Canon volkshuisvesting
Woningopzichteres mevrouw Schuurmans met kinderen in de Woonschool Zeeburgerdorp - 1927.
De Londense Octavia Hill (1838-1912) probeerde met sociaal beheer arme arbeidersgezinnen te verheffen tot een hoger beschavingspeil.
Helena Mercier (1839-1910) was een van de grondleggers van het maatschappelijk werk in Nederland.
Johanna ter Meulen (1867-1973) trok begin jaren negentig van de 19e eeuw naar Londen om daar het vak van woningopzichteres te leren.
Louise Went (1865-1951) was samen met Johanna ter Meulen een van de oprichters van de Vereniging van Woningopzichteressen.
Woonschool Zeeburgerdorp in Amsterdam.
Woonschool Asterdorp in Amsterdam-Noord.
Voorkant van een boek over de geschiedenis van Asterdorp, geschreven door Stephan Steinmetz.
Gezinsoord in Ruinen. In totaal richtte de regering er negen in.
’Het ging er niet om deze mensen de beschavingsles te lezen, maar juist in hun eigenheid, hun onaangepastheid, te waarderen.’
De Tokkies: Wat ooit onder de burgerij vooral afschuw wekte, kan in onze mediacultuur moeiteloos tot vrolijk amusement verheven worden.
Skaeve Huse - opvang voor overlastigen in Amsterdam.
Tussen 2008 en 2015 werd er jaarlijks een Dag van de Huismeester georganiseerd.
1903 Wonen moet je leren
Het woonbeschavingsoffensief
Wonen moet je leren – met die beschavingsmissie was Octavia Hill (1838-1912) in de jaren zestig van de negentiende eeuw in Londen begonnen met het sociaal beheer van woningen waarin de armste arbeidersgezinnen een plek kregen. In haar ogen was goede volkshuisvesting een voorwaarde voor volksontwikkeling. Door persoonlijke contacten konden woningopzichteressen de arbeidersklasse verheffen tot een hoger beschavingspeil.
Het werk van Octavia Hill kreeg in Nederland bekendheid door het boek Over arbeiderswoningen, dat Helene Mercier in 1886 publiceerde. Twee bij de eerste Amsterdamse sociale woningbouw betrokken vrouwen, Johanna ter Meulen en Louise Went, trokken begin jaren negentig van de negentiende eeuw naar Londen om daar het vak te leren. Toen in 1901 de nieuwe Woningwet een aanzienlijke uitbreiding van het aantal door woningbouwverenigingen gebouwde sociale huurwoningen mogelijk maakte, voorzagen zij dat het woningwerk een enorme vlucht zou nemen. Daarom namen zij in 1903 het initiatief tot de oprichting van een Vereniging van Woningopzichteressen – de eerste ‘sociaal werk’-beroepsvereniging in Nederland.
De woningopzichteressen waren zeer sociaal bewogen en actief betrokken bij hun bewoners, inden wekelijks de huur en zagen toe op zaken als een verbod op huisdieren of het drogen van de was in de woonkamer, een verplicht wekelijks bezoek aan het badhuis en het verplicht gebruikmaken van de gemeenschappelijke wasgelegenheid voor het wassen van kleding. Wonen werd door hen ook vooral gezien als een onderlinge vrouwenzaak, omdat vooral vrouwen over de talenten beschikten om ‘van vrouw tot vrouw’ bewoonsters van persoonlijk advies te dienen. Mannen waren doorgaans uithuizig en hadden daar nu eenmaal geen kaas van gegeten.
Dit beschavingsoffensief was zeker succesvol. Maar er bleef een groep mensen die zich hier weinig aan gelegen lieten liggen. Voor deze groep ‘asocialen’ kwam in de loop van de twintigste eeuw de term ‘onmaatschappelijkheid’ in zwang. Voor hen werkte de vrouwelijke overtuigingskracht niet meer, zij moesten met harde hand heropgevoed worden, in aparte woonwijken. Zo ontstonden ‘inrichtingen voor het onderbrengen van toezicht vereischenden gezinnen’, later aangeduid als woonscholen, zoals Zeeburgerdorp (eerst houten barakken in 1918 en vanaf 1926 in een speciaal ontworpen dorp) en Asterdorp (1927) in Amsterdam, Zomerhof in Den Haag (1921) en het Kerkwegcomplex in Utrecht (1925). Gelegen aan de rand van de steden werden het – ondanks alle goede bedoelingen – vanzelf achterbuurten. Wie daar woonde, deugde niet; asocialen, zoals ze in de volksmond werden aangeduid.
