Canon vrouwenopvang
Zuster met baby op Moederheil
Kleine Zusters van de H. Sint Jozef.
Gang en kapel in Moederheil Ginneken.
Hoofdgebouw Moederheil in Breda Ginneken, in 1995 afgebroken.
Kraamkamer Tweede Klasse Moederheil.
Kraamzaal Derde Klasse Moederheil.
Rector A.J.Scheermakers, Moederheil omstreeks 1930.
Moeder met baby in Moederheil 1942
Kraamzorg rond 1965.
Zuster met medewerkster begin jaren zestig.
groepje voor Moederheil jaren zestig
logo Valkenhorst
Entree Valkenhorst Safegroup
Koffie Unit Valkenhorst omstreeks 1975.
In januari 2021 publiceerde de journalist Cristel Don over dit vergeten hoofdstuk uit de geschiedenis het boek Afstandsmoeders. Over vrouwen die gedwongen hun kind afstonden - 1956-1984.
1921 Moederheil
Doorgangshuis voor ongehuwde moeders
‘‘De ongehuwde moeder heeft gezondigd tegen God en tegen de Maatschappij. Liefst zoolang mogelijk voor de bevalling worden de ongehuwde moeders in het huis opgenomen; zoolang mogelijk, omdat de meisjes vooral voor de bevalling het meest geneigd zijn te luisteren naar vermaningen en goeden raad’. (Citaat uit de stichtingsakte van Moederheil)
De ´Stichting Moederheil, R.K. Doorgangshuis voor ongehuwde moeders met kindertehuis´ werd opgericht in 1921 in Breda. Het zette de werkzaamheden voort van de Sint Magdalenastichting die in 1915 was begonnen met de opvang van ongehuwd-zwangere meisjes. De naam Moederheil leek goed gekozen voor haar doelstelling die zich richtte op het ‘werkelijke heil der ongehuwde moeders’ door de ‘instandhouding en versterking van de band tussen Moeder en kind, zowel waar het de natuurlijke als de bovennatuurlijke verplichtingen betreft’.
De oprichters van Moederheil vroegen de Kleine Zusters van de Heilige Joseph, die hun wortels in Limburg hadden, om de opvang van jaarlijks zo’n honderd (aanstaande) ongehuwde moeders en hun kinderen te verzorgen. De zusters startten in Breda en weken in 1924 uit naar Ginneken, ten zuiden van Breda.
Naast opvang was ook opleiding een doel van de stichting. Het opleiden van de jonge moeder zou leiden tot de ‘zedelijke en maatschappelijke opheffing van de gevallen meisjes’. In 1927 ging de opleiding tot kraamverzorgster van start. Bijna veertig jaar lang leidden de Kleine Zusters jonge vrouwen op tot kraamverzorgster. De vrouwen waren werkzaam in de kliniek aan huis die ook door de Kleine Zusters werd geleid. Moederheil had een goede naam in Breda en omstreken en voorzag duidelijk in een stijgende behoefte. In 1927 waren er 91 gehuwden en 53 ongehuwden bevallen.
De zorg van Moederheil was erop gericht om moeder en kind bij elkaar te houden. Niet alleen uit mededogen maar ook om de vrouw erop te wijzen dat ze de gevolgen van haar ‘zonde’ moest dragen. Een niet onaanzienlijk deel van de vrouwen heeft in de loop der jaren toch afstand van hun kind gedaan. Er was altijd wel een dokter, verpleegkundige, priester of familielid die het kind, illegaal, ergens wist onder te brengen. Het aantal ongehuwde moeders nam in de jaren dertig en veertig toe. De opvattingen over bij wie een kind het beste af was veranderden. Een kind moest in een veilige omgeving opgroeien en die kon niet altijd door de biologische moeder geboden worden.
