Canon palliatieve zorg
Ruimte voor het zelfbeschikkingsrecht van de patiënt
In een indrukwekende studie ontleedt historicus James Kennedy de geschiedenis van het Nederlandse euthanasie-debat.
Minister van Volksgezondheid, Els Borst-Eilers, verdedigde het wetsvoorstel in de Tweede en Eerste Kamer.
Benk Korthals verdigde als minister van Justitie met minister Borst het wetsvoorstel.
Het aantal euthanasiemeldingen is de afgelopen jaren gestaag gestegen, een stijging die grotendeels te verklaren is uit de toenemende vergrijzing. Bijna 90 procent van de 6500 meldingen in 2017 had betrekking op mensen die ouder waren dan zestig.
Rapport van commissie van wijzen die zich boog over de vraag of de wetgeving verruimd moest worden.
Paul Schnabel was voorzitter van de commissie die in februari 2016 een rapport uitbracht over de vraag of de wetgeving verruimd moest worden.
Op 26 oktober 2016 discussieerde Tweede Kamer voor het eerst over de verruimingsvoorstellen van de regering.
Opniebijdrage Esther Pans over de onwaarschijnlijkheid van de pil van Drion
Loesje-affiche
D66-kamerlid Pia Dijkstra diende eind 2016 een initiatiefwetsvoorstel ’voltooid leven’ in.
Eind 2018 zette het aantal gerEind 2018 zette het aantal euthanasie-verzoeken een daling in. Bron: de Volkskrant, 17 okt. 2018
Euthanasiecijfers 2015, graphic de Volkskrant, 4 september 2019.
Verpleeghuisarts Marinou Arends werd in 2018 strafrechterlijk vervolgd na euthanasie op een dementerende vrouw. De rechter en de Hogeraad oordeelden echter dat zij niet onrechtmatig had gehandeld.
Verwante vensters
2002 – Euthanasie en / of palliatieve zorg
Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding
Meer dan zeshonderd keer namen Kamerleden en ministers de woorden ‘palliatieve zorg’ in de mond tijdens de plenaire behandeling in de Tweede Kamer van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding. Het debat begon op 21 november 2000 en duurde twee dagen. Het was, zoals vrijwel alle politici in hun slotbeschouwing opmerkten, een ‘waardig en oprecht’ debat, waarin respectvol werd omgegaan met fundamentele meningsverschillen.
In die meningsverschillen speelde de palliatieve zorg een belangrijke rol. Op een principiële manier, vooral verwoord door de kleinere christelijke partijen, die ervan overtuigd waren (en zijn) dat als de palliatieve zorg optimaal zou zijn, de behoefte aan euthanasie zou verdwijnen. Andere partijen, zoals het CDA en de SP, toonden zich in dit opzicht wat minder stellig, maar meenden dat er de laatste jaren in de palliatieve zorg weliswaar goede vooruitgang was geboekt, maar dat die verbetering vooralsnog onvoldoende was om mensen die ‘ondraaglijk en uitzichtloos lijden’ ook echt een alternatief te bieden. In die context vonden zij het wetsvoorstel onverantwoord, omdat het de mogelijkheid opende dat mensen voor euthanasie kozen om niet onderworpen te worden aan ondermaatse zorg of omdat ze hun naasten niet wilden belasten.
Volksgezondheidsminister Borst, die samen met haar collega van Justitie Korthals destijds het wetsvoorstel verdedigde, vond die koppeling te ver gaan. Zij herinnerde het parlement eraan dat slechts een derde van alle verzoeken tot actieve levensbeëindiging werd ingewilligd en dat deze praktijk uitwees dat er bepaald niet lichtzinnig werd gehandeld. De wet wilde meer ruimte maken voor het zelfbeschikkingsrecht van de patiënt en de handelingsmogelijkheden van de arts. Door de wet is de arts, als hij voldoet aan een euthanasieverzoek van een heel ernstige zieke patiënt, niet langer strafbaar indien hij daarbij de uiterste zorgvuldigheid in acht neemt.
