2021 Wet Langdurige Zorg De voortdurende discussie over de financiering van begeleid en beschermd wonen |
|
Met ingang van 2021 kunnen cliënten een plek krijgen in een beschermde woonvorm op basis van zowel een Wlz-indicatie als een - meestal tijdelijke - WMO-beschikking. Dat leidt tot vreemde situaties. Zo heeft Mark van 20 een Wlz-indicatie voor beschermd wonen. Hij heeft last van autisme en zijn bezorgde ouders zien hem niet zelfstandig wonen. Door hun inzet krijgt Mark een indicatie en daarmee blijvend recht op een woonplek in een beschermende woonvorm. Het perspectief voor Mark is daardoor wel dat hij gedurende zijn hele leven ondersteuning zal krijgen. Kun je dat zeggen over een 20-jarige die nog volop in ontwikkeling is? Is voor hem de WMO niet beter geschikt? Daarentegen heeft Jan van 55 een WMO-beschikking voor beschermd wonen. Hij heeft in zijn leven vele opnames gehad in een psychiatrisch ziekenhuis en beschermd wonen is voor hem het hoogst haalbare. Dat betekent wel dat hij elk jaar in spanning zit of zijn WMO-beschikking weer voor een jaar wordt verlengd. Is het terecht dat Jan elk jaar in grote onzekerheid verkeert of hij beschermd kan blijven wonen? Past bij zijn situatie niet een indicatie voor de WLZ? Al discussie sinds het begin van de RIBW-vorming Al sinds het begin van het beschermd wonen is er discussie over de vraag of begeleid en beschermd wonen gefinancierd moeten worden door gemeenten of vanuit het zorgstelsel. Vóór 1989 wordt het beschermd wonen uit de Algemene Bijstandswet en later de Tijdelijke Subsidieregeling Maatschappelijke Dienstverlening betaald. Daarna verloopt de financiering middels de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ, tegenwoordig WLZ). Hieraan ging een periode vooraf met felle discussies binnen de toenmalige Nederlandse Vereniging van Beschermende Woonvormen. Voorstanders zien in de AWBZ een stabiele financiering, nodig om de nog prille sector verder tot ontwikkeling te brengen. Tegenstanders vrezen een verregaande medicalisering van de zorg en een onderwerping aan tal van zorgwetten. Dat de overheid toch besluit tot de AWBZ heeft te maken met gewenste substitutie van APZ-bedden naar BW-plaatsen en de wens om regie te houden op een regionale spreiding van voorzieningen. Beschermd wonen gefinancierd vanuit de Zorgverzekeringswet? Gaandeweg wordt de AWBZ gebruikt voor het onderbrengen van steeds meer voorzieningen en zorgvormen. Omdat de kosten sterk oplopen werkt de overheid aan een nieuw stelsel. In 2006 wordt het deel van de geestelijke gezondheidszorg dat gericht is op behandeling ondergebracht in de Zorgverzekeringswet. Binnen de RIBW-Alliantie is onenigheid over de vraag of dit ook zou moeten gelden voor beschermd wonen. Tegenstanders wijzen er op dat beschermd wonen geen behandeling is, terwijl voorstanders pleiten voor één en dezelfde financiering binnen de GGZ ten behoeve van de zo gewenste regionale samenwerking. Vooralsnog echter blijft de AWBZ de financieringsbron van beschermd en begeleid wonen. Twijfels bij de Wet Maatschappelijke ondersteuning (WMO) Met ingang van 2015 verdwijnt de AWBZ en wordt de financiering van de zorg verdeeld over de WMO, de Wet Langdurige Zorg (WLZ), de zorgverzekeringswet en de jeugdzorg. De WLZ is daarbij bedoeld voor de financiering van intensieve zorg voor mensen die daar blijvend afhankelijk van zijn. De heersende opvatting is dat de WLZ van niet toepassing is op mensen met een psychische kwetsbaarheid. Men vindt het veel te defaitistisch om uit te gaan van blijvende afhankelijkheid van zorg. Herstel is immers altijd mogelijk. Daarom besluit de overheid dat begeleid en beschermd wonen gefinancierd moeten worden uit de WMO. Het heeft de instemming van de meeste RIBW’s omdat de WMO goed past bij het niet behandelingsgerichte karakter van begeleiding. Bovendien zou er met de WMO een betere afstemming mogelijk zijn met andere door de gemeentelijke gefinancierde diensten en voorzieningen. Alsnog financiering vanuit de Wet langdurige zorg (2021) Al snel na de invoering van de WMO ontstaat wederom discussie of de WLZ toch ook niet toegankelijk zou moeten zijn voor mensen met ernstige en aanhoudende psychische klachten. Vanuit RIBW’s, omdat de gemeenten slechts voor één jaar een beschikking afgeven voor beschermd wonen, hetgeen tot grote onzekerheid leidt bij de meest kwetsbare mensen. Vanuit gemeenten, omdat zij schrikken van de relatief dure BW-plaatsen en veel liever alleen ambulante begeleiding financieren. Een onderzoek van VWS in 2020 wijst uit dat circa 9250 mensen toch een WLZ-indicatie voor beschermd wonen zouden moeten krijgen. Daarom wordt in 2021 de WLZ weer opengesteld voor mensen die in aanmerking willen komen voor beschermd wonen. Maar al na één jaar berekent de Nederlandse Zorgautoriteit dat inmiddels 23.500 mensen gebruik maken van de WLZ(2) Ideologisch versus praktisch Na ruim 40 jaar is er dus nog steeds discussie over de meest gewenste vorm van financiering: vanuit het sociale stelsel (WMO) of het zorgstelsel (WLZ) (3). Een argument dat pleit voor de WLZ is dat mensen met een indicatie voor beschermd wonen daar een wettelijk recht op hebben, waarbij dat recht voor iedereen en overal hetzelfde is. In tegenstelling tot de WMO dat slechts gemeentelijke voorzieningen financiert waar mensen geen recht op kunnen doen gelden. Maar de Wlz is bedoeld voor mensen die “levenslang en levensbreed” afhankelijk blijven van zorg. Dat past niet bij mensen met een psychische kwetsbaarheid voor wie geldt dat herstel altijd mogelijk is. Kijkend naar de aard van begeleid en beschermd wonen én de bedoeling van de WMO zou financiering middels de WMO de voorkeur moeten hebben. Dat de discussie toch steeds weer oplaait heeft vooral te maken met de gebrekkige uitvoering van de WMO door gemeenten. Zij besteden de budgetten die zijn meegekomen met de overgang van AWBZ naar WMO lang niet altijd aan zorg. Door gebrek aan landelijk beleid zijn er veel te grote verschillen tussen gemeenten onderling, waardoor je in de ene gemeente wel een beschikking kunt krijgen en in de andere gemeente niet. Ook zijn de uitvoeringskosten door gemeenten aanzienlijk hoger dan voorheen. Ten slotte is er binnen gemeenten nog steeds veel te weinig kennis over beschermd wonen en maken zij bijvoorbeeld ook afspraken met ondeugdelijke organisaties (4).Zolang er geen eenduidige regeling is zullen mensen als Mark en Jan in onzekerheid blijven verkeren over de financiering van begeleid en beschermd wonen. |
|