Canon reclassering
Eppo Doeve, Poster Nationale reclasseringsdag 1947
Een verdachte opgepakt. Voor beroving op straat stond in 1900 anderhalf jaar gevangenisstraf.
Toegangspoort van de Koepelgevangenis in Breda, gebouwd in 1886. Ook de architectuur moest afschrikwekkend zijn.
De Koepelgevangenis in Haarlem ging in 1902 open.
Gedetineerden zitten in eenzame opsluiting en mogen buiten de cel elkaar niet spreken of zien, daar dragen ze een kap over hun hoofd.
De socialistische Ferdinand Domela Nieuwenhuis kreeg een jaar eenzame opsluiting als straf voor een opruiend artikel tegen Koning Willem III.
Pieter Cort van der Linden was een progressieve liberaal. Als minister van Justitie 1897-1901 ijverde hij al voor de wettelijke regeling van de voorwaardelijke veroordeling.
Jan Loeff, katholiek minister van Justitie in het kabinet-Kuyper, ijverde al voor de voorwaardelijke veroordeling.
De criminoloog Arnold Aletrino bekritiseerde de celstraf.
Dagblad Trouw 21 maart 2014
Jesse Dingemans werd 1 december 2006 vermoord. De inspectie stelde een onderzoek of het reclasseringstoezicht op de dader Julien C. voldoende was geweest.
Verwante vensters
1915 – Voorwaardelijke veroordeling
Van begeleiding en nazorg naar toezicht
"Maar de voornaamste betekenis dankte de voorwaardelijke veroordeling in ons recht aan het positieve doel, de verbetering van de veroordeelde. Daarom zijn reeds in 1915 bijzondere voorwaarden en bijzonder toezicht in de wet toegelaten. De organisatie der particuliere reclassering te onzent maakte dit bijzondere toezicht, en daarmee de bijzondere voorwaarden, op de naleving waarvan immers het bijzondere toezicht is gericht, in ruime mate mogelijk."
W.P.J. Pompe, Handboek van het Nederlandse strafrecht. Zwolle, 1959, blz. 394.
Het reclasseringswerk van de negentiende eeuw en begin twintigste eeuw heeft de basis gelegd voor de wettelijke invoering van de voorwaardelijke veroordeling. De band tussen reclasseerder en veroordeelde kreeg een wettelijk karakter waaraan de veroordeelde zich niet straffeloos kon onttrekken. Tegelijk werd het streven van de reclassering om de gevangenisstraf terug te dringen beloond.
In de loop van de negentiende eeuw werden lijfstraf (1854) en doodstraf (1870) afgeschaft. Gevangenisstraf werd de belangrijkste sanctie. Gevangenen met een detentieperiode van langer dan zes maanden verbleven in vrijwel totale afzondering, dat was de eenzame opsluiting, het cellulaire systeem (1886). Dit systeem achtte men volkomen humaan omdat men het zag als hét middel voor zedelijke verbetering.
Spoedig bleek dat deze eenzame opsluiting tot een uitbraak van ‘gevangenispsychoses’ leidde: gevangenen draaiden door, pleegden zelfmoord, verminkten zichzelf.
Socialistenleider Ferdinand Domela Nieuwenhuis (1846-1919) verbleef in 1887 zeven maanden in een cel wegens majesteitsschennis. Na ontslag uit detentie keerde hij zich tegen het cellulaire systeem. Wetenschappers en politici bekritiseerden de celstraf. Criminoloog Arnold Aletrino (1858-1916) schreef in 1906 een baanbrekend boek, getiteld: Is de celstraf nog langer geoorloofd en gewenscht? Strafrechtgeleerden van de Nieuwe Richting, een strafrechtstheorie ontstaan rond 1900, bestreden de vergeldingstheorie van de Klassieke Richting. Zij pleitten voor het instellen van sancties die rekening hielden met de individuele kenmerken van daders en specifieke oorzaken van hun crimineel gedrag. Voorwaardelijke straffen hoorden daarbij.