In de opvatting van de nieuwe generatie opvoeders na de Tweede Wereldoorlog was de ongehuwde moeder geestelijk labiel en kon zij onmogelijk goed zelf voor haar kind zorgen. Niet de bloedband, maar de gezinsband werd van essentieel belang geacht voor het kind. Het taboe op afstand doen van je kind werd minder en het afstand doen werd bovendien legaal na de Adoptiewet van 1956. De FIOM (Federatie van Instellingen voor Ongehuwde Moeders en haar kind) waar Moederheil zich in 1963 bij had aangesloten, bemiddelde bij het zoeken naar adoptie-ouders. Een aantal van deze afstandskinderen spande begin jaren negentig procedures aan tegen Moederheil, dat toen Valkenhorst heette, omdat zij inzage wilden in het dossier dat ooit over hun biologische moeder was aangelegd.
Begin jaren zestig begon Moederheil haar functie als opvangtehuis voor ongehuwde moeders te verliezen. De Kleine Zusters maakten plaats voor agogisch geschoolden. Seksuele voorlichting verbeterde, het gebruik van voorbehoedsmiddelen nam toe, net als de tolerantie ten opzichte van het ongehuwd moederschap. Om de terugloop tegen te gaan werd de doelstelling van de Stichting in 1971 verruimd en kreeg niet alleen de ongehuwde moeder hulp, maar ook moeders en kinderen in crisissituaties. Een jaar later volgde een nieuwe naam: Valkenhorst. Tegenwoordig valt de crisisopvang onder de Safegroup die hulp biedt aan gezinnen in West-Brabant die te maken hebben met huiselijk geweld.
Publicatiedatum: 24-09-2014
Datum laatste wijziging: 27-09-2022
Auteur(s): Desiree Vreke
Verwante vensters
- 1552 Zorg voor wezen en vondelingen
- 1874 Maatschappij tot Opvoeding van Weezen in het Huisgezin
- 1930 Federatie van Instellingen voor Ongehuwde Moeders en haar kind (FIOM)
Extra
Adoptiewet (1956) & 15.000 afstandsmoeders
De Adoptiewet uit 1956 wilde een einde maken aan dubieuze
kindtransacties
waarin ongehuwde moeders gedwongen werden hun kinderen bij
pleegouders
onder te brengen. Aan die wet ging een sterke lobby van de
Nederlandse
Vereniging van Pleegouders vooraf, die een einde wilde maken
aan onzekere en
rechteloze situaties. Met de wet in de hand kon de
hulpverlening zich gaan
toeleggen op het professioneel begeleiden van afstand en
adoptie. Moeders werd
voorgehouden dat ze de kleine weinig te bieden hadden. Zou
de
baby bij een net
getrouwd stel dat zat te smachten naar een kind niet veel
beter af zijn? Tussen ’56
en eind jaren ’70 hebben ongeveer 15.000 moeders in
Nederland
hun baby
afgestaan. Allemaal moeders die het beste wensten voor hun
kroost, maar zelf
door een hel zijn gegaan. Ze waren niet in blijde
verwachting
maar vreesden de
woede van hun ouders, het gefluister van de buren, het
gegiechel van vriendinnen.
Ze werden ‘vrijwillig’ gedwongen hun kind af te staan. De
laatste jaren is pas
duidelijk geworden hoe groot het leed is dat daardoor werd
veroorzaakt. In
september 2019 klaagde de dan 71-jarige Trudy Scheele-
Gertsen
de Nederlandse staat aan voor de in haar ogen onrechtmatige
wijze waarop haar kind in 1976 van haar werd afgenomen.
De rechter oordeelde op 26
januari 2022 dat de kinderbescherming en daarmee de
Nederlandse staat daarvoor niet aansprakelijk gesteld konden
worden omdat het afstaan van de kinderen in de tijd dat het
op
grote schaal plaats vond eerder een kwestie was van sociale
en
maatschappelijke druk van ouders, maatschappelijk werkers,
huisartsen en andere instanties dan van ’juridsch
verwiijtbare’ besluiten door de Raad van de
Kinderbescherming.
