1925Van weldadigheid naar C.O.O. De overheid neemt taken over
Met de inlijving van de Zuidelijke Nederlanden bij Frankrijk kreeg de ‘openbare onderstand’ (de overheidszorg voor armen) een nieuw gezicht. Het belang van het religieuze verkleinde. De wet van 1796 voorzag in de oprichting van “les Commissions des Hospices Civils” (Commissie van Burgerlijke Godshuizen) en “les Bureaux de Bienfaisance” (burelen van weldadigheid).
De Burelen van Weldadigheid waren verplicht in iedere gemeente, terwijl de commissies facultatief waren. De commissies werden belast met alle vormen van institutionele zorgverlening: vondelingen- en weeshuizen, bejaardentehuizen, hospitalen en dergelijke.
De burelen van weldadigheid zorgden voor hulp aan huis: kleding, levensmiddelen, verwarming, geneesmiddelen, beddengoed en soms eens geld. Het grootste gedeelte van de hulp moest echter in natura zijn. Anders dan nu werden de middelen om steun te verlenen niet via belasting, maar via collectes verzameld.
De Belgische Staat richtte al in 1895 een Koninklijke Commissie op voor hervorming van de armenzorg. Maar het was pas dertig jaar later, op 10 maart 1925, dat de wet op de Commissies van Openbare Onderstand (C.O.O.) werd gestemd. Via die wet werd de lokale armenzorg gemoderniseerd met de verplichte installatie van één dienst voor armenzorg per gemeente. Dat was natuurlijk eerder al de doelstelling van Juan Luis Vives geweest.
De opdracht van de COO was duidelijk: bijstand aan hulpbehoevenden, met inbegrip van bejaardenzorg, hospitaalverzorging voor noodlijdenden en voogdij over arme wezen en vondelingen. COO's waren samengesteld uit burgers die voorgedragen en voor zes jaar verkozen werden door gemeenteraadsleden. Hierin is nog steeds de huidige vorm herkenbaar van het onrechtstreeks verkiezen van OCMW-raadsleden. Ze werden ook toen al bijgestaan door een secretaris en een ontvanger. De raad van de COO kon een maatschappelijk werker inschakelen, maar dat kwam pas na de Tweede Wereldoorlog echt op gang.
Dat het zolang duurde voor er een ‘moderne armenopvang’ werd gerealiseerd, illustreert hoe traag en terughoudend de Belgische overheid reageerde op het probleem van armoede en achterstelling. Zij liet de aanpak liever over aan de charitatieve organisaties en de verzuilde organisaties.
De Pelikaan staat symbool voor de COO’s. Het feit dat kroeskoppelikanen (een van de zeven soorten pelikanen die in Europa voorkomen) in de broedtijd een bloedrode vlek op de krop vertonen en een rode keelzak hebben, gaf aanleiding tot het volksgeloof dat de vogel zich de borst zou openrijten om de jongen met zijn eigen bloed te voeden. Deze legende is zeer oud. De christenen zagen in de vogel een beeld van Christus die aan het kruis zijn bloed vergiet voor de mensheid. De pelikaan werd zo al vlug het symbool van de ouderlijke liefde, de goedheid en de liefdadigheid.
In de geschiedenis van de openbare armenzorg in Antwerpen is het oudste symbool zeker de duif, het teken van de Heilige Geest. De pelikaan verscheen als beeld vanaf de 15e eeuw. In de 16e eeuw ontstaat er een soort wapenschild waarin de pelikaan het centrale motief vormt. Bovenaan reikt de duif hem de lauwerkrans aan. Het geheel wordt geflankeerd door een weesjongen en -meisje. Wanneer in 1925 de Commissie van Openbare Onderstand ontstaat, blijft de pelikaan het symbool van de Antwerpse openbare weldadigheid.
Publicatiedatum: 00-00-0000
Datum laatste wijziging :00-00-0000
Auteur(s): Jan Steyaert,