Na de Tweede Wereldoorlog ontstonden er vanuit dezelfde filosofie Gezinsoorden voor Moeilijk Opvoedbare Gezinnen, veelal geïsoleerd gelegen in landelijke gebieden van Drenthe en Overijssel. De zorg voor asociaal en onzedelijk gedrag groeide in de jaren van wederopbouw enorm. De bloeiperiode van de onmaatschappelijkheidsbestrijding is dan ook van relatief recente datum: 1955-1965.
Daarna keerde het tij. Het denken veranderde bijna 180 graden, onder meer door het werk van Herman Milikowski, Lof der onaangepastheid (1967). Het ging er niet om deze mensen de beschavingsles te lezen, maar juist in hun eigenheid, hun onaangepastheid, te waarderen. Dit nieuwe, nogal romantische denken betekende de definitieve nekslag voor de woningopzichteressen. In 1953 vierde de vereniging nog wel het vijftigjarig bestaan, maar in 1959 veranderde ze de naam in Vereniging voor Sociaal Woningbeheer, die snel daarna een stille dood stierf. Langzaam maar zeker schaften de woningbouwverenigingen in de decennia daarna het woonmaatschappelijk werk af. Dat was overbodig geworden. Zo ging je niet met burgers om, was de nieuwe optimistische opvatting.
De praktijk bleef echter weerbarstig. Er bleven gezinnen/mensen wier gedrag niet door de beugel kon. Deze gezinnen werden officieel niet langer als ‘onmaatschappelijk’ of ‘asociaal’ gediskwalificeerd, maar minder terechtwijzend geduid in termen van ‘overlast’. Maar als het dan langdurig de spuigaten uitliep, dook als vanzelf weer de gedachte op om deze mensen ergens af te zonderen: van degradatiewoningen (voor het eerst zo benoemd door wethouder Bax in Bergen op Zoom), via wooncontainers (vanaf 1993 een initiatief uit Kampen) tot het Amsterdamse project Skaeve Huse: een aparte woonvoorziening naar Deens voorbeeld voor mensen die in hun woonsituatie regelmatig overlast veroorzaken op een locatie waar ze anderen niet storen en onder toezicht van een professionele woonbegeleider. Geheel in deze traditie hield PVV-leider Wilders in 2011 een pleidooi voor het inrichten van ‘tuigdorpen’.
Met uitzondering van het Skaeve Huse-project, dat in verschillende steden navolging heeft gekregen, zijn de meeste van deze wegzet-initiatieven niet erg succesvol geweest. Er is ook iets dubbelzinnigs aan de hand. Niemand wil naast een asociaal gezin wonen – ze geven professionals en instanties handenvol werk –, maar in de media kunnen ze soms omgetoverd worden tot dekselse rebellen. De romantische echo van Milikowski krijgt nogal eens een perverse vervorming – zie de eindeloos herhaalde lotgevallen van de Familie Flodder en de heldenstatus die de Tokkies ooit wisten te bereiken. Wat ooit onder de burgerij vooral afschuw wekte, kan in onze mediacultuur moeiteloos tot vrolijk amusement verheven worden.
Maar zo vrolijk is de werkelijkheid niet. Zeker in achterstandswijken, met een zeer heterogene bevolkingssamenstelling, gaat het (samen)wonen niet vanzelf goed. Mensen bezorgen elkaar (geluids)overlast, en achter de voordeur wil ook nog wel eens het nodige misgaan (mishandeling, verwaarlozing kinderen). De laatste decennia trekken daarom opnieuw steeds meer professionals de buurten en woningen in om sociale processen in goede banen te leiden. Ze noemen zich geen woningopzichteressen meer, maar buurtbeheerders, buurtconciërges, huismeesters, sociale beheerders en buurtregisseurs, die steeds vaker weer in dienst zijn van woningcorporaties. (Zie ook: 1993 – Bemoeizorg.) Ze strijden ook minder dan hun voorgangsters tegen verpaupering en verkrotting; ze hebben hedendaagse doelen: leefbaarheid, veiligheid, activering. (Zie ook: 1947 – De wijkgedachte .) Maar wie ze over hun werk hoort praten, merkt al snel dat ze uit een vergelijkbare (sociale) houtsoort gesneden zijn als hun verre voorgangers ruim een eeuw geleden.
