|
Rob Hajer (1929 - 2021)vormingswerk, volwasseneneducatievormingswerker, docent aan Sociale Academie en Universiteit, instellingsdirecteur, publicist, wetenschapper, bestuurder en animator, muntte het begrip volwasseneneducatie. Rob Hajer heeft zijn hele werkende leven en ook nog lang daarna gewijd aan vorming en volwasseneneducatie met een aanloop in zijn studentenjaren als actief lid van de jeugdbeweging waaronder vooral ook de NCSV (Nederlands Christen Studenten Vereniging) met haar befaamde zomerkampen en als voorzitter van de Oecumenische Jeugdraad in Rotterdam. Hij was buitengewoon toegewijd aan de taken die hij op zich had genomen, ernstig en met een zekere terughoudendheid in de omgang met anderen, maar trouw en zeer betrokken, zoals ik ook zelf heb ondervonden. Oud-studenten noemen hem integer, deskundig, betrouwbaar, een belangrijke docent. Zijn grote verdienste is, dat hij door al zijn activiteiten de volwasseneneducatie tot een begrip heeft gemaakt met een duidelijke politieke en maatschappelijke betekenis. Deze verdienste werd ook publiekelijk erkend toen hij in 1990 de eerste Teleac-prijs wegens bijzondere verdiensten voor de volwasseneneducatie kreeg toegekend. De volwasseneducatie was, aldus het juryrapport, voor Rob Hajer niet zo maar een nieuw koepelbegrip, een optelsom van allerlei deelterreinen; het moest gaan om de onderlinge verwevenheid en samenwerking en altijd verbinding met de samenleving. Het moest ook een breed begrip zijn, niet alleen in theoretische zin, maar ook in het beleid van de overheid, geen ’agogisch’ eiland, maar gericht op de verbinding van leren en leven, leren en werken. De kwaliteit van de volwasseneducatie kon daarbij niet zonder de kwaliteit van de werkers, vandaar dat hij zelf ook altijd heeft ingezet op deskundigheidsbevordering, zowel via de opleidingen als de door hem zelf geëntameerde bijscholingsactiviteiten. Het juryrapport van de Teleacprijs noemt hem dan ook terecht een ’stimulerende en richtinggevende leermeester’. Dienst aan de samenleving Rob Hajer werd op 17 januari 1929 geboren in een gereformeerd gezin in Rotterdam. Zijn ouders waren, anders dan veel orthodoxe familieleden, lid van de Gereformeerde Kerk in Hersteld Verband, een meer open, ethisch gerichte stroming binnen het calvinistische protestantisme, die zich na de oorlog aansloot bij de Hervormde Kerk. Thuis werden tijdschriften als Wending (maandblad voor evangelie en cultuur) verslonden. Rob raakte zo vertrouwd met het denken van de Zwitserse theoloog Karl Barth, die grote invloed zou krijgen op de vernieuwing van de Hervormde Kerk na de tweede wereldoorlog: de kerk in dienst van de samenleving. Die dienst aan de samenleving zou ook voor Rob Hajer een leidend beginsel worden, zowel voor hem zelf als voor de volwasseneneducatie. Een ander vormend element in Robs leven was de oorlog, die hij als opgroeiende puber meemaakte. In het laatste oorlogsjaar maakte hij door wat een Rotterdamse jonge man maar door kon maken: hongertochten op de fiets, werken bij de boer ver van huis als landarbeider en als dwangarbeider. Hij dacht zelf, dat hij ’er wel wat van over had gehouden’, zoals het vermogen te relativeren, een kritische houding tegenover het ’gezag’ en een diepe afkeer van autoritair gedrag. In 1947 ging Rob Hajer economie en staatswetenschappen studeren aan de Nederlandse Economische Hogeschool te Rotterdam (nu een faculteit binnen de Erasmus Universiteit), waar hij afstudeerde in de staatkundig-economische richting. In die tijd kwam hij ook in contact met de NCSV, die voor hem een geweldige intellectuele stimulans betekende en waar hij door allerlei kaderwerk – kampen leiden, buitenlandse reizen maken et cetera - zijn sociale vorming kon voltooien en waar hij ook zijn vrouw Tineke Sasse ontmoette. Volwasseneneducatie en maatschappelijke problemen Na zijn afstuderen en twee jaar dienstplicht zocht Rob Hajer een baan in de sociale en sociaal-culturele sfeer; het werd cursusleider bij de oudste, in 1931 gestichte, volkshogeschool Allardsoog te Bakkeveen. Zijn economische opleiding kon men goed gebruiken, vooral in de belangrijkste cursus van de volkshogeschool, de enkele weken durende cursus ’Arbeid, bedrijf en samenleving in deze tijd’ voor mensen uit het bedrijfsleven. De oprichters en eerste medewerkers van de