1845Adultenscholen en... Het volk is ongemanierd en moet beschaafd worden!
Volksverheffing lijkt een niet bijzonder vleiende aanpak voor wie tot dat “volk” behoort! Volksverheffing is ook helemaal niet “sexy”… als deze anachronistische aanduiding al op zijn plaats zou zijn om opvoeding van 19e eeuwse volwassenen te duiden! Maar de elite van die tijd beschouwde dit wel als haar taak: spaarzin, zedelijk gedrag, hygiëne en elementaire kennis aankweken, hoe haaks dat ook stond op de realiteit van gewone mensen. De verlichte burgerij achtte het uiterst nodig om het “ruwe, ongeletterde volk” (lees: amoreel én bedreigend) op te voeden. Er speelden scherpe klassentegenstellingen, waarvan die burgerij de oorzaak zag in onvoldoende deugd en kennis bij de lagere sociale klassen. Het lag echter ook complexer: met liberaal geïnspireerde volksontwikkeling werd ook bedoeld het opheffen van de conservatieve katholieke bevoogding en het vergroten van een geletterde middenklasse.
Bij aanvang ging het om religieus-zedelijke verheffing, die lang zal doorzinderen. Daarvoor tekende de Nederlandse protestantse beweging “tot Nut van ’t Algemeen” tijdens het Hollandse bewind. Al was het hen ook te doen om culturele ontwikkeling: om muziek-, toneel- en ontmoetingsavonden voor de notabelen, met aandacht voor bibliotheekwerk.
Langzaam verscherpt in de grote steden het ongenoegen van het volk. Het krijgt inzicht in zijn leefsituatie via zoiets als het volkstoneel en de volksmeetings van Jacob Kats (1804-1886) te Brussel. Of het wordt een spiegel voorgehouden door de volkszanger Karel Waeri (1842-1898) te Gent. Het zijn de eerste tekenen van de inzet van “lering en vermaak” met het oog op emancipatie. Nog twee veelbesproken bronnen van strijdende kennisontwikkeling waren het leesgezelschap de Broederlijke Maatschappij der Wevers te Gent (1857) en het werk van de Gentse dichter Emiel Moyson (1838 -1868) die het onderdrukte volk stem gaf. Vergeten we ook niet het spoor van zgn. “volksvoordrachten” (o.a. in de jaren ’60 te Antwerpen, maar ook in het hele land.)
Omdat de bevolking achterliep met gedrag en basale geletterdheid en de groeiende industrie nood had aan aanspreekbare werknemers, kreeg het eerste overheidsinitiatief van volwassenenvorming gestalte in de “adultenscholen” (wet 1842, effectief vanaf 1845). Twee doelstellingen stonden centraal: tot in de jaren 60 de morele opvoeding, nadien de intellectuele met accent op staatsburgerlijke en sociale vorming. De ruimte voor het zedelijke aspect zal maken dat vooral de katholieken via hun zondagsscholen (met klemtoon op religieuze lering en zedelijke vorming) gebruikmaken van die regelgeving.
Langs liberale zijde, nam iemand als François Laurent (1810-1887), hoogleraar burgerlijk recht, een wat bevoogdend initiatief te Gent: de zgn. Laurent’s kringen. Het ging om werkmansgenootschappen (1868), apart voor jongens en meisjes met “onderwijs, verzedelijking van de werkman, tooneel-zang-turnen, reizen-sparen en boekerij” in het vaandel. Volgens Laurent mocht de arbeider niet afhankelijk worden van liefdadigheid. Aalmoezen waren een tijdelijk redmiddel, maar boden geen definitieve vooruitzichten.
In 1864 werd, naar Frans voorbeeld, de Ligue de l’Enseignement (Onderrichtsbond) gesticht vanuit de progressieve kringen van de Brusselse vrijmetselarij. De loge Les Amis Philanthropes had sterk bijgedragen tot die stichting. De Ligue functioneerde als een pressiegroep voor algemeen (en confessievrij) basisonderwijs én volwassenenonderwijs.
Met de “University Extension” vindt de volksopvoeding een nieuwe weg, uitgezet door progressieve liberalen (als de Raet, Tack in 1892) en geïnspireerd door het buitenlandse voorbeeld van de Arnold Toynbee en Toynbee Hall in Londen. Een hele reeks van volksuniversiteiten zal over het land worden opgezet, met relatief gering succes en zeker niet bedoeld voor arbeidersoren. Tenzij binnen de socialistische beweging zelf, waar ze later ook zullen worden georganiseerd. Steeds nadrukkelijker gaan de verschillende ideologische stromingen bezig zijn met volksverheffing. In de schoot van de Belgische Werkliedenpartij en vanuit het Brusselse volkshuis, wordt de “Section d’Art et d’Enseignement” opgericht (1891). Mevrouw (Lalla) Vandervelde zal hier een voortrekkersrol spelen en leden wegwijs maken “in het eigentijdse intellectuele leven en ze kennis (te) laten maken met het werk van belangrijke schrijvers, plastische kunstenaars, architecten, musici, filosofen”. Dit via voordrachten, inrichten van concerten en tentoonstellingen, museumbezoek… Ondertussen zijn in de katholieke beweging studiekringen voor arbeiders gegroeid: de zgn. werkmanskringen.
Publicatiedatum: 25-12-2013
Datum laatste wijziging :10-09-2018
Auteur(s): Wim Verzelen,