1987 Opvang vluchtelingen in asielzoekerscentra (azc`s) Van open grenzen naar restrictieve toelating |
|
Vluchtelingen hebben in de Lage Landen lange tijd een goed heenkomen gevonden. Na de val van Antwerpen (1585) kwamen bijvoorbeeld honderdduizenden Vlamingen naar het Noorden. Zij brachten geld en kennis mee en leverden een bijdrage aan de bloei van de Republiek. In het begin van de zeventiende eeuw volgden duizenden Portugese Joden, die uit hun land waren verjaagd. In 1685 werden de Franse protestanten, de hugenoten, gedwongen katholiek te worden. Ruim 50.000 van hen kwamen naar de Nederlanden. Rond 1700 was ruim 10 procent van de inwoners van Amsterdam Frans. Overigens moet deze gastvrijheid ook weer niet overdreven worden. Vluchtelingen die economisch potentie hadden, vonden een plek, zij die dat niet hadden, konden nergens op rekenen en zonken vaak diep weg in de armoede. Wettelijke instrumenten om mensen weg te sturen kwamen pas met de eerste Vreemdelingenwet uit 1849, waarmee vreemdelingen zonder papieren of financiële middelen over de grens gezet konden worden. Dat gebeurde echter maar mondjesmaat. Er was geen opsporingsapparaat, bovendien was er in Nederland vaak voldoende werk en had niemand er echt belang bij om vreemdelingen en arbeidsmigranten tegen te houden. Echt restrictief werd het Nederlandse beleid vlak voor de Tweede Wereldoorlog, toen de regering vanaf 1934 de stroom Joodse vluchtelingen uit Duitsland een halt wilde toeroepen. In 1938 werd zelfs besloten geen enkele vluchteling meer toe te laten. In 1939 werd daarvoor in het Drenthe het kamp Westerbork ingericht, waar de vluchtelingen werden ondergebracht. Hetzelfde kamp werd later tijdens de oorlog onder beheer van de Duitsers als uitvalsbasis gebruikt voor het transport van Joden naar concentratiekampen in Europa. Aanmerkelijk gastvrijer stond Nederland tegenover de repatriëring van 300.000 ‘Indische Nederlanders’, die na de onafhankelijkheid van Indonesië vanaf 1949 naar Nederland kwamen. De 12.000 Molukkers, onder wie veel ex-KNIL-militairen, vormden echter een uitzondering. In de overtuiging dat zij tijdelijk in Nederland zouden verblijven, vestigden zij zich in een aantal plaatsen (Assen, Vught: kamp Lunetten) in aparte woonoorden. Dat leidde voor nogal wat Molukkers tot een ambivalent proces van integratie, dat tot op de dag van vandaag voor ongemak heeft gezorgd. Sinds het vluchtelingenverdrag van de VN (1951) heeft Nederland zich verplicht om slachtoffers van oorlog, vervolging of natuurrampen op te vangen. Tot ver in de jaren zeventig betrof dat redelijk overzichtelijke groepen asielzoekers. Zo opende Nederland de grenzen voor (politieke) vluchtelingen uit Chili, Zuid-Afrika en Vietnam. Deze asielzoekers werden opgevangen door lokale – vaak kerkelijke – vrijwilligersorganisaties. In 1979 werd uit al deze organisaties de landelijke vereniging VluchtelingenWerk Nederland opgericht. In de jaren tachtig begon de stroom vluchtelingen en asielzoekers te groeien en werd hun komst steeds nadrukkelijker als een politiek probleem gezien. In toenemende mate deden zij ook een beroep op reguliere opvangvoorzieningen en sociale pensions. In 1984 en 1985 vroegen ruim 3.500 Tamils, die op de vlucht waren voor de burgeroorlog in Sri Lanka, asiel aan in Nederland, vaak met behulp van mensensmokkelaars. Politici meenden dat het met de vervolging van de Tamils wel meeviel; de media suggereerden dat ze als ‘economische vluchtelingen’ naar Nederland waren gekomen. Er kwam voor de groep een aparte, restrictieve regeling, die bij veel Tamils kwaad bloed zette. Uit frustratie staken enkele Tamils het pension Maris Stella in brand, waarin zij in Wijk aan Zee werden opgevangen. Ook ging een groot aantal Tamils in hongerstaking. Deze gebeurtenissen vormden de opmaat voor een strakkere aanpak van de rijksoverheid. In 1987 kwam de regering met de Regeling Opvang Asielzoekers, waarbij asielzoekers over Nederland verspreid werden in aparte asielzoekerscentra (azc’s), waarvan de eerste in 1987 in Luttelgeest, in de Noordoostpolder, de poorten opende. Tegen de komst van azc’s werd over het algemeen fel geprotesteerd (zie: 1985 Nimby). In 1994 werden de centra organisatorisch ondergebracht bij het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA). In 2001 bereikte het COA zijn maximale capaciteit: 84.000 plaatsen. Als gevolg van de nieuwe (strenge) Vreemdelingenwet in 2002 is de capaciteit inmiddels teruggebracht tot 20.000 plaatsen. In 2009 beheerde het COA in zo’n zestig gemeenten opvangvoorzieningen. Een fors aantal is daarvan gesloten, wat - ironisch genoeg - vaak tot protesten leiden van de plaatselijke bevolking die een belangrijke steunpliaar onder de lokale economie zagen verdwijnen. In de zomer van 2015 werd Europa geconfronteerd met een een enorme stroom vluchtelingen uit ondermeer Syrië, waar miljoenen mensen op drift waren geraakt. Met veel moeite - en onder leiding van Duitsland - probeerde Europa deze vloed te verwerken. In Nederland leidde dat tot heftige discussies of ons land dat wel aan kon. Feit was dat de vluchtelingen niet te stoppen waren. Ze kwamen, met duizenden en nog eens duizenden. In allerijl slaagden gemeenten erin nood-opvanglocaties te openen en groeide het aantal asielzoekerscentra weer fors. Hoewel de aantallen bij lange na nog niet de cijfers van de jaren negentig haalden, bleek de weerstand onder de bevolking aanmerkelijk groter dan dat in de jaren negentig het geval was. Sinds 1985 heeft Nederland ruim een half miljoen asielaanvragen te verwerken gekregen, waarvan ruim 200.000 zijn toegekend. Het hoogtepunt lag in de jaren negentig, toen de oorlog in de Balkan in 1994 zorgde voor meer dan 50.000 asielaanvragen. Sinds 2000 zijn het aantal aanvragen en het aantal toewijzingen steeds verder teruggelopen, maar sinds de Arabische lente en vooral de burgeroorlog in Syrie neemt het aantal asielzoekers weer fors toe. Of zij zo snel een status krijgen als dat in het verleden het geval was, moet echter worden betwijfeld. Kregen in de jaren zeventig nog vier op de vijf asielzoekers een officiële status, in 2012 was dat nog maar een op de twintig. De verwachting is dat daar wel iets verandering in zal komen, maar de oude cijfers zullen nooit meer gehaald worden. Daarbij is de taakverdeling zo dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) beoordeelt of een asielaanvraag kan worden toegekend. Zolang het onderzoek loopt, wordt de opvang verzorgd door het COA, waarbij de lokale werkgroepen en organisaties van VluchtelingenWerk Nederland voor de begeleiding en ondersteuning zorgen. Dat is de administratieve gang van zaken. In de realiteit verdwijnen veel vluchtelingen in de illegaliteit. Hun aantal wordt geschat op ten minste honderdduizend. |
|