volkshogeschool waren sterk beïnvloed door het vooroorlogse idealistische streven naar ’volkseenheid’ boven religieuze, sociale en regionale verschillen. De centrale term in dit volkshogeschool-denken was ’ontmoeting’, het bijeen brengen van mensen van allerlei slag gericht op het leren samen leven en samen werken. Rob Hajer nam al vroeg voorzichtig afstand van dit harmoniserende gemeenschapsdenken. In een artikel uit 1966 in het blad De Volkshogeschool, waarvan hij redacteur was geworden, komen zijn opvattingen helder naar voren: voor hem moest de volkshogeschool ’tegenkrachten ontwikkelen’ ten aanzien van de problemen van de welvaartstaat, ’tegenover de sterke neigingen om zich geheel in besloten ruimten van het privé bestaan terug te trekken met miskenning van de publieke verantwoordelijkheden van de mens, met miskenning ook van de grote strukturele vraagstukken, die nog lang niet zijn opgelost, zoals de demokratisering van het onderwijs en het bedrijfsleven’. Later zou hij zich nog veel nadrukkelijker gaan oriënteren op ’politieke vorming, gericht op bewustmaking en inzicht in conflicten en klassentegenstellingen’. Rond die tijd besloot Rob samen met zijn vrouw Tineke dat ook hun verbinding aan de (hervormde) kerk hier niet langer bij pastte. Bij zijn drukke baan als cursusleider gaf Hajer de twee laatste jaren op Allardsoog ook nog een aantal lessen sociale en economische geschiedenis bij de parttime urgentie-opleiding van de Groningse Sociale Academie ASCA. Men wilde daar het opbouwwerk als methodische specialisatie invoeren, vooral met het oog op de sociale en culturele begeleiding van de industrialisatie en de ’modernisering’ van de noordelijke ’ontwikkelingsgebieden’. Rob Hajer werd gepolst om docent te worden van het nieuwe vak; het leek hem wel wat; in 1957 vertrok hij met zijn jonge gezin naar Groningen. Verbinding met samenlevingsopbouw Maar al gauw vond hij het vak toch te smal en zocht hij naar verbinding van samenlevingsopbouw en andere vormen van sociale vorming. Samen met een collega bouwde hij een eigenstandige studierichting ’Cultureel Werk’ op, een van de eerste in het land. Theoretisch ging hij zich oriënteren op de Amerikaanse socioloog C. Wright Mills. Van hem leerde hij, dat het in de ’adult education’ zou moeten gaan om ’persoonlijke problemen te vertalen in maatschappelijke vraagstukken’. Met die volwasseneneducatie was het in Nederland overigens nog niet zo best gesteld vanwege de enorme versnippering en het ontbreken van overheidsbeleid. Rob Hajer raakte betrokken bij het overleg van een aantal volksontwikkelingsorganisaties, die streefden naar een landelijk samenwerkingsorgaan en studiecentrum. Dit werd het NCVO, Nederlands Centrum voor Volksontwikkeling, waarvan hij de eerste directeur was (1966-1974). Rob Hajer slaagde er, aldus het juryrapport van de Teleacprijs, in om van het NCVO een instelling te maken waarin alle sectoren van het vormings- en ontwikkelingswerk gingen samenwerken en dat ook het gesprek op gang bracht tussen de nog zo gescheiden werelden van onderwijs, vorming en opleiding van volwassenen. Het ’Instituut van Hajer’, zoals de befaamde minister van Maatschappelijk Werk Marga Klompé het ooit met veel waardering noemde, introduceerde het principe van de permanente educatie en zorgde er ook voor, dat het ging doorwerken als inspirerend beginsel voor overheidsbeleid en de uitbouw van nieuwe activiteiten. Het NCVO ging systematisch de term ’volwasseneneducatie’ gebruiken en maakte deze vanaf de jaren zeventig gemeengoed in het taalgebruik. Vormingswerk en samenleving In zijn tijd als directeur van het NCVO heeft Rob Hajer, naast allerlei ander werk zoals adviseren en buitenlandse studiereizen, op twee manieren directe invloed uitgeoefend op de uitvoering van het vormingswerk: door het organiseren van bijscholingscursussen én door een hele reeks publicaties in de jaren 1965-1975. Zo organiseerde hij samen met een Vlaamse collega de ’Vlaams-Nederlandse Bijscholingscursussen voor staffunctionarissen in het Vormings- en Ontwikkelingswerk’, die bestond uit een zestal weken verspreid over het jaar in verschillende volkshogescholen in Nederland en Vlaanderen en waar de deelnemers, die doorgaans geen specifieke opleiding voor dit werk hadden genoten, werden bijgespijkerd op het gebied van theorie