Feitse  Boerwinkel



Feitse Boerwinkel (1906 - 1987)


maatschappelijk werk, sociaal werk


tussen 1953 en 1971 directeur van Academie Kerk en Wereld (later sociale academie De Horst) en inspireerde velen met zijn boek Inclusief denken en zijn ’open’ religiositeit. .


* * *


Feitse Boerwinkel (1906-1987) groeide op in Amersfoort als oudste zoon in een kinderrijk gereformeerd middenstandsgezin, waar muziek en literatuur een belangrijke plaats innamen Zijn moeder was de enige dochter van een rijke slager. Zij kwam in het bezit van een forse erfenis. Hierdoor hoefden zij en haar man niet fulltime te werken. In zijn geboorteplaats bezocht de jonge Boerwinkel de christelijke lagere school en het Stedelijk Gymnasium. Hij studeerde in Utrecht Nederlandse letteren en geschiedenis.
Bij het conflict in de Gereformeerde Kerken over ‘het spreken van de slang’, dat na de synode van Assen 1926 leidde tot een kerkscheuring, nam de 20-jarige Boerwinkel zelfstandig de beslissing om zich aan te sluiten bij de Gereformeerde Kerken in Hersteld Verband.

Pacifist
Tijdens zijn studententijd in Utrecht was Boerwinkel een actief lid van de NCSV. Hij ontwikkelde een brede sociale, culturele en politieke belangstelling, waarbij hij van verschillende kanten invloeden onderging, o.a. Karl Barth, Rudolf Otto, Frits Kuiper en Heiko Miskotte.
Vanaf zijn studententijd publiceerde hij artikelen in vele tijdschriften. Onder de indruk van de naoorlogse literatuur waarin de gruwelen van de Eerste Wereldoorlog werden beschreven, en geraakt door de vredesbeweging, werd Boerwinkel pacifist. Bij de herhalingsoefeningen weigerde hij in 1927 militaire dienst en vervulde zijn vervangende dienstplicht op het Centraal Bureau voor de Statistiek in Den Haag, waar hij Jan Tinbergen leerde kennen.
Boerwinkel werd lid van Kerk en Vrede. Na ‘München 1938’ vond hij het echter onmogelijk zo absoluut ‘neen!’ te zeggen tegen het leger als Kerk en Vrede deed. Hij zegde zijn lidmaatschap op.

Socialisme en kerk
In 1929 sloot Boerwinkel zich aan bij de SDAP. Hij meende dat de sociaaldemocratie het mogelijk maakte ‘iets te verwezenlijken van Gods heilige wil’. In de rijen van de SDAP wilde hij meestrijden voor ‘de eisen der gerechtigheid zoals die in de Bijbel zijn geopenbaard’. Om meer mensen hiertoe te stimuleren richtte hij in 1930 samen met anderen het comité ‘Socialisme en Kerk’ op, waarvan hij secretaris werd.
In de crisisjaren was het moeilijk een baan te vinden. Na een jaar jeugdwerk in het Zuider Volkshuis in Rotterdam kon Boerwinkel in 1933 als leraar Nederlands tijdelijk invallen aan het Baarns Lyceum. Een jaar later kon hij terecht op het piepjonge Stichtse Montessori Lyceum in Amersfoort. Dit lyceum telde bij de start in 1934 negen leerlingen en een handjevol leerkrachten. Na twee jaar werd Boerwinkel al benoemd tot rector.

Onderduikers
Boerwinkel huwde in 1938 te Amersfoort met Hens van Es (1911-2005), lerares M.O. Duits. Zij was opgegroeid in een gezin dat lid was van de Apostolische Gemeenschap. Het echtpaar kreeg vijf kinderen. Feitse en Hens waren aan elkaar gewaagd; zij waren verwante zielen en hun huwelijk was voor beiden de uitvalsbasis voor grote activiteit. Zij deelden een grote belangstelling voor cultuur, godsdienst, literatuur, muziek en het onderwijs.
In de oorlogsjaren leefde het gezin Boerwinkel intens mee met de vervolgde joodse landgenoten; zij gaven onderdak aan joodse onderduikers. Als rector kwam Boerwinkel, samen met andere schoolleiders, op voor jongens boven 18 jaar die voor de Arbeidsdienst werden opgeroepen. Door de lectuur van Edda en Thora door Miskotte verdiepte hij zich in Godenschemering van de schrijver Emants. Het resultaat was zijn dissertatie De levensbeschouwing van Marcellus Emants waarin hij het ontstaan van de pessimistische levensbeschouwing van Emants onderzocht en de oorzaak van zijn levenshaat. Als hoofdschuldige voor zijn falen wees Emants de Schepper aan die de schepping zo in elkaar heeft gezet dat de mens wel móest falen.

De Horst
In 1945 vroeg Hendrik Kraemer Boerwinkel als lid van de directie van Kerk en Wereld. Hij werd ook rector van het (gemengde) internaat van de academie van Kerk en Wereld. Boerwinkel doceerde o.a. cultuurgeschiedenis, hedendaagse politieke en geestelijke stromingen, moderne literatuur en poëzie. Na de verzelfstandiging van de academie tot school voor maatschappelijk werk in 1953, werd Boerwinkel tevens directeur van wat later sociale academie De Horst is gaan heten. In 1971 nam hij afscheid.
Boerwinkel had zich al in zijn studententijd laten inspireren door personen die vroomheid, aandacht voor liturgie en radicaal protest tegen maatschappelijk onrecht in zich verenigden. Na 1945 onderhield hij - samen met zijn vrouw - intensieve contacten met verschillende spirituele gemeenschappen in Europa, onder andere met Taizé in Frankrijk, Grandchamps in Zwitserland, Imshausen in Duitsland en lona in Schotland. Boerwinkel was gevoelig voor wat hij beschouwde als een gedeeltelijk gelijk van de christelijk-sektarische bewegingen, die hij ‘de onbetaalde rekeningen van de kerk’ noemde. Tegelijkertijd was hij een voorstander van oecumene, ook tussen de kerken. Hij nodigde in de loop der jaren vertegenwoordigers van verschillende bewegingen en kerkgenootschappen uit voor lezingen op De Horst, o.a. Jehova’s Getuigen, leden van de Pinksterbeweging, joden en katholieken.

