Canon volkshuisvesting
Cholera-epidemieën zorgden in de 19e eeuw voor enorme aantallen slachtoffers.
In 1854 rapporteerde het Koninklijk Instituut van Ingenieurs aan koning Willem III (1817-1890) over ’de vereisten en inrichting’ van arbeiderswoningen.
Titelpagina van het Verslag aan den Koning uit 1855.
Leefomstandigheden in de 19e eeuw.
De liberaal Willem Wintgens (1818-1895) wilde in 1854 gemeentebesturen de bevoegdheid geven huiseigenaren tot woningverbetering te dwingen. Hij kreeg geen meerderheid voor zijn plan.
Cholerakaart van Amsterdam uit 1866. Artsen probeerden grip op besmettelijke ziekten te krijgen door statistisch materiaal te verzamelen.
De choleracommissie waarschuwt in 1866 tegen bedorven fruit en pleit voor het drinken van zuiver water.
Samuel Sarphati (1813-1866), pionier van de hygiënisten, grondlegger publieke gezondheidszorg.
Proefschrift van huisarts Har Meijer over de geschiedenis van cholera in de 19e eeuw in Leiden.
1854 Verslag aan den Koning over de vereischten en inrigting van arbeiderswoningen
Het verband tussen huisvesting en gezondheid
‘In het lage, bedompte en kleine vertrek, met vuile, bemorste en vochtige muren kunnen bij geen mogelijkheid de stralen der zon doordringen; (...) De holwangige en dikbuikige kinderen dragen op hunne vermagerde beenen een bleek en door water opgezet ligchaam; twee hunner werden in het laatste jaar aan typhus behandeld.’Het citaat komt uit het rapport van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs (KIvI): Verslag aan den Koning over de vereischten en inrigting van arbeiderswoningen, 1854. De beschreven woning is van huurder A. Broekhuis, die met vrouw en zes kinderen midden in Arnhem woont. Hij betaalt 80 cent per week voor zijn schamele vertrekje bij een gemiddeld loon voor een werkman in die tijd tussen de 75 cent en 1 gulden per dag. Het is maar een van de vele voorbeelden die de onderzoekscommissie van het KIvI aanhaalt om te laten zien hoe slecht het op dat moment gesteld is met de woningen van de werkende stand.
Het KIvI legt – als een der eerste gezaghebbende instanties in Nederland – een verband tussen huisvesting en gezondheid; tegenwoordig een vanzelfsprekende relatie, maar in 1854 beslist nog niet. In de ogen van de commissie heeft een goede werkmanswoning grote ramen en goede ventilatie. Een gezin met vier kinderen heeft een woonkamer nodig met een kachel waarop gekookt kan worden, een keuken met bergruimte voor kookgerei, een ouderslaapkamer en een slaapkamer apart voor de jongens en de meisjes. Dat klinkt opmerkelijk modern in een tijd dat de meeste arbeiders nog slapen in een bedstede of een alkoof, een inpandige ruimte zonder ventilatie. Stromend water, een eigen toilet en riolering horen nog niet tot de verworvenheden van die tijd. Dit is nog de tijd van mesthopen en vuilnisbelten in de stad, van drinkwater uit de gracht of uit de openbare waterpomp. Volgens het KIvI vergt een goede werkmanswoning een investering van minstens 1.030 gulden tegen een rente van 7 procent. Daarom het advies om alleen nieuwe woningen te bouwen voor werklieden die minimaal een gulden per dag verdienen.
De samenstellers van het KIvI-rapport zijn aanhangers van de gezondheidsleer, een nieuwe overtuiging dat je besmettelijke ziekten kunt voorkomen door allerlei preventieve maatregelen als openbare en persoonlijke hygiëne, betere gezondheidszorg en voeding én goede geventileerde woningen. Dat leidt uiteindelijk tot een gezondere bevolking die harder kan werken; een stimulans voor economische groei. Het past naadloos in de negentiende-eeuwse sfeer van optimisme over de mogelijkheden van wetenschap en techniek. Degenen die goede, goedkope woningbouw als oplossing zien, vinden hun voorbeelden vooral in Engeland. Op de eerste wereldtentoonstelling van 1851 in Londen is – onder patronage van prins Albert – een modelblokje arbeiderswoningen gebouwd, dat ook in Nederland veel aandacht krijgt.
Het KIvI hoopt op snelle actie van de regering om betere woningbouw voor arbeiders mogelijk te maken. Voorlopig tevergeefs. De landelijke politiek blijft nog bijna vijftig jaar afkerig van inmenging in de privésfeer van de woning. Zo is er in 1854 geen Kamermeerderheid voor het plan van de liberaal mr. Willem Wintgens (1818-1895) om gemeentebesturen de bevoegdheid te geven huiseigenaren tot woningverbetering te dwingen. De gemeentebesturen zijn verantwoordelijk voor volksgezondheid en woningbouw, sinds de Grondwet van 1848. Dus de teneur is dat de gemeentelijke notabelen lokaal maar wat moeten regelen.
