Christianne Smit De volksverheffers Sociaal hervormers in Nederland en de wereld 1870-1914 Verloren, Hilversum, 2015 ISBN 978- 90-870-4546-3 € 39.00 Bestellen |
|
De huidige sociale sector bouwt in grote mate voort op het werk van enkele honderden weldenkende, bewogen, sociaal-liberale burgers die zich tegen het einde van de 19de eeuw enorm ging inspannen om iets te doen aan het deplorabele lot van de Nederlandse arbeidersklasse. Over dat fenomeen zijn al eerder boeiende studies verschenen, denk aan de dissertatie van Ali de Regt (1984) Arbeidersgezinnen en beschavingsarbeid en Zorg en de staat van Abram de Swaan (1989). Die beide studies neigden ertoe om het werk van die weldenkende burgers te beschouwen als pogingen om de arbeidersklasse te beheersen. In haar recent verschenen studie De volksverheffers – sociaal hervormers in Nederland en de wereld kiest de Utrechtse onderzoeker Christianne Smit een andere focus: ze beschrijft niet volksverheffing als fenomeen, maar de volksverheffers zelf, de mensen van vlees en bloed die het soms bang, maar meestal idealistisch (en tevreden met zichzelf) deden. Meestal tot innige tevredenheid van de mensen voor wie ze zich inzetten. Die focus op personen levert om te beginnen prachtige details op, zoals dat de Amsterdamse wethouder Floor Wibaut voor zijn bezoeken aan arbeiders een speciaal pak had ‘uitsluitend voor deze woningbezoeken. Thuiskomend ging het weer op zolder. Vaak bracht ik ongedierte mee. Als ik thuiskwam, ging ik terstond onder een douche en deed schoon ondergoed aan.’ (p.48) Voorbij zulke details laat Smit een groep mensen zien die oprecht geschokt was door de levensomstandigheden van de arbeidende klasse, die zich als een ‘stil en bleek plebs’ ophield in huizen als holen maar zich daarbij niet neerlegde. Ze waren hervormingsgezind en actief in binnen- en buitenland op zoek naar concrete mogelijkheden om concreet iets te ondernemen. Die concrete actie kreeg om te beginnen vorm in verbetering van de woonsituatie door het bouwen van betere huizen. Zonder de volksverheffers geen woningbouwverenigingen. Maar hun streven ging verder dan dat: buurthuizen, drankbestrijding, promotie van lichamelijke oefening, vegetarisme en kamperen, reinheid, boekenuitleen, lezingen, ambachtelijke vrijetijdsbesteding… En dwars door dat alles heen een niet aflatende inzet om het ‘karakter’ van de arbeider te verbeteren: die moest namelijk worden opgekweekt tot de fitte, fatsoenlijke en onderlegde medeburger waaraan de natie behoefte had. En niet alleen onze Nederlandse natie: de volksverheffers vormden een internationaal gezelschap dat graag bij elkaar op bezoek ging om de laatste inzichten en tips & tricks uit te wisselen. Smit laat zien dat de volksverheffers vooral te vinden waren in sociaal-liberale kring, dat wil zeggen: dus niet zozeer in de katholieke, protestante of rode zuil. Ook daar waren destijds wel pogingen om iets aan het lot van de arbeidersklasse te doen, maar dan wel vooral de ‘eigen’ arbeiders. De verzuiling van (de voorlopers van) het sociaal werk vond pas later plaats, na de Eerste Wereldoorlog, toen het sociaal-liberalisme van het politieke toneel verdwenen was. De verhouding van de volksverheffers met de overheid was niet partijpolitiek, maar wel politiek: ze vonden in meerderheid dat de situatie zo ernstig was dat de staat in geval van nood moest ingrijpen. Met name lokale overheden dienden zich naar hun smaak actiever in te zetten. Daarmee bevorderden zij ‘een politiek waarin de vermenging van moraal, publieke opinie en politieke maatregelen gestalte kreeg,’ aldus Smit (p.393). Daarmee legden zij, zonder het nadrukkelijk zelf te willen, het fundament van het huidige sociaal domein, waarin de verhouding tussen overheid, burgers en professionals nog steeds diffuus is, zoals de hierboven besproken essaybundel stelt. Smits historische verhalen maken dat mooi inzichtelijk. Nico de Boer |
|