Natuurlijk, zo hield Borst de Kamer voor, is palliatieve zorg van groot belang, precies de reden waarom de regering de ontwikkeling ervan aan het stimuleren was. Maar het gaf volgens de minister geen pas om een tegenstelling ‘of euthanasie, of palliatieve zorg’ te suggereren. Voor de minister waren euthanasie en palliatieve zorg eerder mogelijkheden die in elkaars verlengde lagen. ‘Het kan gaan om iemand die zegt: (…) Ik wil bewust sterven. Ik ben er klaar voor. (…) Hij is toe aan het moment van inslapen, met zijn dierbaren om hem heen. In zo’n geval vind ik het reëel dat de arts dat inwilligt.’ Borst meende dat euthanasie ’een waardig sluitstuk’ zou kunnen zijn van palliatieve zorg.
Het wetsvoorstel werd uiteindelijk met 104 tegen 40 stemmen aangenomen. Een halfjaar later volgde de Eerste Kamer, die maar liefst 75.000 brieven ontving van voor- en tegenstanders, in een vergelijkbare stemverhouding (46 versus 24). Daarmee was Nederland het eerste land ter wereld dat per 1 april 2002 een wettelijk gereguleerde toepassing van euthanasie mogelijk maakte. Met het aanvaarden van het wetsvoorstel kwam er een voorlopig einde aan een discussie van meer dan dertig jaar, waarin de wetgever eigenlijk voortdurend achter juridische feiten aan had gelopen. Ook de wet die in 2001 werd aangenomen was welbeschouwd een codificatie van een praktijk die al jaren werd gedoogd.
De wet werkte ook naar behoren. Jaarlijks worden er tussen de vier- en zesduizend meldingen gedaan bij de vijf Regionale Toetsingscommissies. In 0,1 tot 0,3 procent van de gevallen voldoet de arts niet aan een van de zes zorgvuldigheidseisen. De commissie-Schnabel, die in opdracht van de regering onderzocht of de wet niet moest worden verruimd, komt in het rapport Voltooid leven tot de conclusie dat dit eigenlijk niet nodig is. Door de publieke verslaglegging is de omgang met de wettelijke zorgvuldigheidseisen steeds meer gebaseerd op gedeelde ervaringen en kennis. Het mogelijk maken van euthanasie voor (oude) mensen die ’klaar zijn met het leven’ is moeilijk in criteria te operationaliseren en kan zich heel goed onder het regime van de bestaande wet ontwikkelen. Kortom, niets veranderen, aldus de commissie in februari 2016.
De regering-Rutte/Asscher liet zich daar echter niet door overtuigen. In haar reactie op het rapport-Schnabel kondigde zij in oktober 2016 aan dat zij de wet wilde aanpassen, zodat ‘ouderen die uitzichtloos en ondraaglijk lijden zonder medische klachten onder strenge voorwaarden hulp zouden moeten krijgen om hun leven te beëindigen’. Daarmee stond het debat.
De discussie verhevigde zich toen het D66-kamerlid Pia Dijkstra eind december 2016 een initiatiefwetsvoorstel ’voltooid leven’ in bij de Tweede Kamer indiende, waarmee zij mogelijk wilde maken dat mensen die 75 jaar of ouder zijn kunnen aangeven dat zij ’klaar’ zijn met het leven en er een einde aan willen maken. Daarmee werd de kwestie-voltooid leven een niet-onbelangrijk item in de campagnes voor de Tweede Kamerverkiezingen van 15 maart 2017. Een debat dat nog eens extra geprikkeld werd toen de Coöperatie Laatste Wil aankondigde haar leden te gaan wijzen op een legaal verkrijgbaar middel in poedervorm. Het ledental van de coöperatie verviervoudigde in korte tijd tot een aantal van 12.500. Maar de afgelopen jaren stapten er ook een enkele ethicus en arts op uit een van de vijf Regionale Toetsingscommissies omdat zij vonden dat euthanasie te routineus werd toegepast.
Het Openbaar Ministerie kondigde aan om strenger te worden en begon begin 2018 meerdere onderzoeken tegen artsen. Met als gevolg dat artsen huiveriger werden, en voor het eerst in jaren het aantal geregistreerde euthanasieverzoeken terugliep. En het aantal geregistreerde (en niet vervolgbare) aantal gevallen van palliatieve sedatie toenam. Verpleeghuisarts Bert Keizer in de Volkskrant: ’Artsen zijn gewoon bezorgd. En dat leidt tot terughoudendheid.’
