Het Willemsfonds (WF) is bij de start in 1851 de eerste brede Vlaamse culturele organisatie gericht op volksontwikkeling. Naast zijn specifiek Vlaamse emancipatieoptiek volgde het de lijn van de verlichtingsideeën van de progressieve burgerij. Tot aan de Belgische onafhankelijkheid in 1830 waren er in onze contreien verschillende departementen van de Nederlandstalige instelling “Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen”. Ze was de voorloper van het WF. ‘Het Nut’ stichtte bijvoorbeeld de eerste bewaarschool (kleuteropvang) te Brussel in 1827.
Bij de stichting te Gent, onder de naam van Jan Frans Willems, was het opzet volksverheffende Nederlandstalige literatuur ter beschikking te stellen van de leden. Het bestuur werd gevormd door liberalen en gematigde klerikalen. Die samenwerking was echter van korte duur. Toen Julius Vuylsteke in 1862 het roer overnam, kwam er een versterkte klemtoon op vrijzinnigheid. Daarnaast bouwde hij het fonds om tot een dynamische vereniging van lokale afdelingen met als kernactiviteiten: volksbibliotheken, volksvoordrachten, het propageren van het Vlaamse lied en de inrichting van taallessen.
Daarmee gaf hij uitdrukking aan een dubbele emancipatielijn: anti-franskiljons en anti-klerikaal, ‘Klauwaerd en Geus’. Een bijzonder groot deel van de Vlaamse bevolking was echter nog analfabeet, waardoor armere Vlamingen niet bereikt werden. *
Vuylsteke had de toon gezet en de katholieken zaten in het defensief. Het duurde tot 1874 om het Davidsfonds (DF), verwijzend naar Jan-Baptist David, van de grond te krijgen.
E.H. Schuermans, samen met de studentenvereniging “Met Tijd en Vlijt”, bouwde vanuit de pastorie te Wilsele aan het alternatief. De feitelijke start was in december 1874, de officiële op 23 mei 1875 te Leuven.
Illustratief voor de strijdverhoudingen was dat al in januari 1875 en te Gent(!), een eerste DF-afdeling begon onder leiding van de overgelopen Willemsfondser Frans De Potter.
De aanval op "onze vijanden", zoals De Potter ze noemde, was begonnen. De strategie was die van een spiegelgevecht. Het DF nam het programma van het WF over, maar met een ander accent: zij beoogden zedelijke verheffing via ‘volksboeken’ en antivrijzinnige strijdliteratuur.
Ook het ‘echt en rechtzinnig katholiek DF’ had snel nood aan een tweede adem, ingeblazen door de nieuwe voorzitter prof. P. Willems in 1878.
Met de steun van de lokale clerus groeide het snel. Daartegenover kon het WF enkel rekenen op vrijzinnige onderwijzers. De onderwijswetgeving, na de schoolstrijd van 1884, veranderde het landschap. Daardoor werd het WF vooral een stedelijke organisatie en werd het DF sterker op het platteland. Het WF kon wel rekenen op vrijzinnige Noord-Nederlandse lezers, het DF daarentegen bleef strak Vlaams verankerd.
Het katholieke elan van het DF maakte dat de volgende voorzitter Joris Helleputte, in zijn feestrede van juni 1901 zelfs de doodsklok durfde te luiden over het WF. In juli van datzelfde jaar, vijftig jaar na de stichting, maakte deze organisatie zich echter juist sterk voor een nieuwe toekomst. En die kreeg ze.
Haar sporen verdiende ze met de strijd voor taalwetten in het middelbaar onderwijs, terwijl het DF zijn katholieke onderwijs niet kon vermurwen tot lessen in de eigen taal.
In het licht van de groeiende verzuiling en het beginnende sociaal-cultureel werk, waarvan WF en DF zowat de eerste bouwstenen waren, ontstaan later vergelijkbare fondsen.
* In 1850 kreeg de helft van de bevolking in Vlaams-België steun vanwege de armenzorg.
Publicatiedatum: 00-00-0000
Datum laatste wijziging :11-12-2015
Auteur(s): Wim Verzelen,