Inclusief denken
Halverwege de jaren zestig werd er steeds vaker openlijk kritiek geuit op de nevenfuncties die Boerwinkel in zijn persoon verenigde. Vanaf 1964 tot aan zijn pensionering in 1971 vervulde hij daarom alleen nog het directeurschap van ’De Horst’. Zodoende had hij meer tijd zich aan zijn schrijverschap te wijden. De belangrijkste publicatie uit deze jaren werd zijn Inclusief denken. Een andere tijd vraagt een ander denken (1966). In dit boek probeerde Boerwinkel vanuit de christelijke traditie antwoorden te geven op actuele, ethische vragen. Hij werkte de centrale gedachte van het inclusief denken uit als ’een denken dat er principieel van uit gaat dat mijn heil (geluk, leven, welvaart) niet verkregen kan worden ten koste van of zonder de ander, maar dat het alleen verkregen kan worden als ik tegelijk het heil van de ander beoog en bevorder’ (p. 27). Om de dominantie van zijn op het ego gerichte rationaliteit te weerstaan moest de mens solidair leren zijn met de ander. De levensfilosofie van het inclusief denken omvatte meer dan tolerantie of conformisme. Het ging om een in de praktijk gebrachte visie op het leven: de ander moest geholpen worden zonder aan het eigenbelang te denken.
Op macroniveau diende inclusief denken volgens Boerwinkel vorm te krijgen in de relatie tussen staten, zodat de tegenstelling tussen Oost en West door ’een derde weg’ beslecht zou worden. Ook op microniveau moest het in de praktijk worden gebracht. Zo organiseerde Boerwinkel ontmoetingen tussen protestantse jongeren uit Nederland en West-Duitsland en had hij contact met spirituele gemeenschappen in het buitenland, zoals Taizé en Granchamp. Hij was voorstander van een open, christelijke school die de dialoog tussen christenen en andere gelovigen voorstond. De school vulde zo het inclusieve denken op concrete wijze in.
Inclusief denken was een uiterst populair boek, dat vele herdrukken zou beleven (19e druk in 1980) Het kreeg grote betekenis voor geestverwanten die actief waren in politieke, kerkelijke en onderwijskundige organisaties. Vooral de protestants-christelijke onderwijsorganisatie de Unie ’School en Evangelie’ omarmde het gedachtegoed van de hervormde cultuurfilosoof en droeg het via organen en conferenties uit.

Lot van onderdrukten
Ook met zijn voorstellen tot een actieve oecumene liep Boerwinkel voorop. In Einde of nieuw begin? (1974) pleitte hij - geheel in de geest van zijn Inclusief denken - voor ontmoetingen tussen katholieken, evangelische en vrijzinnige protestanten, maar ook tussen christenen en aanhangers van andere wereldgodsdiensten. De drijfveer achter deze drang tot gemeenschappelijkheid was de liefde van God, die mensen oproept het lot van onderdrukten te verlichten. God was een God van de bevrijding (p. 158). Hij kon zorgen voor een nieuw begin van de mensheid.

In Meer dan het gewone. Over Jezus en zijn bergrede (1977) beklemtoonde Boerwinkel dat dit ’nieuwe begin’ niet zonder het verhaal van Christus en een fikse dosis zelfrelativering kan: ’Tot de gehele wereld mag gezegd worden dat het afzien van onszelf en het gehoorzaam zijn aan de woorden van Jezus inderdaad het fundament is waarop ons huis overeind zal blijven, zelfs als de watervloeden komen en de stormwinden zich op ons huis zullen storten’ (p. 117).

De actieradius van Boekwinkel werd na 1977 steeds kleiner. Hij concentreerde zich op het ’Leerhuis’ in Driebergen, waar veel aan bijbelstudie werd gedaan. Begin 1987 kreeg hij een beroerte, waarna zijn gezondheidstoestand snel achteruitging. Hij overleed een week voor zijn 81ste verjaardag. Juist door de praktische toepassing van zijn denken was de invloed van Feitse Boerwinkel in modern-protestantse kringen intens en duurzaam.

Voor bovenstaande schets is gebruik gemaakt van Jan de Bas, ’Boerwinkel, Feitse (1906-1987)’, in Biografisch Woordenboek van Nederland [12-11-2013].

In 2006 verscheen als Horstcahier 26: Feitse Boerwinkel, inclusief denker met daarin een uitgebreide biografische schet: ’Feitse Boerwinkel, bouwstenen voor een biografie’.

Jos van der Lans, ’Boerwinkels beproeving moet nog komen’, in: Tijdschrift voor de sociale sector, oktober 2007.



Publicatiedatum: 13-11-2022
Datum laatste wijziging :13-11-2022



design by Anne Van De Genachte / built by Dutchlion 2015 / Onderhoud door Rstyle