en methode van het vormingswerk. Zelf mocht ik in 1968-69 als pas gestarte volkshogeschool-directeur deelnemer zijn van een van de eerste van die cursussen. Daar leerde ik Rob Hajer persoonlijk kennen, evenals een van de docenten, Arjo Nijk, en met beiden ben ik sindsdien tot hun overlijden heel goed bevriend gebleven. Nog meer dan door deze bijscholingscursussen heeft Rob Hajer in de wereld van vorming en volwasseneducatie invloed uitgeoefend door zijn vele artikelen en boeken. Die publicaties inspireerden tot reflectie op het eigen werk, zowel theoretisch als methodisch. Bij veel vormingswerkers vonden zij directe instemming, bij anderen – de meer radicale – waren zij in elk geval het uitgangspunt van het eigen denken, dat in discussie met en door kritiek op Hajers concepties werd ontwikkeld, terwijl Rob Hajer op zijn beurt in die discussies zijn eigen inzichten aanscherpte en op den duur ook radicaler werd. Maatschappijkritische functie In de periode 1959-1972 was Hajer redacteur van het tijdschrift Volksopvoeding, (later Vorming), gedurende lange tijd ook als redactiesecretaris, waarin hij zijn belangrijkste artikelen schreef. Daarnaast was hij redacteur en redactiesecretaris van de onder auspiciën van het NCVO uitgegeven reeks Vormingswerk – theorie & praktijk, waarin hij ook zijn belangrijkste publicaties onder bracht. Begin 1969 verscheen Hajers Vormingswerk en samenlevingsopbouw, een bundeling van artikelen die eerder verschenen waren in Volksopvoeding en waarin hij zijn centrale opvattingen uiteen zette over ‘De functie van vormingswerk in de welvaartstaat’, over ‘Vormingswerk en politiek’, over ‘Democratisering, vorming en opbouwwerk’ en over ‘Vormingswerk in het perspectief van de education permanent’. Deze teksten waren, aldus Maarten van der Linde in het boek De Volkshogeschool 1925-2010 (2013) ’bouwstenen’ voor een expliciete maatschappijkritische functie van het vormings- en ontwikkelingswerk, zoals die kort daarna door anderen heel expliciet zou worden geformuleerd. Grote invloed in het werkveld en overheidsbeleid had tot in de jaren tachtig de nota over permanente educatie Functie en toekomst van het vormings- en ontwikkelingswerk voor volwassenen in de Nederlandse samenleving (1970), die het resultaat was van de gesprekken in een studiecommissie van het NCVO met 18 leidinggevende personen uit het veld en deskundigen uit universiteit en sociale academie en waarvan Rob Hajer de hoofdauteur was. Intussen was Rob Hajer ook politiek heel actief. Al op achttienjarige leeftijd werd hij lid van de PvdA, maar pas in zijn tijd bij het NCVO ging hij daadwerkelijk voor de partij werken, zowel lokaal als landelijk. Zo was hij zeer actief in diverse werkgroepen van de Wiardi Beckman Stichting (WBS), het wetenschappelijk bureau van de PvdA, en werd hij daar later ook lid van het Curatorium, waar hij ook politici als Joop den Uyl tegen kwam. In 1971 in aanloop naar de verkiezingen werd het schaduwkabinet Den Uyl gevormd, waarin Rob de post van staatssecretaris ’Vorming en jongerenwerk’ kreeg. Toen in 1973 het kabinet Den Uyl daadwerkelijk werd gevormd, hadden ze hem ’niet meer nodig’ wat Rob ’prima’ vond. Wel vroeg dit kabinet hem als lid van de Beraadsgroep Knelpunten Harmonisatie Welzijnsbeleid en Welzijnswetgeving, die de befaamde of beruchte Knelpuntennota opleverde, waarin gepleit werd voor meer samenhang tussen de diverse beleidssectoren en voor decentralisatie en democratisering van het beleid naar de gemeenten. ’Mooi bedacht’, vond Rob Hajer later, ’maar de departementale bolwerken van Onderwijs en Sociale Zaken lieten hun macht niet inperken. En de decentralisatie bleek al spoedig neer te komen op een afwenteling van bezuinigingen naar beneden’. Proefschrift - terugblik en perspectief Alsof Rob Hajer het bij het NCVO en daarbuiten al niet druk genoeg had, gaf hij vanaf 1969 eenmaal per veertien dagen doctoraalcolleges over theorie en beleid van het vormingswerk aan de afdeling andragogiek in Nijmegen. Zoals hij later zelf schreef: die oude schoolmeestersrol beviel hem wel. Toen de sociale faculteit besloot andragogiek kwalitatief op te krikken en hij in 1974, naast twee nieuwe hoogleraren, gevraagd werd om voltijds hoofddocent te worden, leek hem dat een kans die hij niet wilde laten schieten. Hij verhuisde van Amersfoort