Midden vorige eeuw dromen tienduizenden Nederlanders van
een bestaan als boer in de net drooggelegde polders, de
Noordoostpolder (1942) en Oostelijk Flevoland (1957). Een
nieuwe, ‘maakbare’ samenleving, waarin niet alleen het
landschap langs de meetlat wordt gelegd, maar ook de
toekomstige bewoners. Alleen de besten van de besten zijn
welkom. Zwakkelingen, achterblijvers en zielenpoten komen
er niet in. De selectieprocedure van de rijksoverheid is
zeer streng en voert zelfs tot in de slaapkamer. Zijn de
bedden wel opgemaakt, is de linnenkast op orde?
Plattelandsjournalist Eva Vriend, die als boerendochter
opgroeide in de Noordoostpolder, onderneemt aan de hand
van haar familiegeschiedenis een zoektocht naar het
ontstaan van deze podergemeenschap. Zij weet het
stilzwijgen van afgewezen kandidaten te doorbreken en de
geheimen te ontrafelen van een bevolkingspolitiek die in
de recente geschiedenis haar weerga niet kent.
Hoewel….. in haar epiloog vergelijkt ze de
selectieprocedure voor de ‘superboeren’ van de
Noordoostpolder met de inburgeringsverplichtingen van
Mary uit Ghana en het selectiesysteem van een corporatie
om in de Heijplaat, een wijk in het Rotterdamse
havengebied, om ‘ongewenste elementen’ uit te filteren.
Haar slotzin: ‘Nee, Nederland is nog niet
uitgeselecteerd.’
Recensie Nico de Boer in Tijdschrift voor sociale
vraagstukken:
Een eeuw geleden was er nog
niet eens een Afsluitdijk en klotste de Zuiderzee nog
tegen Urk en Schokland, intussen is het bestaan van
Flevoland vanzelfsprekend geworden. Je zou bijna vergeten
dat er in de tussentijd een compleet stuk Nederland is
gemaakt en – nog interessanter – met mensen is bevolkt.
In ‘Het nieuwe land – het verhaal van een polder die
perfect moest zijn’ ontrukt Eva Vriend de geschiedenis
van dat bevolken op een boeiende manier aan de
vergetelheid.
Vriend richt zich vooral op de selectie van nieuwe boeren
voor de polders. Onder meer aan de hand van haar eigen
ervaringen als boerendochter beschrijft ze hoe die
selectie al voor de drooglegging startte en in de jaren
vijftig een hoogtepunt bereikte. Op basis van
archiefonderzoek en interviews geeft ze een scherp beeld
van de manier waarop die selectie van bovenaf werd
aangepakt en de schade die die aanpak teweeg bracht.
Kandidaten bleven soms jarenlang in een wurgende
onzekerheid over hun herhaalde sollicitaties,
afwijzingsgronden werden niet gegeven, boerenzoons die
geen kant op konden, raakten verbitterd. Er staat in het
‘Het nieuwe land’ heel wat hartverscheurend stil leed,
teweeggebracht vanuit de overtuiging van de selecteurs
van de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders, dat alleen
de besten in het nieuwe land een plek mochten krijgen.
Intrigerend is hoe die selectiemethode in de jaren zestig
in diskrediet raakte. ‘De samenleving democratiseert, het
individu zet zichzelf centraal. Emancipatie,
zelfontplooiing, daar gaat het in toenemende mate om. De
stringente selectiemethode, van bovenaf opgelegd, wordt
meer en meer gezien als een paternalistisch en bevoogdend
gedrocht.’ (p 197)
De keuze van de schrijfster om de selectie centraal te
stellen, is te billijken: alleen al daarover valt immers
heel wat boeiends te zeggen, zo bewijst ze. Toch betekent
die keuze ook een beperking. Zelf merkt de schrijfster op
dat ondanks de doordachte selectie de nieuwe samenleving
‘moeizaam op gang komt’ (p182). Ook stipt ze zijdelings
de rol van het maatschappelijk werk aan en de rol van de
dorpshuizen. De inzet van opbouwwerkers in de opbouw van
die perfecte poldersamenleving blijft echter buiten
beeld. Tijd voor een vervolg - Het nieuwe land II?
Nico de Boer
Deze recensie verscheen ook in
Tijdschrift voor sociale vraagstukken, juni 2014,
p. 64.
Beoordeling redactie: |