Dit venster is een samenvoeging van twee vensters in de Canon sociaal werk – algemeen. Het betreft het venster 1903 Vereniging van Woningopzichteressen. Van woninginspectie naar huismeesterschap en
1918 Woonschool Zeeburgerdorp. Van opvang van asocialen tot Tokkie-amusement.
Publicatiedatum: 09-06-2015
Datum laatste wijziging: 02-09-2016
Auteur(s): Jos van der Lans
Verwante vensters
- 1870 Helene Mercier
- 1899 Opleidingsinrichting voor socialen arbeid
- 1903 Vereniging van Woningopzichteressen
- 1918 Woonschool Zeeburgerdorp
- 1946 Goed wonen
Verder studeren
- Adrianne Dercksen en Loes Verplanke (1996), Geschiedenis van de onmaatschappelijkheidsbestrijding in Nederland 1914-1970. Amsterdam/Meppel: Boom.
- Ali de Regt (1995), Arbeidersgezinnen en beschavingsarbeid. Ontwikkelingen in Nederland 1870-1940. Amsterdam: Boom. Met name: hoofdstuk VII, ‘Woningopzichteressen en beschaving’, pp. 175-198.
- Stephan Steinmetz (2016), Asterdorp Een Amsterdamse geschiedenis van verheffing en vernedering Amsterdam: Atlas Contact.
Literatuur
- Ali de Regt (1977), Arbeidersgezinnen en industrialisatie: ontwikkelingen in Nederland 1880-1918. in: Amsterdams Sociologisch Tijdschrift, 4(1), 3-27.
- Ali de Regt (1979), 'Woningopzichteressen: een mislukt professionaliseringsproces', in: Amsterdams Sociologisch Tijdschrift, 6(3), 418-448.
- Ali de Regt (1981), 'Ontoelaatbare gezinnen. Over het ontstaan van onmaatschappelijkheid', in: Amsterdams Sociologisch Tijdschrift, 7(4), 391-432.
- Egbert Ottens (1975), ’Huisvesting onaangepasten’, hoofdstuk uit: Ik moet naar een kleinere woning want mijn gezin wordt te groot, uitgave Gemeentelijke Dienst Volkshuisvesting Amsterdam, ter gelegenheid van 125 jaar sociale woningbouw in Amsterdam.
- Ali (1982), 'Armenzorg en disciplinering', in: Amsterdams Sociologisch Tijdschrift, 8(4), 636-659.
- Frits van Wel (1988), Gezinnen onder toezicht. De Stichting Volkswoningen te Utrecht. 1924-1975. Proefschrift. Amsterdam: SUA.
- Ali de Regt (1986), 'Onmaatschappelijke gezinnen: over het verdwijnen van een categorie', in: J. W. de Beus & J. A. A. van Doorn (red.), De geconstrueerde samenleving (pp. 133-154). Meppel/Amsterdam: Boom.
- Stephan Steinmetz (2016), Asterdorp, een Amsterdamse geschiedenis van verheffing en Vernedering Amsterdam: Atlas Contact. [Link is een samenvatting van het boek. Voor meer informatie zie 'Publicaties'.]
Aanvullend materiaal
- Johanna ter Meulen (1898), De beschaafde vrouw als opzichteres over arbeiderswoningen. Befaamd rapport (6 blz.) voor de Nationale Tentoonstelling voor Vrouwenarbeid, waarin zij pleit voor woningopzichteres als gesalarieerd beroep.
- Johanna ter Meulen (1903), Huisvesting van armen te Amsterdam. Geïnspireerd door Octavia Hills Homes of the London Poor.
- Wilhelmina C. Blomberg (1953), (1953), Vijftig jaren woningwerk in Nederland. Uitgave van de Vereniging van woningopzichteressen.
Links
- Website woonschool Asterdorp - Amsterdam
- Burenrecht in Nederland - onderdeel van de website Wettelijke aansprakelijkheid (WA.nl)
Studieopdrachten
Klik hier om de studieopdrachten te bekijken
Video
Crowdfunding voor een documentaire over Asterdorp.
YouTube | Gepubliceerd op 3 jan. 2014.