Canon Sociaal-cultureel werk
De eerste LP van het Vuilharmonisch Orkest verscheen in 1984 - foto cover door Paul Huf
Cover van de single van Het Vuilharmonisch okrkest uit 1981 met dirigent Harm van Ruth.
Hoes van de laatste LP van het Vuilharmonisch Orkest - We gaan op reis uit 1993
Het dirigeerschema van dirigent Harm van Ruth
Dirigent van het Vuilharmonisch Orkest in jaren negentig.
Optreden van het Groot Walenberg Vuilharmonisch Orkest in 1995.
Voorkrant van de baanbrekende studie Lof der ongepastheid van Herman Milikoski uit 1967
Affiche van de stichting Pandora ongeveer 1970
Single 1965 met SWIEBERTJES ZWERVERSLIED - DE KEUKEN VAN SAARTJE
De vrije Swiebertje tartte het gezag van Bromsnor
Cornelis (Nelis) de Gelder (1856-1931), beter bekend als Hadt-je-me-maar
Verwante vensters
1980 – Het Groot Walenburgs Vuilharmonisch Orkest
Van schaamte naar zelfbewustzijn
Het Groot Walenburgs Vuilharmonisch Orkest ontstond bij toeval. Paul Brandt, bewoner van de Amsterdamse HVO-voorziening Walenburg, zong graag in het park, maar werd daar uitgelachen of lastiggevallen. De directeur liet hem in de tuin zingen, er kwam een viool bij en voor men het in de gaten had, was er een orkest van bewoners van de Walenburg. In oktober 1980 volgde het eerste optreden. Daarna ging het snel. Hun programma noemden ze ‘Vitaminen’, samengesteld met ‘een lach en een traan’ en het optreden bevatte een mix van opera, religieuze muziek en meezingers.
In 1981 was het orkest te zien in het veelbekeken NCRV-programma Showroom, waarna het werd overstelpt met aanvragen voor optredens. In 1984 volgde de eerste single, getiteld La, la, la, la, la, la, en daarna de eerste lp (Volume 1). Deze plaat werd goud. Veel bekende artiesten traden met het orkest op. In 1986 speelde het orkest tijdens een galavoorstelling van Willy Alberti voor een uitverkocht Carré. Het succes hield aan tot ver in de jaren negentig, In 1996 werd het orkest opgeheven. De ouderdom had toegeslagen, waardoor de orkestgelederen danig waren aangetast.
Het succes van het Vuilharmonisch Orkest geeft aan dat het beeld van mensen wier bestaan zich buiten de geijkte paden ophoudt, in de jaren zeventig is gaan kantelen. In 1967 verscheen de klassieker Lof der onaangepastheid van Herman Milikowski, waarin deze socioloog hard uithaalt naar het idee achter vrijwel elke sociale interventie: mensen moeten zich aanpassen aan wat wenselijk is. Volgens Milikowski is het juist de kunst om het bijzondere in mensen te zien en te stimuleren. In plaats van het onaangepaste te bestrijden zou je het als levenskunst kunnen zien.
Dat zet de toon voor een nieuw soort denken, waardoor mensen anders tegen afwijkend gedrag begonnen te kijken. Het werd iets bijzonders, iets revolutionairs bijna. Beroemd werd het zilverkleurige affiche met de tekst ‘Ooit een normaal mens ontmoet? En beviel het…’ Vanuit dit nieuwe revolutionair-romantische perspectief was de dakloze niet langer een meelijwekkende sloeber, maar een vrijheidsapostel, een ongebonden vrijbuiter, die de gevestigde orde tart. Tv-held Swiebertje is vermoedelijk de bekendste verbeelding van deze andere kijk. De brutaal-vrolijke dorpszwerver in de gelijknamige televisieserie groeide in de loop van de jaren zestig uit tot een van de populairste figuren uit de Nederlandse televisiegeschiedenis.
De werkelijkheid kende natuurlijk geen Swiebertjes. In de realiteit zijn er nooit veel mensen geweest die de welstand van huis-en-haard achter zich lieten om onbekommerd de vrijheid in te trekken. Het is leuker om ernaar te kijken in films, erover te lezen in boeken of ze op een podium te zien optreden dan het zelf te moeten meemaken. Waar de perspectiefwisseling van de jaren zeventig echter wel toe leidde, is dat mensen in de marge van de samenleving zichzelf niet langer wegstopten. Wie niet meetelde hoefde niet langer te zwijgen. Het nieuwe denken zei immers: je mag er zijn, onaangepast of niet, verhef je stem. Dat leidde tot heel veel vormen waarin bijzondere mensen zich manifesteerden. Het Groot Walenburgs Vuilharmonisch Orkest is daar de opmerkelijkste uitdrukking van geworden. Sommige sceptici vonden de vertoning en vooral het enthousiasme overigens gênant. Was het echte belangstelling of als amusement gemaskeerd leedvermaak? Was het echte sympathie of lol om een ‘freakshow’?
