 1891 als armbezoeker van Liefdadigheid naar Vermogen en werkte dertig jaar bij het Burgerlijk Armbestuur dat werd omgedoopt tot Maatschapppelijk Hulpbetoon, later Gemeentelijk Sociale Dienst.]
Links