1923Medisch maatschappelijk werk Gezondheid is de eerste zorg?!
Bij de start van het professioneel maatschappelijk werk in de jaren twintig van de vorige eeuw is er een bijna symbiotische relatie met de medische zorg. De grens tussen het sociale en het medische was toen uiterst dun. Op dat moment stonden tuberculose-, alcoholbestrijding, acties voor hygiëne etc. voorop en werden de infirmières-visiteuses (o.a. van het ‘Kinderheil’) ingeschakeld.
De aanzet van het eigenlijke 'medisch maatschappelijk werk' ligt bij ons in 1923.
Al vrij snel groeide (het pleidooi voor) de inzet van het maatschappelijk werk in ziekenhuizen, via ‘een sociale dienst’. Daarvan getuigt een van de eerste scripties van sociale werksters (mei 1922) die inspiratie zocht in het Franse voorbeeld. De auteur, J. Vermeylen, beschrijft de opdracht als “in dienst van alle zieken met het oog op het tegengaan van besmettingen, gevolg van slechte behuizing, slordigheid en een gebrek aan regelmatige zorg bij vooral ‘les classes laborieuses’”. Het belang van directe samenwerking met de artsen in het ziekenhuis (zoals dat zijn oorsprong vond in Engeland en Amerika) wordt aangekaart. Het gaat om hulp bij het ontwikkelen van een zo breed mogelijk onderbouwde diagnose (waarvoor ook huisbezoeken nodig worden geacht). Vermeylen pioniert in haar stageperiode te Ukkel (1922), krijgt later (iets meer) voet aan de grond in Saint-Jean (met M.-J. Janvier, januari ’23) en in het Brugmann-ziekenhuis te Brussel. De Amerikaanse invloed is ondertussen ook zeer letterlijk te nemen, tot en met intakeformulieren die zijn afgekeken!
In de eerste decennia van de professionele hulpverlening wordt het belangrijkste strijdpunt: een sociale dienst of medisch-sociale hulpverlening. De eerste invalshoek is die van administratieve zorg, regelgeving, opname en ontslag. De tweede legt meer accent op psychosociale hulp bij ziekteproces, behandeling en nazorg.
Illustratief hiervoor is het psychiatrisch maatschappelijk werk dat ontstond in de psychiatrische ‘kolonie’ te Geel. Adolf Borgers, één van de eerst afgestudeerde werkers en zijn vrouw Louisa Sergent, (zie archief OPZ) opereren in 1923 in het kader van het ‘Werk van Wederaanpassing’.
Sociale dienstverlening werd echter lang gezien als extra hulpverlening náást de autoritair georganiseerde geneeskunde. Daarenboven werd deze dienstverlening in Vlaanderen, met zijn overwegend katholieke ziekenhuizen, zeer lange tijd opgenomen door ziekenzusters en aalmoezeniers!
Oorspronkelijk was het medisch maatschappelijk werk, dat in vanaf 1895 gestalte kreeg als een hulpverleningslijn, direct verbonden met zorg voor armere patiënten. Mary Stewart kreeg meer ‘lady almoners’ in haar voetspoor die geleidelijk terrein veroverden op de gesloten medische wereld.
Veel later (in het interbellum) kreeg het Amerikaanse sociaal werk meer ruimte in de medische wereld, op grond van erkende deskundigheid in (veelal Freudiaans gebaseerde) psychosociale begeleiding.
Vanaf de jaren zestig/zeventig heeft zowat elk ziekenhuis een sociale dienst waar maatschappelijk werkers en sociaal verpleegkundigen worden ingezet voor zowel administratieve als psychosociale ondersteuning van patiënten. De professionalisering neemt gaandeweg toe met aandacht voor toegesneden informatie, zorg en opvolging.
Vanaf de jaren tachtig claimen de meeste diensten (tegenover de nog steeds stroeve medische discipline) aanzien en impact als ‘dienst patiëntenbegeleiding’, waarvan de sociale dienst – met meer administratiever taken – onderdeel wordt. Daarmee wordt ook de weg open gemaakt voor een verdere interne specialisering: specifieke begeleiding voor bepaalde patiëntengroepen (oncologie bv., levensbeschouwelijke zorg, palliatieve zorg, crisisinterventie...)
Het belang van ‘geïntegreerde zorg’ en geïntegreerde verpleging’ neemt eind de jaren negentig toe.
Een specifieke uitbreiding die verder hoge ogen gooit is de installatie van ombudsdiensten in de ziekenhuizen.
Geleidelijk aan zijn de sociale diensten van ziekenhuizen geformaliseerd en is de erkenning van de professionele inzet van ‘maatschappelijk werkers’ algemeen (zij het dat ze veelal ook sociaal verpleegkundigen als collega’s houden). De overkoepelende term ‘sociale werker’ is hier dan ook zeer op zijn plaats.
Hun professionele identiteit is echter aardig sterk. Daarvan getuigt het feit dat de enige Vlaamse beroepsvereniging voor maatschappelijk werkers op dit moment (al vanaf 2009 opgestart) die van ziekenhuiswerkers is!
Publicatiedatum: 15-05-2014
Datum laatste wijziging :03-11-2014
Auteur(s): Wim Verzelen,