Begin twintigste eeuw hielden de Justitieministers J.A. Loeff en P.W.A. Cort van der Linden zich tevergeefs bezig met de voorbereiding van een regeling inzake de voorwaardelijke veroordeling. Justitieminister E.R.H. Regout lukte het wel om in 1912 een wetsontwerp aan de Tweede Kamer voor te leggen. Dit ontwerp verschafte de rechter de mogelijkheid een voorwaardelijke straf korter dan een half jaar op te leggen. Met de invoering van de voorwaardelijke veroordeling met proeftijd ontstond een alternatief voor korte vrijheidsstraffen. Men hoopte een voorwaardelijk veroordeelde meer te motiveren tot ‘zelfverbetering’, hetgeen uiteraard recidivegevaar moest voorkomen. Na het onverwachte overlijden van minister Regout in 1913 lag de discussie rondom de invoering van voorwaardelijke veroordeling een tijdlang stil. Justitieminister B. Ort nam de draad weer op. In juni 1915 is het dan eindelijk zover: de mogelijkheid om een voorwaardelijke veroordeling op te leggen wordt in het Wetboek van Strafrecht opgenomen; een ‘sieraard van ons strafrecht’, aldus vele juristen. In de loop der jaren vonden diverse wetswijzigingen plaats. De laatste dateert uit 2012: De Wet voorwaardelijke veroordeling en voorwaardelijke invrijheidstelling.
Het uitoefenen van toezicht of controle op het naleven van gestelde voorwaarden berust formeel bij het Openbaar Ministerie, maar wordt feitelijk aan particuliere reclasseringsorganisaties overgelaten. Reclasseringswerkers dienen ‘hulp en steun’ te verlenen aan voorwaardelijk veroordeelden. De invoering van reclasseringstoezicht is niet alleen een verdieping van het reclasseringswerk. maar ook een versteviging van de relatie tussen justitie en reclassering. Het uitoefenen van toezicht (ook ‘patronage’ genoemd) is overigens geen geheel nieuwe reclasseringsactiviteit. Bij de voorwaardelijke invrijheidstelling van veroordeelden, bij wet geregeld in 1886, bestond al de mogelijkheid reclasseringstoezicht in het leven te roepen.
Voorwaardelijke veroordeling en voorwaardelijke invrijheidstelling zijn maatregelen die niet zomaar toegepast kunnen worden. Informatie over persoon en omstandigheden van verdachte of veroordeelde is noodzakelijk om tot een weloverwogen besluit te komen. De reclasseringspraktijk bij Justitie ongevraagd adviesrapporten over justitiabelen in te dienen werd in 1923 gelegaliseerd: de voorlichtingsrapportage in strafzaken. Aanleiding tot het legaliseren van de voorlichtingsrapportage betrof de invoering van de enkelvoudige kamer oftewel de ‘politierechter’ in 1922. Na de Tweede Wereldoorlog nam de voorlichtingsrapportage een hoge vlucht. Inmiddels is deze reclasseringsopdracht tot een zeer specialistische taak uitgegroeid.
De eerste decennia werd reclasseringstoezicht door vrijwilligers uitgeoefend. Sociale controle en maatschappelijke aanpassing speelden een belangrijke rol. Niet alleen medemenselijke betrokkenheid en daadwerkelijke ondersteuning, maar ook paternalisme en moralisme manifesteerden zich. Na de Tweede Wereldoorlog neemt het aantal rapportageopdrachten gestaag toe. Steeds vaker namen gesubsidieerde beroepskrachten de plaats in van vrijwilligers. Ook het uitoefenen van reclasseringstoezicht werd steeds vaker door professionals vervuld. Overigens, in de jaren zeventig en tachtig waren er betrekkelijk veel reclasseringswerkers die het uitoefenen van toezicht afwezen omdat het volgens hen een politie- of justitietaak was en geen hulpverleningstaak.
Sinds de jaren negentig heeft het reclasseringstoezicht zich verder ontwikkeld. Verschillende soorten en modellen zijn in zwang. Het hoofddoel van toezicht blijft risicobeheersing c.q. recidivevermindering. Een arsenaal aan beproefde begeleidings- en controlemiddelen wordt ingezet om dit doel te bereiken. Een juiste combinatie van beide middelen -hybride werken in het vakjargon - boekt nog het meeste succes, zo blijkt uit ervaring en onderzoek. Toezichthouder is inmiddels een aparte reclasseringsfunctie. Van hem of haar wordt veel gevraagd, moge duidelijk zijn. Chapeau voor hun tomeloze inzet!