Wel neemt het tweede kabinet-Thorbecke in 1865 een aantal wetten aan die staatstoezicht op de volksgezondheid mogelijk maken via provinciale geneeskundige raden. Dat is nodig want er heerst grote angst voor besmettelijke ziekten – zoals cholera – die in korte tijd veel slachtoffers maken. Zo overlijden er bij een cholera-epidemie in 1866/1867 in korte tijd minstens 21.000 mensen. Extra beangstigend omdat nog niemand weet hoe je ziek wordt. Pas in de jaren tachtig van de negentiende eeuw blijkt een bacterie de boosdoener, die zich verspreidt via besmet drinkwater.
De provinciale geneeskundige raden berichten geregeld over getouwtrek met gemeenten over de begrenzing van de gemeentelijke verantwoordelijkheid: ligt die alleen bij de bestrijding van epidemische ziekten of óók bij het helpen voorkomen daarvan, bijvoorbeeld door woningen te laten bouwen die niet vochtig zijn? En dan ‘vochtig’ vaak in de zin van een houten loopplank op de vloer nodig hebben om droge voeten te houden. Het pleit zal pas beslecht worden in 1901 met het aannemen van de Woningwet gecombineerd met de Gezondheidswet.
Publicatiedatum: 27-04-2015
Datum laatste wijziging: 23-08-2023
Auteur(s): Margriet Pflug
Verwante vensters
Extra
Hygiënisten
Jonge politiek geëngageerde geneeskundigen leggen zich in
de loop van de negentiende eeuw toe op verbetering van de
openbare hygiëne. Zij verzamelen medisch statistisch
materiaal om onderzoek te kunnen doen naar de oorzaken van
epidemieën. Zij schrijven (school)boekjes, pamfletten en
bijdragen voor populaire almanakken. Zij houden openbare
lezingen en bemoeien zich zelfs met plannen voor
stadsuitleg, zoals de arts Samuel Sarphati (1813-1866) in
Amsterdam (hoewel deze zichzelf publiekelijk niet als hygiënist betitelde). Zo proberen zij de geesten rijp te maken voor
het besef dat openbare gezondheid ieders persoonlijke
verantwoordelijkheid is, ongeacht leeftijd of
welstandsklasse. Zij schrijven over het belang van een
schoon lichaam, schone kleding, gezond eten, schoon
drinkwater, frisse lucht en goede verwarming.
Bijna alle hygiënisten van het eerste uur zitten na 1865 in
de commissies voor geneeskundig staatstoezicht. In die
functie ijveren zij voor schoon drinkwater, aanleg van
riolering, inentingen en bestrijding van besmettelijke
ziekten.
Verder studeren
- Beekers, Wouter, (2012), Het bewoonbare land. Geschiedenis van de volkshuisvestingsbeweging in Nederland. Hoofdstuk 1 t/m 3, pp. 23-105.
- Ottens, Egbert (1975), 'Liefdadigheid' , hoofdstuk 1 uit: 'Ik moet naar een kleinere woning want mijn gezin wordt te groot', uitgave Gemeentelijke Dienst Volkshuisvesting Amsterdam, ter gelegenheid van 125 jaar sociale woningbouw in Amsterdam.
Literatuur
- Bruin, Willem de (2010), Samuel Sarphati (1813-1866). Schepper van een nieuwe stad. In: Historisch Nieuwsblad, nr. 8 / 2010.
- Hagoort, Lidia, (2013), Samuel Sarphati, 1813-1866. Van Portugese armenarts tot Amsterdamse ondernemer.. Amsterdam: Bas Lubberhuizen.
- Har Meijer (2005), De stad, het vuil en de dokter Onderzoek naar het functioneren van de stadsgenees- en heelkundigen ten tijde van en in verband met de cholera-epidemieën in Leiden in de negentiende eeuw. 1832-1866. Leiden Uitgeverij De Kler, ISBN 90 70084 44 9.
- Peter Ekamper (2015), Delfts blauwe dood: de cholera-epidemieën van 1849 en 1866 In de 19de eeuw kende Nederland met enige regelmaat enorme uitschieters in de sterfte als gevolg van diverse epidemieën van besmettelijke ziekten zoals pokken, tyfus en cholera. Dit gold ook voor Delft.
Aanvullend materiaal
- Schipholt, Ingrid Lutke (2005), 'Als niets helpt word je onverschillig´ Huisarts Har Meijer over stadsdokters in tijden van cholera. In: MEDISCH CONTACT, nr. 47, 25 november 2005.
- Meijer, Har (2005), De blauwe dood. Leiden: De Kler. Roman n.a.v. proefschrift van deze Leidse huisarts over de cholera-epidemie in met name 1832. Zeer inzichtelijke beschrijving van de erbarmelijke leefomstandigheden en enorme drankzucht, spannend gemaakt door een moordintrige.
Links