1987Paniek in Oude Pekela Mediahype over vermeende kindermishandeling
In mei 1987 vindt een moeder in Oude Pekela bloed in de onderbroek van haar vierjarige zoon. Bij een bezoek aan de huisartspraktijk van Fred en Ietje Jonker wordt de suggestie van ontucht gedaan. Vriendjes en kleuterleidsters worden ondervraagd en er wordt aangifte gedaan bij de politie. Dat leidt tot een voorlichtingsavond met onder meer toelichting op hoe signalen herkennen die wijzen op mishandeling of ontucht. Dat leidt tot een groot aantal vermoedens van ontucht bij vele kinderen. Als de politie in een persbericht spreekt van meldingen bij zeventig kinderen, en dat bij de ontucht ook als clowns verklede personen betrokken zouden zijn, wordt Oude Pekela plotseling wereldnieuws. Die belangstelling wordt zo groot dat zelfs de minister van justitie, Frits Korthals Altes, naar Oude Pekela afreist om zich op de hoogte te stellen.
Op 17 oktober 1988, anderhalf jaar na de eerste suggestie van ontucht, sluit de politie het onderzoek zonder enig bewijs van ontucht te vinden. Dat weerhoudt de huisartsen Jonker er niet van om vrij snel nadien te praten en te publiceren over satanisch ritueel misbruik. Opnieuw wordt de zaak Oude Pekela wereldnieuws, opnieuw worden er geen concrete bewijzen gevonden. Dat wordt in 1994 nog eens bevestigd door de werkgroep Ritueel Misbruik, ingesteld door de staatssecretaris van Justitie. De discussie verplaatst zich dan naar de vakliteratuur, met name het tijdschrift Child Abuse & Neglect.
De zaak Oude Pekela is relevant voor modern sociaal werk vanuit drie perspectieven:
Na de eerste indicaties hielden tientallen deskundigen zich onder grote mediabelangstelling met de zaak bezig. Onder hen mensen als Gerrit Mik (psychiater, D66 kamerlid) en Benjamin Rossen (een Australier die in Nederland studeerde). Het bleek hen onmogelijk om tot een eenduidige analyse te komen van wat wel en wat niet echt gebeurd was. Dat roept vragen op over de hardheid van diagnoses op het terrein van sociale hulpverlening.
De media zijn belangrijke actoren, die een hulpverleningszaak plotseling een hele andere dimensie kunnen geven. Zijn moderne sociaal werkers of brede welzijnsorganisaties daarop toegerust? Kunnen zij een plots door de media opgepikte of aangewakkerde crisis tegemoet treden?
Steeds is er ook de discussie over de grenzen van het normale, over wat aanvaardbaar is en wat niet. Wanneer is sex met kinderen 'gezond' en wanneer niet? Ondanks de groteskheid van de zaak Oude Pekela, wordt ook deze zaak door pedofielen en pedologen aangegrepen om deze discussie te voeren.
Eind jaren tachtig was er niet alleen de situatie in Oude Pekela, maar ook de affaire de Bolderkar in Vlaardingen. Daarbij ging het om vermeende kindermishandeling in een medisch kleuterdagverblijf. In Vlaanderen speelde in dezelfde periode de zaak rondom Notaris X, die in de context van een scheiding door zijn (ex-)vrouw beschuldigd wordt van seksueel misbruik van zijn twee zonen. Ook hier is er sprake van massale mediabelangstelling en elkaar tegensprekende specialisten.
Deze voorbeelden maken duidelijk dat de media belangrijke invloed uitoefenen op sociaal werk en andere vormen van hulpverlening. Problemen kunnen opgepikt worden door de pers en gigantisch uitvergroot worden (zoals in dit geval van Oude Pekela), een dramatisch maar uniek geval kan een hele sector een slecht imago bezorgen (zoals bij Savanna).
Publicatiedatum: 12-08-2009
Datum laatste wijziging :11-12-2015
Auteur(s): Jan Steyaert,