1947 Nederlandse Bond van Maatschappelijk Werkers (NBMW) |
|
Het plan om te komen tot een beroepsvereniging van maatschappelijk werkers dateert al van voor 1940. Vooral in grotere steden als Amsterdam en Rotterdam troffen maatschappelijk werkers elkaar regelmatig en uit die contacten ontstond de behoefte om tot een eigen landelijke beroepsvereniging te komen. Beroepsontwikkeling werd tot dat moment vooral georganiseerd door de Nederlandse Vereeniging voor Armenzorg en Weldadigheid, de bestuurdersvereniging van de lokale armenzorg. Maar de noodzakelijke professionalisering kwam daar volgens steeds meer maatschappelijke werker niet goed uit de verf. Vandaar de behoefte aan een eigen organisatie, een voornemen waar de Tweede Wereldoorlog een stokje voor stak. Na de oorlog wordt de draad snel opgepakt. Het idee dat de oude levensbeschouwelijke verdeeldheid in de nieuwe naoorlogse werkelijkheid door nieuwe ontzuilde organisaties overwonnen moet worden (de doorbraakgedachte) zorgt daarbij voor nieuw elan. Vol optimisme starten in september 1945, op initiatief van Marguerite de Meijer-van der Waerden, lange tijd de rechterhand van sociaal werk pionier Emilie Knappert (1860-1952), besprekingen tussen verschillende maatschappelijk werkers uit het land. Met als doel tot een algemene vereniging voor maatschappelijk werkers te komen. Veto katholieke bisschoppen Aan dat overleg nemen ook gedreven katholieke maatschappelijk werkers deel. Zij worden echter al snel teruggefloten door kerkelijke autoriteiten en door besturen van de katholieke scholen voor maatschappelijk werk in Amsterdam en Sittard. Uiteindelijk komt zelfs het episcopaat, het college van bisschoppen, eraan te pas om deze katholieke doorbraak van maatschappelijk werkers tot de orde te roepen. Hun werk speelt zich volgens de bisschoppen toch echt af in een sfeer waarin de levensbeschouwing erg belangrijk is. Als op 12 juni 1947 in Amsterdam de Nederlandse Bond van Maatschappelijk Werkers (NBMW) wordt opgericht, gebeurt dat dus in afwezigheid van katholieke maatschappelijk werkers, terwijl hervormde en gereformeerde werkers zich wel aansluiten bij de algemene vereniging. Ruim vier maanden later wordt op 31 oktober in Den Bosch de Katholieke Vereniging van Maatschappelijk Werkers ‘Dr Ariëns’ opgericht. Alphons Ariëns (1860 -1928) was een priester die in het begin van de 20e eeuw een grote rol speelde in de rooms-katholieke arbeidersbeweging in Nederland en bijdroeg aan de ontwikkeling van een katholieke sociale leer. Erkenning vak De NBMW streeft vanaf haar ontstaan voor een erkenning van de maatschappelijk werkers. ‘Alleen zij mogen de titel “maatschappelijk werker” voeren die uit hoofde van een diploma voldoen aan de eis van vakbekwaamheid.’ Een speciale Commissie van Toelating ziet daarop toe, maar deze heeft ook de bevoegdheid om maatschappelijk werkers die in de praktijk gevormd zijn maar niet over een diploma beschikken toch toe te laten tot de NBMW. Daarnaast neemt de Bond zich voor om de rechtspositie te verbeteren en de uitbouw van het maatschappelijk werk te bevorderen door ‘studie en propaganda’. Ook wil het contact gaan onderhouden met organisaties van maatschappelijk werkers in het buitenland. Het eerste NBMW-bestuur bestaat uit 18 mensen, waaronder Marie Kamphuis. De meeste bestuursleden zijn vertegenwoordigers van de kinderbescherming, maatschappelijk werk in bedrijven, maatschappelijke zorg, gezinszorg, reclassering, volksontwikkeling en woninginspectie – destijds de belangrijkste beroepsvelden van maatschappelijk werkers. Eerste voorzitter wordt dr. H.P. Cloeck, in het dagelijks leven secretaris van de Sociale Raad in Amsterdam. De 53-jarige ‘mejuffrouw’ Jeanne Löhnis wordt de eerste directeur. Zij was daarvoor 20 jaar verbonden aan de School voor Maatschappelijk Werk in Amsterdam. Zij krijgt een bescheiden salaris van f 1200,- per jaar, meer kan de vereniging niet opbrengen. Het bureau is aan haar huis gevestigd en dat blijft zo tot haar pensionering in 1956. Zij is lange tijd de drijvende kracht van de vereniging, de spin in het web van werkgroepen, commissies en afdelingen die langzaam het verenigingsleven gaan vullen. Zij zorgt ook dat de NBMW een stem krijgt in tal van commissies die landelijk het beleid bepalen. Bij haar afscheid ontvangt zij een koninklijke onderscheiding. Getrouwde vrouwen De NBMW groeit gestaag. Na het eerste jaar noteert de NBMW zo’n vierhonderd leden, halverwege de jaren vijftig passeert de teller de 1000. De katholieke ‘Dr Ariens’ telt ongeveer evenveel leden. Tot halverwege de jaren vijftig vermelden de jaarverslagen trouw het aantal leden dat het lidmaatschap heeft opgezegd omdat ze in het huwelijk zijn getreden. Getrouwde vrouwen mogen op grond van de Wet handelingsonbekwaamheid geen betaald werk verrichten. Een verbod dat pas in 1956 wordt opgeheven. De leden ontvangen regelmatig een mededelingenblad, met daarin verslagen en aankondigingen van bijeenkomsten. De NBMW kent secties, zoals het bedrijfsmaatschappelijk werk en de gezinsverzorging, maar ook plaatselijke afdelingen in de grote steden: Amsterdam, Utrecht, Rotterdam, Den Haag en Haarlem. Deze afdelingen, met een apart bestuur en eigen financiën, organiseren lezingen over vakinhoudelijke zaken. Dat gebeurt overigens vaak samen met de katholieke vakbroeders, met wie op inhoudelijk vlak goed wordt samengewerkt. De NBMW en ‘Dr Ariens’ laten zich nadrukkelijk gelden in de overleggen op de verschillende bestuurlijke niveaus, zowel op nationaal als provinciaal niveau. Zeker na het ontstaan van het Ministerie van Maatschappelijk Werk in 1952 zijn zij succesvol in het verstevigen van de rechtspositie van maatschappelijk werkers. Daarnaast wordt er intensief overlegd met de vijf scholen voor maatschappelijk werk over de inhoud van de opleiding. Proeve van een Code In 1955 komt de NBMW met een Proeve van een Code voor het Maatschappelijk Werk, in feite een uitwerking van de vraag wat het vaststellen van de rechten van de mens in 1948 voor consequentie heeft voor de praktijk van het maatschappelijk werk. De code is bewust voorzichtig, want de speciale commissie die de Proeve heeft opgesteld, beseft heel goed dat het voor de verschillende levens- en wereldbeschouwingen een lastige opgave zal zijn om tot één code te komen. Maar tegelijkertijd, zo meent de Commissie, zou het een rare figuur zijn als elke levensbeschouwelijke groep of elke afzonderlijk specialisatie met een eigen code zou komen.Om die reden is de Proeve in nauw overleg met de katholieke evenknie ‘Dr Ariens’ tot stand gekomen en nemen de organisaties ruim de tijd om een definitieve tekst te komen. Uiteindelijk is dat in 1962 het geval. De discussie over de beroepscode is een opmaat voor het dichter naar elkaar groeien van de twee beroepsorganisaties, de NBMW en ‘Dr Ariëns’. Als in de jaren zestig de verzuiling haar geharnaste gedaante verliest, de ontkerkelijking zich inzet en het maatschappelijke klimaat razendsnel verandert dan verliest het opereren van twee aparte beroepsorganisaties iedere bestaansgrond. In 1969 besluiten de twee beroepsverenigingen tot een fusie. Zo gaan met zo’n 2000 leden onder de naam Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers gezamenlijk de jaren zeventig in. Download PDF
Publicatiedatum: 28-10-2022
Datum laatste wijziging :21-06-2024 Auteur(s): Jos van der Lans, Jan Steyaert, |
|