1997 Van lappendeken tot supermarkt?
Hoe een versnipperd landschap aan elkaar werd gesmeed.
eerste   vorige   homepage   volgende   laatste

Het verhaal van de Centra voor Algemeen Welzijnswerk heeft een lange aanloop en een complexe voorgeschiedenis. Het is het resultaat van stapsgewijze fusieoperaties. Het decreet van 1997 leverde, na een trage start, rationalisering op en samenwerking van voorheen naast elkaar opererende hulpverleningsdiensten. Met een specifieke zgn.”enveloppefinanciering”, een vast bedrag zelfstandig te gebruiken door de organisatie, werd een definitieve weg ingeslagen.

Tot de jaren zestig zat het maatschappelijk werk opgesloten in traditionele kaders en was de handelingsrichting hoofdzakelijk die van aanpassingsstrategie. Het was ingebouwd in de medische sfeer (diensten maatschappelijk werk binnen de ziekenfondsen o.a.), de juridische en de materiële (C.O.O. en charitatieve organisaties) sfeer.
Naarmate de welvaartsstaat groeide, verschoof ook de behoefte naar de aanpak van sociaalpsychologische problemen (relaties, verslaving, opvoeding etc.).
Autonome Centra voor Maatschappelijk werk namen die taak op zich, stelden hulpverlening door maatschappelijk werkers centraal en zetten daarmee het beroep explicieter op de kaart. Ze werden het paradepaardje van het maatschappelijk werk: een plaats waar het beroep echt tot zijn recht kon komen.
Een soortgelijke ontwikkeling, in hetzelfde tijdsgewricht, werd zichtbaar in de Centra voor Levens- en Gezinsvragen (C.L.G.’s), Dat was een specifieke organisatie voor psychosociale noden, in die zin wel aangepast aan de tijd; maar wel klassiek verzuild!. Het samenwerkingsverband SCLG noemde zichzelf autonoom en stelde zich op naast de FCLG (katholiek) en de FCGSO (pluralistisch).

Nog een heel reeks andere organisaties gaven in de jaren zestig en zeventig meer ruimte aan de professionele hulpverlening, met tegelijk ook uitbraak uit de verzuilde kaders. Dat werd zichtbaar bij Tele-onthaal en in de JAC’s.

Het decreet van 1994 (uitvoeringsbesluit 1995) kon de brei van zo’n 350 organisaties indikken tot 100 autonome centra voor algemeen welzijnswerk. Een brei omdat de veelheid aan organisaties getuigden van aparte reacties op weliswaar duidelijke noden. Ze werden met een nog zoekend en uiterst voorzichtig welzijnsbeleid ondersteund. Pas vanaf 1980 kon Vlaanderen een autonoom beleid voeren en dat was aanvankelijk slechts bijsturende voortzetting van het bestaande beleid (getekend door verzuiling, bijbouwen, beperkte opdrachtsomschrijvingen en een reeks van onderling verschillende erkenningscriteria). Vanaf 1984 wordt de weg naar autonome centra aangezet.

In 1997 (uitvoeringsbesluit 1998) volgde een definitievere herschikking tot 35 autonome centra. Aanvankelijk bleven de kernopdrachten nog vrij vaag, maar men opteerde wel voor een actief en breder welzijnswerk. Afstappen van ‘maatschappelijk werk’ als aanduiding, betekende dat men mikte op een gecoördineerde en omvattende aanpak. Maar er werd gevreesd voor ‘mastodonten’, voor sociale supermarkten zonder ‘ideologische herkenning’. De schaalvergroting was inderdaad fors ten opzichte van de vele kleine plaatselijke centra met soms slechts 2 of 3 hulpverleners.

Na ’97 konden nu wel makkelijker onderlinge samenwerkingsverbanden worden gecreëerd, zij het dat de (ingebouwde en verzuilde) centra voor maatschappelijk werk van de ziekenfondsen buiten de operatie bleven, net als Teleonthaal. In de fusie zaten de Autonome Centra, de Centra voor Levens- en Gezinsvragen en de Centra voor Geboorteregeling en seksuele opvoeding (die op hun eigen adres kunnen blijven). Er bleven dus drie hulpverlenende eerstelijnsdiensten over.

Nu zijn er 11 centra met een gerichte regionale spreiding. De JAC’s, slachtofferhulp, justitieel welzijnswerk, daklozenopvang, verslaving etc. zijn nu ook in de overkoepeling betrokken, regionale verschillen niet te na gesproken. De centra voor algemeen welzijnswerk in het kader van de ziekenfondsen zijn sinds 2010 ondergebracht binnen een ander decreet, m.n. het woonzorgdecreet en heten opnieuw ‘diensten maatschappelijk werk’. Op de achtergrond van dit soort operaties speelt een discussie over de doorgegroeide grootschaligheid en een overwicht van ‘managerialism’ over ‘realism’, m.n. voor de praktijk van het maatschappelijk werk.

Publicatiedatum: 27-05-2014
Datum laatste wijziging :03-11-2014
Auteur(s): Wim Verzelen,
Verder studeren
Literatuur
Links
Studieopdrachten Klik hier om de studieopdrachten te bekijken
eerste   vorige   homepage   volgende   laatste