Die terughoudendheid werd niet minder toen in november 2018 voor het eerst sinds 2002 een verpleeghuisarts, Marinou Arends, werd vervolgd na het toepassen van euthanasie op een demente vrouw, die weliswaar een wilsverklaring had opgesteld maar waarbij de arts niet zorgvuldig genoeg zou hebben gehandeld. Het Openbaar Ministerie wilde met het proces helderder richtlijnen afdwingen over de vraag hoe om te gaan met euthanasie bij wilsonbekwame mensen, die eerder een euthanasieverklaring hebben opgesteld maar daar in een latere levensfase geen weet meer van hebben. De rechter bepaalde in september 2019 dat de verpleeghuisarts wel degelijk zorgvuldig had gehandeld, tot grote opluchting van de betrokken arts. Het Openbaar Ministerie ging in beroep tegen deze uitspraak, maar op 21 april 2020 bepaalde de Hoge Raad opnieuw dat de betreffende arts niet onrechtmatig gehandeld had. De arts mag dus (maar is daartoe niet verplicht) gevolg geven aan een eerder opgesteld schriftelijk verzoek tot verlenen euthanasie bij wilsonbekwame mensen met vergevorderde dementie, uiteraard met inachtname van de zorgvuldigheidsvereisten. Op 20 november 2020 pasten vervolgens ook de Regionale Toetsingscommissies het beoordelingskader zo aan dat de arts meer ruimte krijgt om tot een afgewogen oordeel te komen.
Euthanasie blijft, kortom, een uiterst precaire kwestie. Eigenlijk had André Rouvoet, woordvoerder namens RPF/GPV, dit soort onenigheid in 2000 al aangekondigd. Hij meldde tijdens het Kamerdebat dat hij zich niet kon voorstellen ‘dat een onderwerp als euthanasie, het doden van een medemens, ooit een gesloten boek zal zijn en dat het de gewetens van alle mensen, in achtereenvolgende kabinetten, in de volksvertegenwoordiging en in de samenleving, met rust zal laten’. Hij was mordicus tegen de wet, en op dit punt kreeg hij gelijk. Het debat over een zelfgekozen levenseinde zal nooit eindigen.
Kindereuthanasie
In het kielzog van de groeiende aandacht voor kinderpalliatieve zorg laaide de discussie op of voor doodzieke kinderen tussen de één en twaalf jaar actieve levensbeëindiging mogelijk zou moeten worden. Dat was namelijk niet het geval, met veel onnodig lijden tot gevolg. Alleen voor baby’s tot één jaar en kinderen ouder dan twaalf bood euthanasie een uitweg. In 2019 bleek uit het onderzoek Medische beslissingen rond het levenseinde van kinderen (1-12) dat een overgrote meerderheid van de kinderartsen van mening was dat wet verruimd moest verruimen voor deze ‘tussengroep’. Dit werd door een Kamermeerderheid gesteund.
In oktober 2020 gaf minister De Jonge daar een vervolg aan door een wettelijke regeling aan te kondigen. Actieve levensbeeindiging moet daardoor mogelijk worden voor een zeer kleine groep ongeneeslijk zieke kinderen die ondraaglijk en uitzichtloos lijden, naar schatting vijf tot tien per jaar. De Jonge gaat zorgen voor ‘meer juridische waarborgen’ voor artsen om tot euthanasie over te gaan, met toestemming van de ouders. De regeling zal met het Openbaar Ministerie en beroepsgroepen verder worden uitgewerkt.
Publicatiedatum: 30-10-2016
Datum laatste wijziging: 19-10-2024
Auteur(s): Jos van der Lans
Verwante vensters
- 1973 Nederlandse Vereniging voor Vrijwillige Euthanasie (NVVE)
- 1991 Regie over het levenseinde
- 1996 Minister Borst en de kersttoespraak van koningin Beatrix
- 1997 Mappa Mondo
- 1998 VWS start vijfjarig stimuleringsprogramma palliatieve zorg
Extra
De wettelijke zorgvuldigheidseisen houden in dat de
arts:
● de overtuiging heeft gekregen dat er sprake was van een
vrijwillig en weloverwogen verzoek van de patiënt;
● de overtuiging heeft gekregen dat er sprake was van
uitzichtloos en ondraaglijk lijden van de patiënt;
● de patiënt heeft voorgelicht over de situatie waarin deze
zich bevond en over diens vooruitzichten;
● met de patiënt tot de overtuiging is gekomen dat er voor de situatie waarin deze zich bevond geen redelijke andere
oplossing was;
● ten minste één andere, onafhankelijke arts heeft
geraadpleegd, die de patiënt heeft gezien en schriftelijk
zijn oordeel heeft gegeven over de bovengenoemde
zorgvuldigheidseisen;
● de levensbeëindiging of hulp bij zelfdoding medisch
zorgvuldig heeft uitgevoerd.
