|
Nico de Boer (1955 - 2019)sociaal werk, wetenschappubliceerde over wijkgericht werken en de institutionele geschiedenis van het welzijnswerk, muntte in 2011 het begrip ’Burgerkracht’ in een spraakmakend essay. DOOR JOS VAN DER LANS Op 10 oktober 2019 overleed op 64-jarige leeftijd Nico de Boer. Twee-en- half-jaar eerder was bij hem de spierziekte ALS gediagnosticeerd, waarna zich langzaam maar systematisch het lichamelijke verval inzette. Toen dat ondraaglijke vormen begon aan te nemen besloot hij de eer aan zichzelf te houden. Dat heeft hij de laatste weken voor zijn dood in nauw contact met zijn dierbaren op een indrukwekkende wijze gedaan. Hoewel hij niet in de hemel geloofde (‘de dood is Het Grote Niets’) gebruikte hij voor dit afscheid de metafoor van de luchtballon, elke dag knipte hij een lijntje door totdat hij op donderdag 10 oktober het laatste touw los maakte en het leven achter zich liet. Een groot verlies, want hij was over ‘Burgerkracht’, het woord dat hij in 2011 persoonlijk muntte als titel boven het spraakmakende essay dat hij samen met mij schreef in opdracht van de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO), nog lang niet uitgedacht en uitgesproken. Hij wilde zijn verhaal nog historisch en theoretisch onderbouwen. Hij wilde ook graag verder met zijn critici in debat. Helaas heeft ALS daar dus wreed een stokje voor gestoken. Andragogie Nico was een begenadigd eindredacteur/tekstschrijver/journalist. Op de lagere school hoorde hij tot het zeldzame soort kinderen die je geen groter plezier kon doen dan met een dictee. Hij kon sowieso goed leren, wilde na het gymnasium geneeskunde studeren, maar werd in 1973 uitgeloot. Hij koos er voor om als overbrugging in zijn geboortestreek West-Friesland als leerling-verpleegkundige in een ziekenhuis te werken, en zag daar mensen vertoeven die volgens hem totaal op de verkeerde plek zaten. Die hadden geen medisch probleem, maar een sociaal, of zoals het toen al snel heette, een maatschappelijk probleem. Om die reden besloot hij andragogie te gaan studeren, de studie die officieel de vorming en ontwikkeling van volwassenen bestudeerde, maar in de praktijk van de jaren zeventig toch vooral de wetenschap was die de emancipatie van burgers wilde bevorderen. Het ging over emancipatie van patiënten (in de psychiatrie), van bewoners (in de stadsvernieuwing), van vrouwen (overal), van bijstandstrekkers, van gastarbeiders en alle andere miskende en misdeelde doelgroepen die ontdaan van de oude verzuilde omgeving om politieke en beleidsmatige aandacht vroegen. Het welzijnswerk leverde de professionaliteit om daar uiting aan te geven, andragogen de theoretische, wetenschappelijke en vooral ook ideologische onderbouwing. Helaas viel daar in de daarop volgende no-nonsense jaren tachtig geen droog brood meer mee te verdienen. Maar Nico kon schrijven en belandde in 1984 in de redactie van het tijdschrift Marge (waar ik met hem begon samen te werken), en ontpopte zich razendsnel als een bekwaam eindredacteur en nieuwsgierige journalist. Na een kortstondige (en minder gelukkige) periode als hoofdredacteur van het ’Welzijnsweekblad’ en het ’Tijdschrift voor de Sociale Sector’, begon hij begin jaren negentig voor zichzelf (het woord zzp’er moest nog worden uitgevonden). Hij afficheerde zich als beleidschrijver, wat wel verwondering wekte, want dat oogde wel erg saai, en saai was wel de laatste eigenschap die mensen op Nico van toepassing verklaarden. Beleidschrijver Maar Nico kon doorvragen. Hij kon leidinggevenden van zorg- en welzijnsinstellingen dwingen om precies te zijn over wat ze nu wilden bereiken, en hij kon dat helder en overzichtelijk op papier overbrengen. Met die gave heeft hij niet alleen vele organisaties vooruit geholpen, maar ook alle hoeken en gaten van de brede sector leren kennen. Plus de geschiedenis: want in 2002 schreef