|
Willem Drees (1886 - 1988)sociale zekerheid, openbaar bestuurBijnaam Vadertje Drees, legde als minister in 1947 de grondslag voor de AOW, bouwde als minister-president (1948-1958) aan het fundament van de welvaart/verzorgingsstaat. Willem Drees werd in 1886 geboren als zoon van Johannes Michiel Drees en Anna Sophia van Dobbenburgh. Zijn vader, een bankbediende, overleed toen Willem vijf jaar oud was. De jonge Drees doorliep de HBS en ging naar de Handelsschool, waar hij kennismaakte met een diamantbewerkerszoon, die zijn belangstelling voor het socialisme wekte. Hij sloot zich aan bij de Sociaal Democratische Arbeiderspartij (SDAP). In dezelfde tijd begon Drees zijn loopbaan bij de bank waar zijn vader had gewerkt. Vanaf 1907 werkte hij in overheidsdienst en in 1910 werd hij voorzitter van de SDAP, afdeling Den Haag. Hij werd raadslid en later wethouder van financiën. Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak werd hij opgepakt en heeft hij enige tijd als gijzelaar in Buchenwald vastgezeten. In 1944 werd hij ondergronds lid van het door de regering in ballingschap gevormde College van Vertrouwensmannen, dat het formele gezag van bevrijd Nederland zou uitoefenen tot de terugkeer van de regering. Na de bevrijding werd Drees minister van Sociale Zaken in het kabinet-Schermerhorn-Drees en later in het eerste kabinet-Beel. De eerste naoorlogse kabinetten werden gekenmerkt door de zogenaamde rooms-rode coalitie, gevormd door de in 1946 opgerichte Partij van de Arbeid (een fusie van de SDAP met de Christelijk Democratische Unie en de Vrijzinnig Democratische Bond) en de Katholieke Volkspartij (KVP). Vanaf 1948 gaf Drees zelf leiding aan vier opeenvolgende kabinetten. Onder zijn leiding werd in 1957 de Algemene Ouderdomswet (AOW) van kracht. Drees stond bekend als een premier die boven de partijen stond. Hij pleitte van meet af aan voor soberheid als het beste politieke recept voor vooruitgang. Mede daardoor werd hij door velen gerespecteerd en werd hij de regeringsleider die Nederland door de jaren van wederopbouw loodste op weg naar de welvaartsstaat. Dankzij de politiek van de aangehaalde buikriem lukte het Nederland om binnen enkele decennia de ergste gevolgen van de oorlog te boven te komen. De waardering van de ouderen voor zijn werk op het gebied van de ouderdomsvoorziening werd onder meer zichtbaar in de vorm van een naar hem vernoemd bejaardenhuis: het Willem Dreeshuis, waarvoor hij zelf in 1955 de eerste paal zou slaan. Drees bleef als premier tien jaar aan het roer. In die tijd werden tal van maatregelen van kracht die de verzorgingsstaat een impuls gaven, zoals de Garantieregeling voor inrichtingen van gezondheidszorg (1958), die later (deels) zou opgaan in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten. Kort daarop viel het kabinet en verliet Drees de actieve politiek. Hij werd benoemd tot minister van Staat en kreeg een plaats in het partijbestuur als erelid van de PvdA. Inmiddels de zeventig ruim gepasseerd wijdde hij zich aan het schrijven van zijn memoires en beschouwingen over socialisme en staatsrecht. Voor de ruk naar links die ‘zijn’ PvdA eind jaren zestig/begin jaren zeventig maakte, kon Drees geen waardering opbrengen. Gedesillusioneerd verliet hij de partij en zei hij de politiek definitief vaarwel. Willem Drees kon langdurig gebruik maken van de oudedagsvoorziening waar zijn naam voor altijd aan verbonden bleef; hij overleed in 1988, 101 jaar oud. Drees was getrouwd en had vier kinderen. |