De rechtszaak tegen Marinou Arends
Het is april 2016 als verpleeghuisarts Marinou
Arends de euthanasie uitvoert die
uiteindelijk zal leiden tot de beschuldiging
van moord.
Haar patiënt is een vrouw die in haar
wilsverklaring heeft geschreven dat ze
‘beslist niet’ in een verpleeghuis wil belanden.
Als ze daar toch terechtkomt,
valt ze mensen aan. Ze slaat, bijt, krabt
en bonkt tegen de muren.
Het geval is complex, ook doordat de
arts haar pas voor het eerst ontmoet als
ze al wilsonbekwaam is. Toch stelt de
arts na uitgebreid onderzoek vast dat ze
ondraaglijk en uitzichtloos lijdt en dat
ze voldoet aan de criteria voor euthanasie. Ook de tweede, onafhankelijke arts is
het hiermee eens. In overleg met de familie
doet de arts van tevoren slaapmiddel
in de koffie. Ze wil niet dat de vrouw
zich verzet tegen het infuus, omdat de
patiënt niet begrijpt wat er gebeurt.
Zelf denkt de arts dat ze volgens de regels
handelt. Maar de toetsingscommissie
is het daar niet mee eens.
Zo is de wilsverklaring van de vrouw
volgens de commissie niet duidelijk genoeg:
hij bevat een vreemd zinnetje. De
vrouw schreef dat ze euthanasie wil als
ze zelf de tijd ‘rijp’ acht. Ze hield geen
rekening met het feit dat ze bij het toepassen
van de wilsverklaring juist wilsonbekwaam
zal zijn. Uit gesprekken met
haar familie begrijpt de arts dat de
vrouw dit onhandig heeft geformuleerd,
maar de commissie gaat hier niet in
mee. Ook verwijt de commissie de arts
dat ze het slaapmiddel ‘heimelijk’ heeft
toegediend. Volgens hen heeft de arts
daarmee een grens overschreden. Het Openbaar Ministerie begint naar aanleiding van dit oordeel een strafzaak, maar daarin oordeelt zowel de rechter als de Hoge Raad dat zij niet onrechtmatig heeft gehandeld. Reden voor de Toetsingscommissie om hun regels zo aan te passen dat artsen meer ruimte wordt geboden om tot een oordeel te komen over de wilsverklaring van een wilsonbekwame patiënt.
Verder studeren
- Kennedy, James (2002), Een weloverwogen dood. Euthanasie in Nederland. Amsterdam: uitgeverij Bert Bakker.
- Adviescommissie voltooid leven (comissie-Schnabel) (2001), Voltooid leven. Over hulp bij zelfdoding aan mensen die hun leven voltooid achten. [Rapport van commissie van wijzen in opdracht van de regering over de vraag of de wetgeving verruimd zou moeten worden.]
- Wijngaarden, E. van (2016), Voltooid leven. Over leven en willen sterven. Amsterdam: Atlas Contact.
Aanvullend materiaal
- Handelingen Tweede Kamer (2000), Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (26691) [Eerste termijn, 21 november]
- Handelingen Tweede Kamer (2000), Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (26691) [Antwoord regering, tweede termijn Kamer en regering, 22 november]
- Handelingen Eerste Kamer (2001), Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (26691) [Eerste termijn, 9 april]
- Handelingen Eerste Kamer (2001), Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (26691) [Tweede Termijn en stemmingen, vergadering 10 april]
- Kuiken, Alwin (2016), 'Na jaren van flinke stijging vlakt toename euthanasie af' , in: Trouw, 18 maart 2016.
- Gijs Herderscheê (2016), 'Voltooid leven' verdeelt Kamer in: de Volkskrant, 26 oktober.
