1953 Social casework
Een latere doorstart...
eerste   vorige   homepage   volgende   laatste

De basis van alle individueel sociaal werk-methodieken schoot bij ons pas laat wortel, ook al was Richmond’s publicatie “Wat is social casework” (1922) heel snel beschikbaar. In 1926 is er al een Franse vertaling (van Pauline de Chary en René Sand) klaar: “Les méthodes nouvelles de l’assistance”, met als ondertitel ‘Le service social des cas individuels’. Hetzelfde jaar staat ook de Nederlandse vertaling van Zuster A.M. Onnen in de bibliotheek. Het lijkt er echter op dat de toenmalige instellingen er niet voor openstonden, té Amerikaans (té persoonsgericht) en niet hanteerbaar voor de autoritair gestuurde praktijken van bij ons.

Onze start van beroepsmatig ‘maatschappelijk dienstbetoon’ ligt meer in de collectief dan in de individueel gerichte actie, al hebben we uiteindelijk toch te maken met een dubbelspoor. De collectief (en structureel) gerichte benadering zat vooral in de (christelijke) arbeidersbeweging vanaf de jaren twintig. Daartegenover groeit er (niet-)confessionele dienstverlening en instellingszorg. Maar voor dit gebied had men meer oog voor de medische invalshoek dan voor de psychologische.
Lang zullen dit gescheiden kanalen blijven met elk hun opleidingsaccenten (katholieke opleidingen versus niet-katholieke) en vaak ook aparte werkgebieden.
De hele optiek van het ‘Maatschappelijk Dienstbetoon’ (tot diep in de naoorlogse periode de gangbare term voor alle sociaal werk) is volgens de katholieke zuil, reële oorzaken van sociale problemen aanpakken via sociale en politieke ontvoogding. Daarvoor mikken ze op het verstevigen van de zgn. ‘sociale kaders’: gezin, werk, dé beweging (lees: de eigen arbeidersorganisaties).
Daarnaast wordt dan wél ruimte gezien voor de invalshoek van Richmond: werk in bedrijven (de zgn. nijverheidsassistenten), rechtbanken, ziekenhuizen, sanatoria, psychiatrie... Zo zag Maria Baers het nog in 1952. Maar ze vraagt om terughoudendheid: “Op dit ogenblik staan al de landen van de wereld, met inbegrip van onze Europese landen, bloot aan de aanvallen vanwege de Noord-Amerikaanse opvattingen. Deze richten zich meer en meer en schier uitsluitend naar het case-work dat ik “psychisch” zou willen noemen, (daarmee verwijzend naar de sterke psychologiserende ontwikkeling binnen het casework (...)In de V.S. wordt de sociaal assistent de onmisbare medewerker van de psycholoog en van de psychiater.” Maar België is Amerika niet!

Toch raakt men, ook binnen de katholieke opleidingen, geleidelijk overtuigd van verdieping via casework. Het werk buiten de traditionele beweging breidt uit! Naast de nood vanuit opleidingen lijkt er tegelijk input te komen uit de sfeer van de sociale diensten van het leger. Niet denkbeeldig, want er is de Amerikaanse naoorlogse invloed én de sociale dienst van het leger krijgt te maken met specifieke individuele gevallen van weduwen, wezen, oorlogsinvaliden, die buiten de traditionele zorgkaders vallen.
In 1953 wordt de Canadese pater oblaat Swithun Bowers als expert in (katholiek) Vlaanderen binnengehaald. Hij leert werken: “met grondige kennis van psychologische bevoegdheid en verfijnde technische vaardigheid, meer bewust in dienst staan van de persoonlijkheid van de cliënt, persoonlijkheid die moet gerevalueerd of sterker bevestigd worden.” Een paar jaar eerder (november 1951) waren er al twee studiedagen te Brussel.

Daarna komt het casework als basismethode van de individuele hulpverlening in een stroomversnelling. Reden daarvoor is de vlotte toegang via Nederlandse vertalingen van standaardwerken (Hamilton, 1952, Perlman, 1959 en later Florence Hollis,1978), na de basisintroductie van Marie Kamphuis.
Een noodzakelijke kanttekening: In de jaren zestig was er een vrij grote discrepantie tussen de enthousiaste caseworkdocenten op hogescholen en de praktijk in het werkveld. De organisaties bepaalden in hoge mate de ‘speelruimte’ voor een doorgedreven individuele aanpak en daar gold kritiek op de uitgangsstelling: “de cliënt staat centraal!”. Het advies was vaker ‘bijsturen’, weliswaar gesteund op deskundig inzicht in de persoonlijkheid en gedragen door ‘totale persoonlijke ontmoeting’. Zo dat er vanuit wetenschappelijk hoek correcties op komen: “De organisaties voor maatschappelijk werk mogen niet naar een industrieel patroon opgezet worden, er is noodzaak voor zelfstandigheid van de maatschappelijk werker (socioloog E. Leemans, 1961). Maar 'social casework' werd populair en ingebed in voorgezette opleidingen (vanaf 1975 te Heverlee) nadat eerder (vooral) docenten bijscholing zochten in Amsterdam of Nijmegen.
Op het einde van die periode raakte het casework nadrukkelijk in psychoanalytisch vaarwater! Daarvoor zetten diensten nog minder hun deuren open!
De methode wordt nadien door andere invalshoeken overschaduwd. Ze wordt pas terug zichtbaar gemaakt door de herbronning van Stef Herman en Hilde Vlaeminck e.a. Social Casework in de 21e eeuw (2002)

Publicatiedatum: 12-05-2014
Datum laatste wijziging :03-11-2014
Auteur(s): Wim Verzelen,
Verder studeren
Literatuur
  • PDF document Le Service Social (1929), Dans la bibliotheque signaal van beschikbaarheid van de vertalingen van Richmond in het Frans en het Nederlands in 1929 (Ecole Central, Bruxelles)
  • PDF document D. Herderschée (s.d.), Maatschappelijk Hulpbetoon korte bespreking eerste Nederlandse vertaling van Richmond.
  • PDF document L. Tierny (1950), The nature and definition of social casework in Australian Social Work, 4: 1, 7-10 is een bespreking van de benadering van Swithun Bowers van social casework. De invalshoek die hij wellicht ook gebruikte bij zijn bijscholing in Vlaanderen in 1953. URL: http://dx.doi.org/10.1080/03124075008522509
Links
Studieopdrachten Klik hier om de studieopdrachten te bekijken
eerste   vorige   homepage   volgende   laatste