1978Bibliotheekdecreet Van (volks)boekerij tot lokale cultuurspeler
Dit was ooit het beeld. Zowat elk dorp had zijn eigen boekerij, desnoods in een achterafzaaltje. Maar ook in hun werking waren ze héél verschillend! Voor de katholieke parochiale bibliotheek gold de index, de ‘zedelijke quotering’ die je afhield van goddeloze of vieze boeken! Voor de openbare niet; maar moest je daarvoor niet naar de stad?
De Wet Destrée (1921), de eerste Belgische bibliotheekwetgeving, bestendigde de situatie met vele kleine, zuilgebonden bibliotheekjes en remde daarmee de professionalisering van de sector. Die bleef dan ook ijveren voor een betere wetgeving die zou inzetten op samenwerking, ontzuiling, behoorlijke huisvesting en een volwaardig statuut voor de bibliothecaris. Zonder resultaat. In 1977, voor de fusie, telde Vlaanderen 906 gemeenten. 176 daarvan hadden geen bibliotheek. 730 gemeenten telden samen ongeveer 1375 bibliotheken, het merendeel (850) katholiek, ongeveer 400 ingericht door gemeentelijke en provinciale overheden.
In 1978, nadat cultuur in 1970 een gemeenschapsbevoegdheid was geworden, kwam er eindelijk een nieuw decreet ‘betreffende het Nederlandstalige openbare bibliotheekwerk’. Het definieerde de bibliotheek als een organisatie ”die voor eenieder openstaat en waarvan de collecties boeken, audiovisuele materialen en uitbreidingsactiviteiten in een geest van objectiviteit aangepast zijn aan al de behoeften aan ontwikkeling, opvoeding, informatie en ontspanning van de gehele door haar te bedienen bevolking”. Elke gemeente was verplicht om een eigen bibliotheek in te richten die voldeed aan de strikte normen van het decreet inzake huisvesting, personeel en collectie. De vrije openbare bibliotheken zouden overgenomen worden door de gemeente. Het decreet voorzag een piramidale structuur met plaatselijke openbare bibliotheken (pob’s) ingericht door de gemeenten, centrale openbare bibliotheken (cob’s) met een regionale opdracht, speciale openbare bibliotheken (sob’s) gericht op specifieke doelgroepen zoals zieken of blinden en een overkoepelend Nationaal Centrum voor Openbare Bibliotheken (NCOB). Het decreet erkende ook – vaak zuilgebonden – ‘lectuurbegeleidingsorganisaties’.
Op 1 januari 1982 hadden alle gemeenten over een decretaal erkende bibliotheek moeten beschikken. In de praktijk voldeed maar één derde van de gemeenten op dat moment aan die verplichting. De crisis hinderde de uitvoering van het decreet. De verplichting werd uitgesteld, de voorziene subsidiëring teruggeschroefd, de 13 voorziene cob’s beperkt tot zes. Het NCOB kwam er niet. Toch legde het decreet de basis voor het goed uitgebouwde netwerk van openbare bibliotheken waarover Vlaanderen nu beschikt. In 1998 zijn er 321 ob’s erkend in de 308 Vlaamse gemeenten. Daarbij 6 cob’s, 5 sob’s en nog 16 privaatrechtelijke bibliotheken. Zestien gemeenten, vooral kleinere of faciliteitengemeenten, zijn dan nog niet in orde. Twintig jaar na het decreet heeft ongeveer de helft van de gemeenten een bibliotheek gebouwd of grondig verbouwd. Een hele lichting goed opgeleide, jonge bibliothecarissen is in dienst gekomen.
In de loop van de jaren 70 ontwikkelen de zes cob’s, met ondersteuning van de Vlaamse overheid, de Vlaamse centrale catalogus Vlacc, die door de openbare bibliotheken gebruikt kan worden. In de jaren 90 winnen automatisering en de nieuwe informatiemedia aan belang. De openbare bibliotheken bieden vanaf 1996-97 toegang tot het internet en nemen daarmee het voortouw in Europa. De provincie West-Vlaanderen ontwikkelde een eigen provinciale catalogus (zie: catalogus West-Vlaanderen).
In 2001 brengt het decreet Lokaal Cultuurbeleid een ommezwaai. De strikte normering uit het decreet van 1978 verdwijnt. In de plaats daarvan komen bibliotheekbeleidsplannen, later cultuurbeleidsplannen. De bibliotheek maakt integraal deel uit van het lokale cultuurbeleid. Cultuurbeleidscoördinatoren moeten daarvoor mee garant staan. Het provinciale streekgerichte bibliotheekbeleid stimuleert samenwerking en de provincies ontwikkelen provinciale bibliotheeksystemen. Het Vlaams Centrum voor Openbare Bibliotheken (VCOB) komt er, om algauw plaats te maken voor Locus, steunpunt voor lokaal cultuurbeleid en Bibnet, de projectorganisatie die de digitale bibliotheek in Vlaanderen ontwikkelt, voortbouwend op de Vlacc. Beiden zijn alweer gefusioneerd tot Cultuurconnect, de organisatie die cultuurinstellingen helpt digitale uitdagingen aan te pakken.
In het kader van de interne staatshervorming, besliste de Vlaamse regering in 2014 om de provincies hun culturele bevoegdheid te ontnemen. De provinciale bibliotheeksystemen werden in 2018 overgedragen aan Cultuurconnect en zullen op termijn vervangen worden door een Eengemaakt Bibliotheeksysteem (EBS). Wat er nog rest van het streekgericht bibliotheekbeleid, wordt voorlopig (periode 2018-2019) overgenomen door het Departement Cultuur, Jeugd en Media. Verdere ondersteuning voor bibliotheekwerking wordt allicht geregeld via een nieuw decreet op lokale en bovenlokale cultuurwerking dat vanaf 2020 in werking zou moeten treden.
Met uitzondering van Brussel, waar het decreet Lokaal Cultuurbeleid van kracht blijft, wordt het bibliotheekbeleid een autonome bevoegdheid van de steden en gemeenten. De Vlaamse middelen voor bibliotheken worden zonder oormerk toegevoegd aan het het Gemeentefonds en er gelden geen voorwaarden meer waaraan ze moeten voldoen. De lokale besturen zijn niet langer verplicht om een bibliotheek in te richten.
Publicatiedatum: 20-03-2013
Datum laatste wijziging :15-06-2018
Auteur(s): Bruno Vermeeren,