- Pans, E. (2016), ´Op de pil van Drion kun je lang wachten´ , in de Volkskrant, 1 november 2016.
- Walsum, Sander van (2017), ’Poedereuthansasie. Drie dilemma’s van een legaal zelfdodingsmiddel’ , in: de Volkskrant, 28 september 2017.
- Maud Effting (), ’OM: onderzoek naar euthanasiegevallen’ , in: de Volkskrant, 9 maart 2018.
- Mauf Effting (2018), ’Na jarenlange stijging is daling euthanasie een raadsel’ , in:de Volkskrant, 17 oktober.
- Irende de Zwaan (2018), ”Justitie vervolgt eerste arts om euthanasie’ , in: de Volkskrant, 10 november.
- Maud Effting (2018), ‘Alle artsen worden voorzichtiger, angstiger, defensiever. Ik ook’ Interview met Constance de Vries, huisarts bij de Levenseindekliniek, over de vervolging door justitie van een verpleeghuisarts die euthanasie heeft toegepast op een demente vrouw. In: de Volkskrant, 12 november 2018.
- Maud Effting (2020), ’Regels voor euthanasie bij dementerenden verruimd’ , in: de Volkskrant, 20 november, p. 2.
- Maud Effting (2020), ‘We moeten arts deze lijdensweg niet meer aandoen’ - Interview Jacob Kohnstamm , in: de Volkskrant, 20 november, p.14-15. [Jacob Kohnstamm is voorzitter van de regionale toetsingscommissies euthanasie.]
- Els Quaegebeur (2022), ’Euthanasie heeft niet te maken met vlug ervan af zijn’- interview met Fransje van der Waals , in: Het Parool PS, 25 juni, pp. 11-17.
- Billie Slagboom (2024), Een sterfbed op tv In: Het Parool, 19 oktober. [30 jaar nadat de spraakmakende documentaire Dood op verzoek in Nederland en daarbuiten veel stof deed opwaaien, blikken de hoofdrolspelers terug.]
Links
- Documentaire van Maarten Nederhorst, IKON, 1994 Dood op verzoek
- Regionale Toetsingscommissie Euthanasie
Studieopdrachten
Klik hier om de studieopdrachten te bekijken
Video
YouTube, 1 jan 2015 | Dood op verzoek wordt achteraf gezien als één van de belangrijkste aanjagers van het euthanasiedebat in binnen- en buitenland. In de documentaire volgt Maarten Nederhorst de in Amsterdam wonende Cees van Wendel de Joode die de dodelijke spierziekte ALS heeft. Eind 1993 constateert zijn huisarts dat het einde onafwendbaar is. Op 19 oktober 1994 vertoont de IKON de documentaire, waarna eerst in Nederland en later in het buitenland (de film wordt in vijftig landen vertoond en is een kaskraker voor de IKON) een heftig debat optreedt.
YouTube, 28 nov. 2013 | 28 november 2000 - De Tweede Kamer neemt het euthanasie-wetsvoorstel aan; daarmee is Nederland het eerste land ter wereld waar euthanasie en hulp bij zelfdoding (onder voorwaarden) niet langer meer strafbaar is....
YouTube, 3 juli 2009 | Prof.Dr. Karel Gill, die 40 jaar huisarts was waarvan 10 jaar tevens hoogleraar huisartsengeneeskunde en Hans van Dam, publicist en consulent spreken zich uit over hetgeen in de Euthanasiewet staat m.b.t ongeneeslijk zijn en uitzichtloos lijden. Zie ook www.magikdood.nl
YouTube, 16 jan. 2010 | Deel van de uitzending van Pauw & Witteman - Carine de Vries en Jeanette Croonen verloren hun kind aan zelfdoding na vergeefse verzoeken om euthanasie. Hoogleraar psychiatrie Jan Swinkels gaat in op de vraag of psychiatrische patiënten met een doodswens recht op euthanasie hebben.
Bekijk de gehele uitzending: http://bit.ly/8O2tJ5.
YouTube, 14 juni 2020 | Vervolgde euthanasiearts Marinou Arends doet tijdens een uitzending van Nieuwsuur op 14 januari 2020 voor het eerst haar verhaal over de strafzaak die volgde op de authanasie van een dementerende vrouw: ’Ik zou het weer doen’.