hij Een tikkie tekort, de geschiedenis van de psychiatrie in Westfriesland, de geschiedenis van de instelling die hem op het spoor van de andragogie had gebracht. Het is een indringend boek dat overloopt van verhalen van professionals en met veel oog voor de weerloze positie van patiënten. In twee stappen kwam hij tenslotte bij Burgerkracht uit. In opdracht van het ministerie van BZK schreef hij een rapport over wijkgericht werken, waarna hij overal in het land zijn verhaal mocht doen. Vervolgens schreef hij (samen met Jan Willem Duyvendak) op verzoek van de WRR een artikel over het welzijnswerk tegen de achtergrond van een veranderende verzorgingsstaat. In het hoofdstuk ‘Welzijn. Een verweesde sector’ analyseerde hij hoe welzijnswerk was voortgekomen uit burgerinitiatieven maar in de loop van de afgelopen decennia was opgezogen in de staat en daarna uitgevent was richting gemeenten en markt. In deze beschouwing beproeft hij voor het eerst het begrip ‘institutionele logica’ als analytische categorie, die de grondslag vormde voor het RMO-essay Burgerkracht uit 2011. Burgerkracht In dit project vonden Nico de Boer en ondergetekende elkaar (overigens waren ze toen al 25 jaar schrijvende collega’s en vrienden). De samenwerking resulteerde in een drieluik. Eerst in 2011 dus Burgerkracht. De toekomst van sociaal werk in Nederland, niet veel later (in 2013) uitgewerkt in de wat minder bekende maar al wat omvattender Platform31-publicatie: Burgerkracht in de wijk. Sociale wijkteams en de lokalisering van de verzorgingsstaat en in 2014 in het boek Decentraal. De stad als sociaal laboratorium (uitgeverij Contact). Nico de Boer wilde de geschiedenis van de brede sociale sector, waaronder het welzijnswerk, herordenen als een geschiedenis waarin een door burgers geïnitieerd project in een proces van modernisering (een mix van professionalisering, institutionalisering en bureaucratisering) een eigen leven is gaan leiden en de energie blokkeert om tot andere vormen van ondersteuning, solidariteit en saamhorigheid te komen, terwijl daar onmisbare bouwstenen in te vinden zijn om tot een levensvatbare verzorgingsstaat te komen. Wat hij zocht was een soort derde weg, niet de weg van de overheid, niet de weg van de markt, maar de weg waarin burgers gefaciliteerd door professionals weer greep krijgen op hun eigen wereld. Misschien is dat een romantische droom, misschien was het een koppige echo van de oude emancipatie-andragogie, maar het blijft doodzonde dat Nico de Boer het denken over de verzorgingsstaat niet met zijn analytisch vermogen, zijn ervaringen, zijn verhalen, zijn scherpzinnigheid en zijn onderzoeksdrang verder kleur zal geven. Daarnaast was Nico de Boer gewoon een fijn en warm mens, soms met een neiging tot ingewikkeldheid, maar vaker met een prachtig gevoel voor humor. Geen gesprek zonder grap, geen ontmoeting zonder lach. Hij had nog veel liefde te geven en veel interessants te ontdekken en te melden. Eeuwig jammer dat hij door de gruwelijke ziekte ALS voortijdig de mond gesnoerd is. Korte bibliografie 2005 – Wijkgericht werken vergeleken (met Erik Lugtmeijer en Peter Mier) 2004 – Welzijn. Een verweesde sector (met Jan Willem Duyvendak) 2011 – Burgerkracht. De toekomst van het sociaal werk in Nederland (met Jos van der Lans) 2012 – Burgerkracht in de wijk. Sociale wijkteams en de lokalisering van de verzorgingsstaat (met Jos van der Lans) 2013 – De verzorgingsstaat voorbij. De stad als sociaal laboratorium (in: De Groene, nr. 40, met Jos van der Lans) 2014 – Ode aan de gemeenten (in Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken, met Erik Dannenberg) 2018 – Onderzoek naar actief burgerschap. Verkenning in opdracht van de Stichting Actief Burgerschap. 2019 – Het is de gemeenschap, suffie! De crisis van de wijkraden. Lezing, Conferentie Vrijwilligerscentrales 2013 Krachtproef, 2018 |