1962 Bertje Jens schrijft eerste beroepscode |
|
Beroepscodes beschrijven kort en bondig de morele principes, werkzame waarden en idealen van een beroepsgroep. De code formuleert wat binnen de beroepsgroep aanvaard wordt als leidende beginselen van ‘goed werk’. Ze maken duidelijk wat anderen – in het bijzonder cliënten – van een professional mogen verwachten. Al in 1952 zet Nederlandse Bond van Maatschappelijk Werkers een eerste stap naar een beroepscode. In verschillende werkgroepen komen professionals samen om zich te bezinnen op de beroepsplichten. Ter oriëntatie worden daarbij enige buitenlandse voorbeelden verstrekt, waar al codes voor het sociaal werk bestaan. Het is de bedoeling om het resultaat in 1955 vast te stellen, maar een laatste rondzending leidt tot beroering. Veel leden blijken ambivalent tegenover het vastleggen van beroepsplichten te staan. Weliswaar vindt men het een goede zaak dat duidelijk wordt gesteld wat het beroep inhoudt en welke handelingsnormen daarvoor gelden, maar er rijzen ook bedenkingen. Zouden maatschappelijk werkers wel waar kunnen maken wat er in een code staat? En zouden besturen en directies van organisaties wel bereid zijn rekening te houden met een beroepscode van werkers? Tenslotte vrezen sommigen dat professionals door het aanvaarden van de code hun eigen vrijheid van handelen aan banden leggen. Bescherming kwetsbare positie Besloten wordt om de conceptcode twee jaar als richtsnoer te aanvaarden zonder dat deze bindende kracht heeft, zodat men er ervaring mee op kan doen. Die eerste twee jaar leidt dit niet tot tastbare resultaten en daarom wordt de termijn nog twee keer verlengd. Een rechtszaak – waarbij de vertrouwelijkheid van de hulpverlening van een maatschappelijk werker in het geding is – geeft begin jaren zestig een nieuwe impuls aan het vaststellen van de normen. Uiteindelijk wordt in november 1961 een code gepresenteerd die in mei 1962 door beide beroepsverenigingen als richtsnoer voor het handelen wordt vastgesteld. Dit tot grote tevredenheid van Marga Klompé, minister van Maatschappelijk Werk. Zij meldt bij de presentatie: ‘We moeten af van de gedachte dat een maatschappelijk werkster een vriendelijke, maar halfzachte juffrouw is die binnen pleegt te gaan in krotten waar a-sociale gezinnen wonen.’ De auteur van deze allereerste code, mr. Bertje Jens, schrijft bij de introductie van de code in het vakblad TMW: ‘Het uitgangspunt hiervoor is dat degene die hulp vraagt zich in een kwetsbare, naar afhankelijkheid tenderende positie plaatst, en dat daarom behoefte is aan een bescherming van zijn positie door uitdrukkelijk geformuleerde regels. (...) Hij stelt vitale belangen in handen van een ander, wiens functioneren zich, omdat hij door een bepaalde deskundigheid wordt gedirigeerd, aan zijn beoordeling onttrekt. De waarborg voor zijn veiligheid in deze relatie ligt niet in zijn eigen voor zichzelf op kunnen komen, maar in de betrouwbaarheid van degene, in wiens handen hij zijn belang gesteld heeft. Vandaar de behoefte om deze waarborg te binden aan bepaalde gedragsregels, waarbij de beroepsgroep toeziet op nakoming.’ De angst dat de code sociaal werkers zou belemmeren blijkt ongegrond. Integendeel, de praktijk leert dat de code de professionele autonomie eerder vergroot. Dat wordt vooral zichtbaar als in 1974 maatschappelijk werker Julius van der Werf door de politie wordt gearresteerd omdat hij twee weggelopen kinderen op een geheim adres onderdak heeft verschaft. In zijn rechtszaak beroept hij zich op de beroepscode, waarna de rechter hem vrij spreekt. Accenten verleggen In 1984 bezint de sectie maatschappelijk werk van de Nederlandse Organisatie van Welzijnswerkers (waarin de NVMW inmiddels is opgegaan) zich tijdens een landelijke studiedag op de code, tuchtrecht en beroepsbescherming. Ontwikkelingen in en buiten het maatschappelijk werk maken het noodzakelijk om accenten te verleggen. De autonomie van professionals komt onder druk te staan door eisen van het management en/of de overheid. Ook moet er anders worden nagedacht over vertrouwelijkheid, informatie-uitwisseling, geheimhouding, spreekrecht en spreekplicht binnen de interdisciplinaire samenwerking rond bijvoorbeeld kindermishandeling. Binnen de NOW speelt een verbreding van de kerntaken dan alleen (psychosociale) hulpverlening. Dat laatste punt leidt tot de aanpassing van het eerste artikel van de code, die uiteindelijk in 1990 door de leden wordt aanvaard. De centrale waarde van hulpverlening krijgt een algemenere formulering: de maatschappelijk werker bevordert het tot zijn recht komen van de cliënt in zijn sociaal functioneren. Latere herzieningen in 1999 en 2010 scherpen met name artikelen rond vertrouwelijkheid en (digitalisering van) dossiers aan. Gezamenlijke beroepscode Vanaf de eeuwwisseling ontwikkelen steeds meer beroepsvarianten in het sociaal werk een eigen beroepscode, in navolging van de maatschappelijk werkers. Het bestaan van verschillende codes hoeft op zichzelf geen probleem te zijn, mits zij geen blokkades tot samenwerking oproepen. De variatie blijkt in de praktijk echter wel verwarring op te leveren. Professionals weten bijvoorbeeld niet welke zij moeten hanteren wanneer ze op meerdere terreinen werkzaam zijn en in hoeverre de codes van andere beroepsvarianten met hun eigen code overeenkomen. De NVMW heeft zich in 2015 omgevormd tot een brede Beroepsvereniging van Professionals in Sociaal Werk (BPSW) . En ook het hoger beroepsonderwijs heeft zich sinds 2017 ontwikkeld tot brede opleidingen voor sociaal werk, met verschillende profielen. Al met al genoeg aanleiding om tot een gezamenlijke en breed gedragen beroepscode te komen voor alle beroepsvarianten in het sociaal werk. Met het vele voorwerk dat in de loop van de geschiedenis al verricht is, verloopt het proces van samenvoeging en harmonisering van de verschillende codes vlot. Na verschillende rondes van onderzoek en raadpleging wordt de nieuwe beroepscode voor professionals in sociaal werk door de leden in 2021 aangenomen om van kracht te worden op 1 januari 2022. Voor het eerst in de geschiedenis en bijna op de kop af 60 jaar na de eerste code gaan alle professionals in sociaal werk – in al haar varianten – uit van dezelfde beroepsethische beginselen. Download PDF
Eerste beroepseed afgelegd op 30 mei 2024 |
|