Er bestaat het beeld van de sociale sector dat die een afkeer heeft van technologie. Historische voorbeelden zoals het gebruik van de telefoon in hulpverlening of video-interactietraining bewijzen het tegendeel. Ook toen informatie- en communicatietechnologie zich een beetje begon te verspreiden, dacht sociaal werk na over eventuele toepassingen. Symbool daarvoor staan de Vlaamse studiedag 'hulp in beeld' van december 1992 en het grote Vlaams-Nederlands Wel.Com 3 congres te Maastricht in juni 1993. Tegelijkertijd vond daar een internationaal congres plaats met hetzelfde thema (HUSITA 3).
Terugkijkend op die periode is het belangrijk om voor ogen te houden dat computers toen logge en dure dingen waren en nog voornamelijk op kantoor voor zakelijke toepassingen gebruikt werden. De grote doorbraak van computers thuis, eenvoudige internettoegang en gebruik in de informele en amusementssfeer zijn pas later ontstaan.
Het denken over toepassingen van computers in de sociale sector richtte zich toen voornamelijk op informatiebeheer, zoals electronische cliëntdossiers, beheer en verwerking van registratiegegevens en digitale sociale kaarten (bv. SokaData).
Later is dit denken uitgebreid met aandacht voor het gebruik van computers door personen met een functionele beperking, mede onder invloed van de Europese Commissie en hun TIDE programma (Technology initiative for disabled and elderly persons). Daarbij ging het dan bv. over het gebruik van computers door blinden via toegankelijke websites (onder meer het anysurfer keurmerk) en het gebruik van domotica en alarmsystemen door zelfstandig wonende ouderen. De mobiele telefoon heeft op dit terrein voor een revolutie gezorgd, hij voorziet immers in een eenvoudig alarmsysteem zonder stigma van hulpbehoevendheid.
Sinds eind jaren negentig is er sprake van een derde aandachtsgolf voor technologie vanuit de sociale sector. Het al dan niet hebben van toegang tot computers en internet bleek namelijk oorzaak te zijn van een nieuwe sociale tweedeling in de samenleving: de zogenaamde 'digitale kloof' . Belangrijk daarin was de verschuiving van gebrek aan bezit van computer/internet (met als oplossing het voorzien van toegang via digitale trapveldjes of pc-prive projecten) naar vaardigheden (met als oplossing het voorzien van trainingen) naar een arme informatiecultuur (veel entertainment via internet, weinig informatie). Om voor dit laatste gepaste sociale interventies bedenken, is nog niet zo eenvoudig.
Hoewel de digitale kloof er nu helemaal anders uitziet en sociale toepassingen van ict gemeengoed geworden zijn, is er nog bijzondere aandacht nodig voor de toegankelijkheid van technologie voor mensen met een functiebeperking, vooral voor slechtzienden. Nog te dikwijls worden websites zodanig gemaakt dat toegang voor hen niet evident is.
De positieve kant van deze ontwikkeling is dat het deel van de bevolking dat wel toegang tot internet heeft, daar op een sociaal nuttige wijze gebruik van kan maken. Zo zijn er b.v. initatieven ontstaan om wijkwebsites te maken als medicijn tegen eenzaamheid en onverdraagzaamheid in de wijk. Ook de doorgroei van telefonische hulpverlening naar online hulpverlening hoort hier thuis. Niet alleen is hulp nu op meer tijdstippen beschikbaar, ook vindt een jongere doelgroep zo haar weg naar sociale hulpverlening.
Een aandachtspunt blijft evenwel de relatie tussen informatietechnologie en bureaucratie. Computers creëren het beeld dat alles tot vele cijfers na de komma beheersbaar is, en dat leidt nogal eens tot een formulierendictatuur.
Publicatiedatum: 00-00-0000
Datum laatste wijziging :11-12-2015
Auteur(s): Jan Steyaert,