Waarbij de rechter overigens niks af wilde doen van ’het
verschrikkelijke leed’ van de betrokken vrouwen. Trudy
Scheele-Gertsen reageerde buitengewoon teleurgesteld op dit
vonnis.
In januari 2021 publiceerde de journalist Christel Don over
dit vergeten hoofdstuk uit de geschiedenis het boek
Afstandsmoeders.
Over vrouwen die gedwongen hun kind afstonden - 1956-
1984
.
Verder studeren
- J.J. Brouwers, M.J.M. Duijghuisen (1995), Van Moederheil en Valkenhorst: een geschiedschrijving. Uitgave van Valkenhorst Opvang en Begeleidingscentrum voor Vrouwen en Kinderen, 52 pagina's.
- Nora Holtrust (1995), De geschiedenis van de afstandsmoeder. Dikke bult, eigen schuld. in: PUBLIEK GEHEIM. Deprivatisering van het vrouwenleven. Nemesis Essays, blz. 45-59.
- Anna Lambrechtse (2009), ‘Van gevallen vrouw tot maatschappelijk probleem.’ Zedelijkheid en sociale zorg voor ongehuwde moeders in Amsterdam, 1941-1956. Masterscriptie Geschiedenis, Universiteit van Amsterdam.
Literatuur
- Elke Beurskens (2006), "Mijnheer Dokter, kunt u deze ongehuwde moeder helpen?" Onderzoek naar het te doorloppen traject voor ongehuwde moeders in de 'Rooms-Katholieke Vereniging Moederschapszorg Heerlen'in de periode 1925-1935. Masterscriptie Gendergeschiedenis Radboud Universiteit Nijmegen.
- Jet Kunkeler (1989), Echo uit het verleden: De zaak Maria R. 'We zitten hier bepaald niet om die vaders te verdedigen. De Tijd, jrg. 15, nr. 31, 4 aug. p. 10-12.
- Désirée Wolfhagen (1997), Wat niet weet wat niet deert: het recht op afstammingsgegevens. Nemesis, jrg. 13, nr. 3 (mei/juni), p. 98-103.
- Ernest Hueting, Rob Neij (1990), Ongehuwde Moederzorg in Nederland. Zutphen: Walburg Pers.
- Anton van Renssen (2022), Zij kwamen nooit voor niets Nabij Producties, Nijkerk.
Aanvullend materiaal
- Ida Kemperman-Wilke (2001), Inventaris Archief Centrale Ver. van Org. voor hulpverlening aan niet-gehuwde Moeders (COM). Brochures Moederheil (1902-1975) inv.nr 120-121.
- Saskia Swart en Erica Veenhof (1977), Inventaris van het archief van de Nederlandse Federatie van Instellingen voor de Ongehuwde Moeder en haar kind (FIOM). Inv.nr. 84: Breda: De Valkenhorst, voorheen Moederheil. 1 pak 1930, 1944-1973.
- Anneke Stoffelen (2019), ’Ze moest haar kind afstaan en wijt dat aan de staat’ ,in:de Volkskrant, 11 september.
- Cristel Don (2021), Afstandsmoeders. Over vrouwen die gedwongen hun kind afstonden - 1956-1984 Amsterdam: Thomas Rap.
Links
- Andere Tijden Afstandsmoeders
- Stichting Afstandsmoeders
- Brabantse erfgoed afstandsmoeders
- de Rechtspraak Vorderingen in zaak afstandsmoeders afgewezen jan 2022
- Safegroup vrouwenopvang in Breda
Studieopdrachten
Klik hier om de studieopdrachten te bekijken
Video
YouTube, 5 okt. 2022 | Gemaakt door Gilles Frenken (Frenkenfilms) in opdracht van Moviera | Aanpak huiselijk geweld en mensenhandel. Bezoek voor meer informatie www.moviera.nl.