1969 Beroepsvereniging en samenleving Beleidsbeïnvloeding, politiseren en sociaal activisme |
|
Dat maatschappelijk werkers zich met de ’maatschappij’ bezig houden is vanaf het ontstaan van de beroepsverenigingen evident. Over de vraag op welke wijze dat zou moeten, bestaat onder professionals een keur aan verschillende standpunten die meestal een afspiegeling zijn van de tijdgeest. De beroepsverenigingen hebben van meet af aan geprobeerd goede netwerken op te bouwen om invloed te hebben bij bijvoorbeeld de ministeries en de branches. Zo werd de Nederlandse Bond van Maatschappelijk Werkers (NBMW) direct na de oprichting in 1947 uitgenodigd om een vertegenwoordiger af te vaardigen naar de Raad voor Maatschappelijk Werk. De NBMW werd ook uitgenodigd deel te nemen aan een staatscommissie ter vervanging van de armenwet en aan een commissie van het Ministerie van Justitie voor de reorganisatie van de voogdijraden. De katholieke beroepsvereniging van maatschappelijk werkers ‘Dr Ariëns’ organiseert in 1959 een enquête onder haar leden over de vraag of maatschappelijk werkers ook een taak hebben om sociaal beleid te beïnvloeden. Veruit de meeste katholieke maatschappelijke werkers zien voor zichzelf geen rol voor beïnvloeden van ‘sociale vormgeving’ en het ‘wijzigen van structuren’. Toch wordt het bezig zijn met de invloed van wetgeving en politiek-bestuurlijke systemen wel tot een taak van het maatschappelijk werk gerekend. Ook de minister van maatschappelijk werk Marga Klompé is die mening toegedaan: ‘Naast het maatschappelijk werk gericht op gezin en individu, zullen daarom die vormen van maatschappelijk werk de volle aandacht moeten krijgen die gericht zijn op het verbeteren van de samenlevingsstructuur.’ Structuren aanpakken Met het aanbreken van de emancipatie en democratiseringsbewegingen in de jaren zestig worden veel maatschappelijk werkers kritischer op de samenleving. Het eerste congres van de in 1969 opgerichte NVMW in Apeldoorn staat in het teken van de vraag of ‘het voldoende is dat maatschappelijk werkers bepaalde wantoestanden signaleren? Of moeten wij ook structuren aanpakken?’ Eén van de aanwezigen stelt: ‘We hebben de hete hangijzers laten liggen. We draaien eromheen. Waarom zeggen we niet dat we links zijn?’ Bijval is er onder andere van diverse kritische groepen van maatschappelijk werkers, zoals van de werkgroep ‘Kritische agogen’ en de maatschappelijk werkers die Het Roze Pamflet over wantoestanden in de Kinderbescherming hebben gepubliceerd. De ‘Kritische agogen’ vonden dat maatschappelijk werkers zich ‘hadden laten gebruiken om wantoestanden in bijvoorbeeld de woningnood’ te camoufleren. Overigens is niet iedereen binnen de beroepsgroep deze kritische opvattingen toegedaan. Naar aanleiding van dat eerste congres vraagt bestuurslid van de NVMW G.J. Bunnink zich af of een maatschappelijk werker vanwege zijn afhankelijkheid van een dienstverband bij een werkgever dan niet te kwetsbaar wordt. Geen onterechte vraag, want regelmatig komen maatschappelijk werkers die op activistische wijze ‘systeemproblemen’ aan de kaak stellen in conflict met hun werkgever. Ambtenaren en actie Een bekend voorbeeld is de bijstandsmaatschappelijk werker Drees Kroes die zijn activisme om de positie van werklozen te verbeteren met een langdurend arbeidsconflict moet bekopen. In zijn in 2021 verschenen biografie blikt hij daar nuchter op terug: ‘Je kunt als ambtenaar geen actie gaan voeren, dat is één van de belemmeringen die je hebt. Daar moet je mee leren omgaan.’ Het uiteindelijke ontslag heeft Kroes er echter niet van weerhouden om door te gaan met zijn activisme onder de vlag van de beroepsvereniging (die inmiddels van NVMW is overgegaan in de NOW, de Nederlandse Organisatie van Welzijnswerkers). Kroes wordt daarbij gesteund door meerdere collega’s, maar die kiezen er vaak voor om anoniem te blijven uit angst voor ‘niet-denkbeeldige repressie-maatregelen’. De NOW publiceert in de jaren tachtig een forse reeks kritische rapporten met als doel de politiek te beïnvloeden. Deze publicaties in een serie met de veelzeggende titel ‘Individu Foetsie’ hebben steevast kritiek op de organisatie van de toegang tot sociale grondrechten en op het kabinetsbeleid. Opbouwwerk of barricade? Ten tijde van de NOW is het sociaal activisme volgens sommigen te veel de boventoon gaan voeren. De founding mother van het maatschappelijk werk Marie Kamphuis is er uitgesproken kritisch over. Zij meent dat te veel politiek activisme de professie geen goed doet. Met scherpe ironie spreekt ze over sociaal werkers die denken wereldverbeteraars te moeten zijn: ‘Het geeft vast een heerlijk bevrijdend gevoel om het verleden in de asemmer te laten verdwijnen en met een nieuw engagement achter de vanen van de maatschappijhervormers aan te marcheren.’ Waarop ze vervolgt: ‘Er zullen altijd heel wat maatschappelijke behoeften blijven waarbij het sociale actiemodel geen enkele betekenis heeft.’ Ook de founding mother van het opbouwwerk Jo Boer is kritisch: ‘Opbouwwerk en sociale actie zijn twee verschillende zaken die ieder met andere middelen andere doelstellingen trachten te realiseren.’ En voor de sociaal werker die twijfelt voegt ze toe: ‘Iedere opbouwwerker zal voor zichzelf uit moeten maken waar zijn bestemming ligt: in het opbouwwerk of op de barricaden!’ Lex Noyon, oud-voorzitter van de NVMW, blikt in de jaren negentig terug op deze periode: ‘De studenten van de sociale academie kwamen erachter dat ze als linkse activisten geen banen kregen. Aan hen werden eisen van vakbekwaamheid gesteld. Men moest een vak kennen, het was niet voldoende de wereld te verbeteren.’ Sociale grondrechten De laatste jaren ontspint zich opnieuw een fel debat, onder meer op socialevraagstukken.nl, over de vraag of sociaal werk meer sociaal activistisch misstanden moet agenderen en weer meer moet ‘politiseren’. Sociaal werkers en de huidige Beroepsvereniging van Professionals in Sociaal Werk (BPSW) zien voor het beroep een belangrijke taak weggelegd in het borgen van toegang tot sociale grondrechten en het agenderen van de tekorten uit de ‘systeemwereld’. De BPSW toont zich echter ook gevoelig voor de dilemma’s die zich daarbij voordoen: sinds de decentralisaties zijn duizenden sociaal werkers ambtenaar geworden en hebben bij die overgang ook de ambtenareneed afgelegd. Dat maakt het kritisch agenderen van sociale onrechtvaardigheid voor individuele werkers geen gemakkelijke opgave. Download PDF |
|