1965Sociaal werk met migranten op een dubbelspoor Beleids- en particulier initiatief
In de loop van 1963 werd een politieke aanzet gegeven om gerichter werk te maken van de opvang van immigranten. Vanuit het Ministerie van Tewerkstelling werd, gegeven de concentratie in de mijnbouw, de wens uitgesproken voor een Limburgs Onthaalcomité voor de gastarbeiders. Op de achtergrond speelde - toen ook al - een aansturing vanuit Europa. De concrete omstandigheden werden ingevuld door de toevloed van Turkse en Marokkaanse migranten.
In deze nieuwe beleidscontext wordt ook de term ingevoerd die voor de enen het tijdelijk verblijfskarakter van deze arbeiders suggereert, voor de anderen de nood om hen als medeburgers te onthalen en te behandelen.
In september 1965 kon Marie-Claire Rosiers als diensthoofd de Provinciale Onthaaldienst Gastarbeiders starten. Samen met Greta Stryckers, sociaal werkster, zou ze aan een lange geschiedenis beginnen. Aanvankelijk is de werking aanvullend op wat vanuit de mijnindustrie was opgezet. Bij de neergang ervan (na 1966) wordt het P.O.G. autonomer. Daarbij zal ook, onder invloed van de gewijzigde economische omstandigheden, het Limburgs Instituut voor de SamenlevingsOpbouw een rol gaan spelen.
Zo wordt de Limburgse aanpak het richtpunt voor een sociale en bedrijfsexterne benadering van het vreemdelingenvraagstuk, waarbij integratie en emancipatie nieuwe ordewoorden worden.
Andere initiatieven m.b.t. de opvang van gastarbeiders zullen hier lange tijd inspiratie uit halen. Maar veel beleidsinterventies volgen er niet meer!!!
Een andere insteek voor een even bepalend deel van de sociaal werkpraktijk met migranten, is die van het particulier initiatief. Dit soort pionierswerk wordt zichtbaar in de Noordwijk te Brussel.
Het is letterlijk 1968 en het decor is de Sint Rochusparochie van pastoor Swinnen die een eigen sociale dienst ontwikkelt. Zijn eerste zorg zijn de autochtone arme behoeftigen, maar hij heeft ook oog voor de ingeweken vreemdelingen (Italianen, Spanjaarden, Grieken, aangetrokken door bouwprojecten) die zich in zijn parochie vestigen. Huisvesting wordt een bijkomende zorg die de pastoor in handen geeft van Roza Schoofs een maatschappelijk werkster met structurele inzichten, naar het voorbeeld van Jane Addams.
Het groot aantal migranten jongeren in de wijk, noopt de redemptorist pater Paul Steels tot actie. In 1969 start hij een werking op die bijzonder veel impact heeft en die in 1972 tot een echt jeugdhuis leidt, dat door de jaren heen steeds meer Marokkaans getint wordt. Zo werd in Brussel Noord stapsgewijs een hele onthaaldienst ontwikkeld.
In 1974 zal men - samen met heel wat bewoners uit de Noordwijk - naar Sint-Jans Molenbeek verhuizen. Een verhuis die gebeurt onder invloed van de verdringingsacties van het Brusselse stadsbestuur: de Noordwijk moet worden gesloopt en er moet plaats worden gemaakt voor megalomane nieuwbouw.
Er volgen jaren van actie waarbij de eerste initiatieven rond huisvesting uitgroeien tot een strijd voor de eigen leefruimte van gewone mensen. Professor Albert Martens, arbeidssocioloog begaan met het migratiefenomeen en later de eerste voorzitter van de Hoge Raad voor Migranten, wordt één van de voortrekkers.
Het jeugdhuis van pater Steels in ’Muilebeik’ (Molenbeek) kreeg bij zijn verhuis een nieuwe naam: de Foyer. Daar vindt ook de jonge dominikanerpater en antropoloog Johan Leman een werkterrein. Hij zal er later, van 1981 tot 1989, directeur worden. Bij de oprichting van het Koninklijk Commissariaat wordt hij medewerker van Paula D’Hondt en de trekker van het Centrum voor Gelijke kansen en Racismebestrijding. In 1993 wordt hij hiervan de eerste directeur.
Publicatiedatum: 00-00-0000
Datum laatste wijziging :19-09-2014
Auteur(s): Wim Verzelen,