|
Jan Floris de Jongh (1910 - 1980)maatschappelijk werk, sociaal werkwas vanaf 1946 twintig jaar directeur van de School vooor Maatschappelijk Werk in Amsterdam, zette zich energiek in voor de professionalisering en verwetenschappelijking van het vak sociaal werk. ‘Het recht van de client op zelfbepaling staat aan het begin en aan het einde van alle gedachten en daden van de maatschappelijk werker.’ Uit: J.F. de Jongh, ‘De ontwikkeling van het Amerikaanse casework’, in: TMW 5 januari 1950. Jan Floris de Jongh studeerde rechten in Nijmegen. In 1945 promoveerde hij op het proefschrift: De organen der Sociaal Economische ordening. In 1946 werd hij directeur van de School voor Maatschappelijk Werk in Amsterdam. Hij bleef dit tot het midden van de jaren zestig. De Jongh vond het als directeur heel belangrijk zijn leerlingen een goede opleiding tot maatschappelijk werker te bieden. Hij slaagde er, samen met Moltzer, in om in januari 1946 een mannencursus aan de opleiding te beginnen. Social casework In 1947 maakte De Jongh in de Verenigde Staten kennis met het werk van Bertha Reynolds, o.a. met haar boek Learning and Teaching in Social Work. Bertha Reynolds had veel invloed op zijn werk. De Jongh publiceerde artikelen over maatschappelijk werk in het algemeen, de Amerikaanse opleiding en het social casework. Op het gebied van casework schreef De Jongh over supervisie, praktijkdocenten en het belang van goed begeleide stages. Hij prees het social casework aan als echt democratisch, Amerikaans en als een alternatief voor de ‘bevaderende en bemoederende’ houding die het Nederlandse maatschappelijk werk kenmerkte. Volgens hem was het social casework een basis-methodiek voor alle maatschappelijk werk. Zijn benadering van het casework leek op de benadering van Marie Kamphuis. Er waren ook verschillen tussen hen. De Jongh legde in zijn artikelen, na een korte bespreking van het social casework, met name de nadruk op de opleiding van caseworkers, terwijl Marie Kamphuis in haar artikelen, na een beschouwing van de Amerikaanse cultuur, een uitgebreide beschrijving van het social casework gaf en het in het Nederlandse maatschappelijk werk introduceerde. Maatschappelijk werk als wetenschap De Jongh pleitte voor een verwetenschappelijking van het maatschappelijk werk. Hij was in de jaren 1946-1950 zeer actief met pogingen om de wetenschappelijke studie van het maatschappelijk werk op te laten nemen in de plannen voor een politiek-sociale faculteit van de Universiteit in Amsterdam. Als directeur van de Sociale Academie Amsterdam pleitte hij vurig voor een aanvullende opleiding maatschappelijk werk bij de sociaal-politieke faculteit van de universiteit. Het was tevergeefs. In 1974 schreef hij, terugblikkend: ‘Juist in de fase, waarin de opleidingen en het maatschappelijk werk na de oorlog waren gekomen, was universitaire hulp met name bij de theorievorming voor het vak, bij de evaluatie van methoden, en ook bij de doorlichting van allerlei opleidingsproblemen, zoals bijvoorbeeld de selectie van relevante basiswetenschappelijk stof, bijzonder welkom geweest.’ Er was, zoals De Jongh het formuleerde, een dicht gordijn tussen praktijk en theorie, wat grote problemen teweegbracht: ‘Het resultaat was een situatie waarin een schisma bestond tussen de gediplomeerden van de sociale academies, die het eigenlijke maatschappelijk werk deden en de doctorandi, die geen scholing in noch ervaring met het praktische werk hadden en nochtans geacht werden daaraan advies of leiding te kunnen geven.’ Literatuur Heel veel artikelen in Tijdschrift voor Maatschappelijk Werk. Enkele voorbeelden: J.F. de Jongh, ‘De ontwikkeling van het Amerikaanse casework’, in: TMW, 4.1(5 januari 1950)1-3. J.F. de Jongh, ‘Minimumeisen voor de opleiding van maatschappelijk werkers’, in: TMW, 3.3 (5 februari 1949), pp. 33-36. J.F. de Jongh, ‘Nogmaals: over de minimumeisen voor de opleiding van maatschappelijk werkers’, in: TMW, 3.18 (20 september 1949), pp. 289-290. J.F. de Jongh, ‘Nieuwe aspecten van het Maatschappelijk Werk’, in: TMW, 3.23(21 november 1949), pp. 1-3. J.F. de Jongh, ’Enkele opmerkingen over de verhouding tussen de scholen voor maatschappelijk werk en de practijk’, in: Mej. M.J. de Haas e.a. (red.), Problemen van het Maatschappelijk Werk. Gedenkboek ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan (1899-1949) van de school voor maatschappelijk werk, Pieter de Hoochstraat 78, Amsterdam (Purmerend 1949), pp. 123-150. Literatuur over Neij, Rob en Ernest Heuting, De opbouw van een sociaal-agogische beroepsopleiding 1899-1989, (Zutphen 1989). Waaldijk, Berteke, Het Amerika der vrouw. Sekse en geschiedenis van maatschappelijk werk in Nederland en de Verenigde Staten, (Groningen 1996). Deze biografische aantekeningen verschenen eerder in de Hall of fame op de website van de Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers (NVMW).
Publicatiedatum: 12-11-2022
Datum laatste wijziging :14-11-2022 |