1945Hilda Verwey-Jonker Voorvechtster van sociale vooruitgang
Hilda Verwey-Jonker (1908-2004) was een vooraanstaande Nederlandse sociologe (en eerste vrouw met dat diploma, in 1932!). Ze doceerde nog een tijdje sociologie aan de School voor Maatschappelijk Werk in Eindhoven. Haar werk is bijzonder relevant voor sociaal werk, veel trefwoorden van het vak kregen in haar werk aandacht: armoedebestrijding, diversiteit, ouderdom, emancipatiebewegingen, vluchtelingen.
In 1945 promoveerde Hilda Verwey-Jonker aan de toenmalige Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam op onderzoek naar armoede en lage inkomens in Eindhoven, waar haar man werkte bij Philips. Van de Eindhovense gezinnen leefden er 15% in armoede, en nog eens 5% zat maar net boven de armoedegrens. De vaststelling dat het hier voor een belangrijk deel ging om ouderen, was rechtstreekse aanleiding tot de zogenaamde noodwet van Drees uit 1947, waarbij elke burger van meer dan 65 jaar een uitkering kreeg. Die noodwet werd tien jaar later de AOW, en vormt nog steeds een belangrijk deel van de pensioenen van Nederlandse ouderen.
Hilda Verwey-Jonker werkte ook veel samen met Marga Klompé, en had er grote bewondering voor.
Na de oorlog deed Verwey-Jonker veel werk op het terrein van internationale vluchtelingenwerk, met name in het kader van de Verenigde Naties. Later raakte ze vanuit haar lidmaatschap van de Eerste Kamer betrokken bij de debatten over Molukkers. Via dat werk introduceerde ze in 1971 het begrip 'allochtoon' als een neutraal begrip voor gastarbeiders. Eerder, in 1960, introduceerde ze ook het begrip 'verzorgingsstaat' in een kort artikel in Socialisme & democratie, als alternatief op de tot dan toe gangbare term welvaartstaat. Beide begrippen raakten ingeburgerd. De aanuididing allochtoon kreeg echter ee steeds negatievere lading, reden waarom de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleeid (WRR) in 2016 voorstelde om het begrip niet langer in beleidsstukken te gebruiken. Overigens was het dezelfde WRR die in 1989 met het rapport Allochtonenbeleid het gebruik juist gestimuleerd had.
Hilde Verwey-Jonker kon zich ook druk maken over de vergrijzing en vroeg zich af waarom we de pensioenleeftijd op 65 houden. “Ik heb zelf nooit het gevoel gehad dat ik op mijn 65ste moest ophouden. Maar Nederlanders zijn te lui. We zijn consumenten geworden, we willen pret maken.” (interview in Trouw, 2000). Het vasthouden aan de pensioenleeftijd van 65 jaar is mede oorzaak van discussies over de verzorgingsstaat, omdat het aantal inactieven in verhouding tot het aantal actieven blijft stijgen: minder mensen moeten meer bijdragen via belasting, om steeds meer mensen een uitkering en steun te geven.
In 1993 fuseert onder meer het Nederlands Instituut Maatschappelijk Werk Onderzoek (NIMAWO) met enkele andere organisaties tot het huidige Verwey-Jonker instituut. Dat instituut drukt middels onderzoek stevig op het debat in de sociale sector, bv. over het Nederlands integratiebeleid of over de relatie tussen onderzoek en sociale interventies.
Verwey-Jonker was ook een stevige pleitbezorgster van meer participatie van vrouwen in het maatschappelijke en politieke leven en droeg er actief aan bij. Zo was ze lid van de gemeenteraad van Eindhoven (van 1935 tot 1941 en van 1953 tot 1962), van de Eerste Kamer (in de periode 1953-1958) en eerste vrouwelijk lid van de Sociaal Economische Raad (SER) (vanaf 1957). Ze wordt ook algemeen gezien als één van de oprichters van de huidige PvdA.
In januari 2000 publiceert de Adviesraad voor het Wetenschaps- en Technologiebeleid (AWT) een advies over het beperkt aantal vrouwelijke hoogleraren aan Nederlandse universiteiten, en stelt voor een reeks Verwey-Jonker hoogleraren aan te stellen. Dat is er echter niet van gekomen.
Publicatiedatum: 00-00-0000
Datum laatste wijziging :02-11-2016
Auteur(s): Jan Steyaert,