Publicatiedatum: 11-11-2014
Datum laatste wijziging: 14-10-2015
Auteur(s): Marcel Krutzen
Verwante vensters
Extra
Onder reclasseringstoezicht
Gedurende de ondertoezichtstelling controleren en begeleiden
reclasseringswerkers justitiabelen, bijvoorbeeld tijdens al
dan niet aangekondigde huisbezoeken. Daarnaast kunnen
cliënten onder elektronische controle staan met een
enkelband, met of zonder GPS (Global Positioning System):
dan mag de justitiabele niet op bepaalde plekken verschijnen
of moet hij op bepaalde tijdstippen thuis zijn
De door justitie oplegde voorwaarden en met reclassering
(toezichthouders) gemaakte afspraken en gegeven aanwijzingen
zijn bedoeld om (mogelijke) gevaar- en recidiverisico’s te
voorkomen. Als cliënten zich niet houden aan deze
voorwaarden, aanwijzingen en afspraken wordt dit door de
reclassering bij justitie gemeld, hetgeen gevolgen heeft
voor het verdere verloop van het toezicht; in het uiterste
geval volgt gevangenisstraf.
Aantal toezichten in 2014:
Reclassering Nederland: 19.170
SVG Verslavingsreclassering: 13.642
Verder studeren
- Herman Franke (1990), Twee eeuwen gevangen. Misdaad en straf in Nederland. Utrecht: Het Spectrum. Aulapockets.
- Jean-Paul Heinrich (1995), Particuliere reclassering en overheid in Nederland sinds 1823. Gouda Quint. Vooral blz. 123-139.
- Lous Krechtig, Marije Lans, Ada Andreas, Anneke Menger, m.m.v. van Jaap van Vliet. (2012), Begeleidingsactiviteiten in de reclassering. Utrecht: Hogeschool Utrecht, Lectoraat Werken in Justitieel Kader. Eindredactie: Anke van Stijn. 58 blz.
- Ministerie van Justitie, Inspectie voor de Sanctietoepassing (2007), Inspectierapport Uitvoering reclasseringstoezicht voorwaardelijke veroordeling Casus J.C. Inspectierapport Dit onderzoek werd ingesteld na de moord op Jesse Dingemans op 1 december 2006 te Hoogerheide.
Literatuur
- René Poort (2009), Fundamenten voor toezicht Over de grondslagen voor de ontwikkeling van reclasseringstoezicht. Uitgave Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, SVG Verslavingsreclassering & Reclassering Nederland.
- Manja Abraham, Bram van Dijk & Marlene Zwaan (2007), Inzicht in Toezicht. De uitvoering van Toezicht door de Reclassering. Onderzoek door DSP Groep. Uitgave van WODC, Ministerie van Justitie.
- F.W. Bleichrodt (1997), Onder voorwaarde. Een onderzoek naar de voorwaardelijke veroordeling en andere voorwaardelijke modaliteiten. Deventer: Gouda Quint. Dissertatie Katholieke Universiteit Nijmegen.
- M.S. Groenhuijsen (1997), Review of the book: F.W. Bleichrodt, Onder voorwaarde. Een onderzoek naar de voorwaardelijke veroordeling en andere voorwaardelijke modaliteiten, in: Delikt en Delinkwent, 27(8), 789-795.
- Stef Christiaensen (2004), Tussen klassieke en moderne criminele politiek: leven en beleid van Jules Lejeune. Leuven University Press. Blz. 239-359 over voorwaardelijke veroordeling in België.
Aanvullend materiaal
- Minister van Justitie (2012), Wet Voorwaardelijke veroordeling en voorwaardelijke invrijheidstelling. Tekst van de wettelijke regeling.
- Kirsten Grandia, Chrissy James, Peter van der Laan, Willemijn Lamet, Tessa Meijer & Lotte Wanschers (2010), Reclasseringstoezicht en jongvolwassenen Een verkennend onderzoek naar kenmerken van jongvolwassen delinquenten in relatie tot reclasseringsbemoeienis. Nederlands Studiecentrum Criminaliteit en Rechtshandhaving (NSCR) in opdracht van Reclassering Nederland.
- Menno Jacobs, Anton van Kalmthout & Marijke von Bergh (2006), Toepassing van bijzondere voorwaarden bij voorwaardelijke vrijheidsstraf en schorsing van de voorlopige hechtenis bij volwassenen. Tilburg: IVA Beleidsonderzoek en advies. Onderzoek uitgevoerd in opdracht van het WODC. Bevat ook gegevens over Duitsland, Frankrijk, België, Engeland/Wales en Zweden.
Links