Hoe het ook zij, de orkestleden vonden het geweldig. Sinds de jaren tachtig zijn er tal van kleine (overigens vaak tijdelijke) lokale initiatieven geweest, waarin daklozen zich hebben verenigd en hun stem hebben laten horen. Op 31 oktober 1984 werd de Landelijke Vereniging Thuislozen (LVT) opgericht, die zich tot doel stelde de belangen van thuislozen te behartigen. De Verenging heeft dat met veel verve tot 2012 gedaan, daarna is zij ter ziele gegaan.
Daarmee was er wel een andere toon gezet. Het motto werd dat je met schaamte geen stap verder komt, met zelfbewustzijn wel. Begin jaren negentig werd daar zelfs een economisch perspectief aan verbonden. Door zelf de Daklozenkrant te gaan verkopen konden mensen een begin maken om weer in hun eigen bestaansmiddelen te voorzien.
Publicatiedatum: 30-11--0001
Datum laatste wijziging: 04-12-2020
Auteur(s): Jos van der Lans
Verwante vensters
Extra
Had-je-me-maar – een zwerver wordt politicus
In 1921 besluit een groep kunstenaars, anarchisten en
vrijdenkers in Amsterdam een nieuwe politieke partij op
te richten: de Rapaille Partij. Zij meenden dat het net
ingestelde algemeen kiesrecht en de opkomstplicht geen
goede zaak waren. Van de massa viel immers weinig te
verwachten. Zij vroegen Cornelis de Gelder, in Amsterdam
bekend als Had-je-me-maar, lijsttrekker te worden bij de
gemeenteraadsverkiezingen van april 1921. De Gelder
bedelde rondom het Rembrandtplein regelmatig om geld en
had daarbij het meeste succes als hij het lied Had-je-
me-maar aanhief, dat hij ooit had gezongen om reclame
te maken voor de gelijknamige musical in de Amsterdamse
schouwburg. Het lied werd zijn bijnaam.
De campagne
van de Rapaille Partij werd een groot succes. Bij de
verkiezingen haalde Had-je-me-maar met meer dan 14.000
stemmen maar liefst twee zetels binnen, tot grote schrik
van het gemeentebestuur, dat de bui echter had zien
aankomen en een paar dagen voor de verkiezingen De Gelder
al had laten oppakken wegens dronkenschap.
Na de
verkiezingen krijgt hij in zijn cel in Veenhuizen bezoek
van een delegatie van het stadhuis, die hem – geheel
vrijwillig uiteraard – een verklaring laat ondertekenen
waarin hij afziet van zijn benoeming tot
gemeenteraadslid. ‘Den Haag’ stelt niet lang daarna
regels op dat verkiesbare personen aan ‘zekere normen’
moeten voldoen. Het heeft niet kunnen verhinderen dat
Had-je-me-maar de bekendste zwerver uit de Nederlandse
geschiedenis is geworden.
Verder studeren
- Linde, Maarten van der (2010), Basisboek geschiedenis sociaal werk in Nederland. Amsterdam: SWP, vierde druk. Hoofdstuk 9 en 10.
Literatuur
- Bakker, C.Th., e.a., (2011), Opvang en zorg onder één dak. HVO-Querido 1969-2009 Zutphen Walburg Pers, pp. 91-96. (Over het Groot Walenburgs Vuilharmonisch Orkest).
Aanvullend materiaal
- Petra Hunsche (1995), ’Als het maar klinkt, het geeft niet hoe’ , in: NRC, 22 september.
Links
- LVT, belangenbehartiging voor dak- en thuislozen een vereniging van en voor (ex)dak- en thuislozen
- Geschiedenis24 - Had-je-me-maar - Een zwerver wordt politicus
Studieopdrachten
Klik hier om de studieopdrachten te bekijken
Video
Satirische speelfilm over het Amsterdamse volkstype Hadt-je-me-maar (ook wel gespeld als Had je me maar), bijnaam voor Cornelis de Gelder, die in maart 1921 voor de Rapaille-partij meedeed aan de gemeenteraadsverkiezingen. Zijn kandidaatstelling was bedoeld als grap om te protesteren tegen de stemplicht, maar hij werd daadwerkelijk gekozen. De gebeurtenissen in de film worden gepresenteerd in de vorm van een droom van Hadt-je-me-maar over zijn verkiezing tot raadslid en zijn aanwezigheid bij een zitting van de gemeenteraad.