
Christel Jansen
De Woonschool
Het verhaal van een meisje dat opgroeide tussen zwakbegaafden en 'asocialen'
Er zijn niet zo heel veel boeken waarin de
geschiedenis van het sociaal werk op een verbeeldende wijze is
gedocumenteerd. Ja, er zijn historische studies, grotendeels gebaseerd op
archief onderzoek; er zijn ook oude documenten van hoofdpersonen, rapporten
van gemeentelijke instanties, maar boeken die echt tot de verbeelding
spreken ontbreken. Nagenoeg, want het prachtige documentaireboek Het
pauperparadijs van Suzanna Jansen leek daar verandering in te brengen.
Eindelijk een boek waarin literaire kwaliteiten worden aangewend om de
geschiedenis te laten spreken. Maar daarna bleef het toch stil.
Die stilte is nu doorbroken door een prachtig boek: De Woonschool
van Christel Jansen. Het is, zoals de ondertitel ook meldt, het verhaal van
een meisje dat opgroeide tussen zwakbegaafden en ‘asocialen’. Jansen neemt
de lezer mee naar de wereld van de Haarlemse Parkwijk, waar in 1960 in het
kader van de onmaatschappelijkheidsbestrijding een van de zes naoorlogse
Woonschool-experimenten startte. Zo’n zestig asociale gezinnen werden in
een aparte wijk rondom vier pleintjes bijeengebracht, waarbij op elke hoek
een kantoortje is voor het maatschappelijk werk dat tot taak heeft deze
gezinnen tot een normaal bestaan te verheffen.
Dat wordt een totale mislukking. Christel Jansen laat aan de hand van het
verhaal van Suus Jonkers (wel een echte persoon, niet de echte naam) zien
waarom. Parkwijkers worden niet alleen door iedereen met de nek aangekeken,
maar creëren met elkaar een even solidaire als meedogenloze wereld. De
moeder van Suus is een soort mevrouw Tokkie, die vooral uitblinkt in
zelfmedelijden. Er wordt volop geslagen, gedronken, verkracht, maar wie een
vinger naar de buurt uitsteekt krijgt de volle laag.
Het maatschappelijk werk krijgt daar totaal geen
greep op. Christel Jansen laat dat zien door uitvoerig de twijfels in beeld
te brengen van Herman Radema, de leider van het experiment. Hij ziet steeds
duidelijker dat het niet werkt, dat het eigenlijk een schande is. Uiteindelijk
stopt de regering in 1969 het experiment, maar moeten halverwege de jaren
negentig de sloophamers er aan te pas komen om deze asociale buurt van de
kaart te vegen. De ellende van deze ‘multiprobleem gezinnen’ heeft dan
inmiddels meerdere generaties getekend. Alleen Suus is er aan ontsnapt.
De Woonschool is een boek dat verplichte literatuur moet worden in
de opleiding van het maatschappelijk werk. Het is indringend geschreven,
waarbij dan weer Suus Jonkers in de ik-vorm vertelt, dan weer voor een wat
afstandelijker vertelperspectief wordt gekozen. Zo wordt de lezer in de
rauwe werkelijkheid van de Parkwijk getrokken, waar permanent geldgebrek en
altijd op de loer liggend geweld de boventoon voeren, maar waar – hoe
onbegrijpelijk soms ook – de onderlinge familieband (`apenliefde’) bijna
onbreekbaar is.
Bij woonscholen denken we tegenwoordig toch aan de vooroorlogse
woonscholen, zoals in Amsterdam het Zeeburgerdorp en het Asterdorp in Noord. Wie dit
boek leest realiseert zich ineens dat die geschiedenis helemaal niet zo ver
achter ons ligt. Nog schokkender is wellicht dat het boek op meerdere
momenten laat zien dat de problemen die wij nu vaak tegenkomen in de aanpak
van multiprobleemgezinnen (te veel vergaderen over, te weinig er zijn voor)
eigenlijk ook al in de Parkwijk in Haarlem zichtbaar waren. Wat hebben we
er eigenlijk van geleerd?
Jos van der Lans
Zie ook het venster in de Canon sociaal werk over de woonscholen.Beoordeling redactie: