1970 Vrouwenbeweging en sociaal werk
De link met nieuwe sociale bewegingen
 
  homepage   volgende   laatste

De invloed van de eerste emancipatiegolf (suffragettes) op het sociaal werk was, internationaal gezien, bijzonder groot. Sociaal werk werd zelfs één van de belangrijkste activiteitsgebieden voor burgervrouwen die uit hun cocon wilden breken en zich maatschappelijk wilden engageren. Ook bij ons zagen we daar sporen van. Zeer duidelijk in het sociaal werk binnen de katholieke vrouwenbeweging met figuren als Louise Van der Plas, Belpaire, Cappe en Baers. Maar de eerste emancipatiegolf bij ons was natuurlijk wel breder. Uiteindelijk sloeg hij toch neer in het zuilenveld en de eigen liberale, socialistische en katholieke vrouwenverenigingen.
Was de tweede emancipatiegolf van de jaren zeventig even invloedrijk binnen het sociaal werk?

De bewegingscomponent start in het voorjaar van 1970, met ludieke acties van jonge studentes en groepen middenklassevrouwen. Dolle Mina (uit Nederland geïmporteerd) en PAG (de Pluralistische Actiegroep Gelijke kansen voor vrouwen en mannen), die meteen al afstand namen van de klassieke verzuilde vrouwengroepen, zetten de toon.
Deze nieuwe organisaties, zoals ook de dynamische katholieke Vrouw-Maatschappij, opgericht in 1974 met Miet Smet aan het roer, bouwden aan een sterke combinatie van eigen vormingswerk en maatschappelijke actie. Hun thema’s en werkterreinen waren: volwaardige beroepsposities, seksuele zelfbeschikking, abortus, dubbele taakbelasting (werk en huishouding), rolmodellen en opvoedingspatronen, individuele ontplooiing en politieke impact.
Ze bewogen zich in analyse en actie tussen de studentenbeweging en andere nieuwe sociale bewegingen in.
Hun maatschappelijke strijd kreeg aanzien via de oprichting van het Vrouwenoverlegkomitee (VOK) begin 1972 in de volkshogeschool De Blankaart en de eruit voortvloeiende vrouwendag; de eerste op 11 november 1972. Het waren medewerksters van het invloedrijke ‘De Nieuwe Maand’, Rita Mullier, Marijke Van Hemeldonck e.a., die dit stuurden. Ze zochten naar een front over de partij- en zuilgrenzen heen en het werkte.
Vrouwenhuizen werden als uitvalsbasissen gecreëerd. Het eerste te Antwerpen in 1974.

Er is echter ook een, voor het hulpverleningsluik van het sociaal werk, tweede invalshoek zichtbaar. De vrouwenbeweging stelde psychosociale problematieken aan de orde: seksueel misbruik, mishandeling, abortus. Daarenboven werd gewezen op de ‘mannelijke’ benadering in de hulpverleningspraktijk. Hierrond zien we zowel acties tot ontwikkeling komen als discussies over de noodzaak van vrouwspecifieke hulpverlening. Vluchthuizen worden opgericht om bescherming te bieden die nergens anders kon gevonden worden. Ondertussen zijn ze, vanuit een bepaalde opvatting, weer discutabel: vrouwen in dat soort situaties laten zich door hun partner vermurwen, keren terug en hervallen in slachtofferschap...
Er wordt gestreden om "abortus uit het strafrecht" te halen, sterk gefocust rond de aanhouding van dr. Peers (begin ’73). Sociaal werkers discussiëren over specifieke vrouwenhulpverlening, nu ze geconfronteerd werden met de seksespecifieke achtergronden van allerlei problematieken op het vlak van relatiegedrag, seksualiteit, verslaving enz.
Vrouwengroepen worden opgericht om onderling na te denken over de eigen situatie en vrouweigen thematiek.

Niet enkel de nieuwe vrouwenbeweging heeft invloed op het sociaal-cultureel werk en de hulpverlening. Er zijn ook verbindingen zichtbaar met de holebi-beweging, de Derde Wereld- en Vierde Wereldbeweging en de milieubeweging via de milieueducatie. Vergeten we vooral ook niet de omslag naar het Gelijke Kansenbeleid dat, met zijn oorsprong in het verzet van ongelijk behandelde groepen, het sociaal werk doortrekt.

Publicatiedatum: 00-00-0000
Datum laatste wijziging :00-00-0000
Auteur(s): Wim Verzelen,
Verder studeren
Literatuur
Aanvullend materiaal
Links
Studieopdrachten Klik hier om de studieopdrachten te bekijken
 
  homepage   volgende   laatste