naar Nijmegen en zo moesten de twee jongste kinderen weer wennen aan een nieuwe omgeving en een nieuwe school. Of Rob Hajer achteraf zo gelukkig was met zijn nieuwe baan, weet ik nog zo net niet. Hij kreeg er te maken met verschillende problemen. De beide hoogleraren waren adepten van Ten Have en geloofden in de andragologie als een ’abstracte veranderkundige wetenschap’ zoals Hajer dat vak noemde. In zijn ogen was dit een ’overtrokken en onjuiste pretentie’. Er werd ook slecht leiding gegeven, een ’verwerpelijk laisser faire-beleid’. En al spoedig kwamen daar zoals overal in onderwijs en welzijnswerk de bezuinigingen en personeelstops nog boven op. Wellicht mede daardoor bleef Rob Hajer meedraaien in het landelijke beleidscircuit, zoals in de rol van onafhankelijk deskundige in de ’Commissie Vorming en Ontwikkeling’ van het Ministerie van CRM. Rob Hajer vond intussen ook nog tijd om in 1981 te promoveren. In zijn proefschrift Volwassenenvorming – beleid en democratisering. Terugblik en perspectief, analyseert hij in een aantal historische hoofdstukken de ontwikkeling van de beleidsopvattingen met betrekking tot de volwassenenvorming. De hoofdstuktitels zeggen genoeg, zoals ’Volwassenenvorming en het herstel van het grote evenwicht 1945-1955’ (hoofdstuk IV) en ’Volwassenenvorming als tegenbeweging en publieke voorziening 1966-1975’ (hoofdstuk VI). In het slothoofdstuk onder de titel ’Beleidsperspectieven in de ontwijkende verzorgingsstaat’ moet hij concluderen, dat die verzorgingsstaat zijn pretenties ook op het educatieve vlak niet waar kon maken, waarbij het beleid verschraalde en stokte. Naast zijn promotieonderzoek heeft Rob Hajer nog verschillende andere onderzoeken uitgevoerd. Zo deed hij in de jaren 1982-1990 onderzoek naar de ’Ingebouwde volwasseneneducatie’, vormingswerk in organisaties die dat niet als hoofdtaak hadden. Hij rapporteerde er onder meer over in de bundel Overheid en welzijnswerk in Nederland en België met de bijdrage ’Welzijnswerk, politieke en maatschappelijke democratisering’ (1984). Voor het Bulletin Volwasseneducatie schreef hij samen met Vronie Disselhorst, ’Ingebouwde volwasseneneducatie, in de strijd rond burgerlijke hegemonie’ (1985). Onderwijs – van opbouw naar afbraak Toen op zijn werk de reorganisaties en bezuinigingen elkaar opvolgden en het onmogelijk werd de afdeling volwasseneducatie uit te bouwen, hield Rob Hajer het tenslotte, voor gezien (met als motto zoals hij het zelf omschreef ‘Onderwijs – van opbouw naar afbraak’) en nam hij in 1987 afscheid van de universiteit - maar geen afscheid van de volwasseneneducatie. Als vrijwilliger bleef hij nog heel lang actief, in het bijzonder voor de Vereniging, later Stichting voor Volkshogeschoolwerk, de kring waarin hij zijn werkzame leven was begonnen. Zo was hij lid van de Commissie Studie en Publicaties van de Stichting voor Volkshogeschoolwerk, (1999-2010) nadat hij eerder al voorzitter was geweest van het Fonds tot Steun aan het Volkshogeschoolwerk. Hij was ook actief, als lid van de begeleidingscommissie, betrokken bij het onderzoek van Maarten van der Linde en Johan Frieswijk naar de geschiedenis van het volkshogeschoolwerk en hun boek De Volkshogeschool 1925-2010 en als medeorganisator van het grote symposium bij het verschijnen van dit boek in 2013. Daarvóór was hij ook al een aantal jaren actief lid geweest van de Beraadsgroep Vorming, een intensief overleg van betrokkenen in de volwasseneneducatie, werkers en wetenschappers, die samen met de Stichting voor Volkshogeschoolwerk een serie grote conferenties organiseerde, zoals over De moderne nomade en zijn bagage (1997) en over Educatie en integratie (2003). Na de conferentie over het Volkshogeschoolboek in 2013, die ook het definitieve einde van deze werksoort markeerde, deed Rob Hajer intensief mee aan de informele bijeenkomsten van oud-bestuurders en medewerkers van de Stichting voor Volkshogeschoolwerk en zag hij uit naar serieuze gesprekken over samenleving en educatie. Alle drie zijn kinderen (Froukje, Maaike en Maarten) gingen beroepsmatig in zijn geest verder. Maarten formuleerde Rob’s betrokkenheid in 2017 treffend in het slot van zijn oratie toen hij faculteitshoogleraar was geworden. Hij bedankte zijn toen achtentachtigjarige vader: ’nog steeds kritisch mee- en tegendenkend’. |