Verwante vensters |
|
1981 Het ontstaan van Regionale Instellingen voor Beschermd Wonen (RIBW’s) Hoofdinspectie scheidt het kaf van het koren |
|
Direct na de eerste Rijksnota over beschermd wonen in 1981(1) neemt de Hoofdinspectie het initiatief tot een werkgroep “Beschermende woonvormen”, die moet onderzoeken hoe de beschermende woonvormen zich inhoudelijk en organisatorisch kunnen ontwikkelen. Veel meer dan nu het geval is, had de landelijke Inspectie indertijd een sterke beleidsmatige rol. Zo had de Hoofdinspectie eerder al bijgedragen aan de regionalisering van de GGZ (2). De werkgroep is samengesteld uit vertegenwoordigers van de landelijke verenigingen van de GGZ-instellingen (3). Voorzitter van de werkgroep is Jan van Borssum Waalkes. Sybren Bangma (4) wordt secretaris. Bangma bedenkt ook de term RIBW als aanduiding voor de nieuwe regionaal georganiseerde organisaties die de beschermende woonvormen moeten gaan beheren. Eerste ontwerp van een RIBW De werkgroep komt met een stevig rapport, waarin uitgebreid wordt ingegaan op de precieze doelgroep (5). Het doel is om mensen in een psychosociaal kwetsbare positie onder professionele begeleiding weer deel te laten nemen aan de maatschappij. De werkgroep doet daarvoor tal van aanbevelingen over opzet, taken en doelstelling van de nog op te richten organisaties. Om tegemoet te komen aan de individuele behoeften van bewoners moet er voldoende variëteit aan woonvoorzieningen zijn. Het alleenrecht voor de exploitatie van beschermende woonvormen moet, aldus de werkgroep, uitsluitend toekomen aan RIBW ’s, die zo worden “toegerust dat de hun toegedachte taak ten volle kan worden uitgevoerd”. Op die manier kunnen zij tegenwicht bieden aan de dominante Algemene Psychiatrische Ziekenhuizen (APZ-en). De Hoofdinspectie pleit voor de financiering vanuit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, ook om daarmee de omzetting van APZ-plaatsen naar beschermd wonen plaatsen mogelijk te maken. Verder gaat het rapport in op allerlei aandachtspunten met betrekking tot de regionale positionering, capaciteit, planning en financiering. Met een stevige positie in elke regio kunnen de RIBW’s voor cliënten zowel een alternatief zijn voor de Psychiatrische ziekenhuizen als voor de RIAGG’s, wanneer ambulante behandeling ontoereikend is. In het ontwerp gaat de werkgroep uit van 40 RIBW’s met ieder een centraal bureau, zes beschermende woonvormen voor ieder 30 personen per regio en een dagcentrum met 16-20 plaatsen, waarbij het dagcentrum wordt gezien als een essentieel onderdeel. Het kaf van het koren scheiden Na de publicatie van het eindrapport stelt de Hoofdinspectie een referentiekader op met de precieze vereisten waaraan RIBW’s moeten voldoen (6). Dat is nodig want de verschillen tussen woonvoorzieningen zijn in omvang, financiering en vooral ook in kwaliteit van de begeleiding immens. Met dit referentiekader in de hand bezoekt de Inspectie onder leiding van Sybren Bangma vrijwel alle bestaande woonvoorzieningen in Nederland. Alleen voorzieningen die, eventueel op termijn, aan het referentiekader voldoen, komen in aanmerking voor toetreding en daarmee voor financiering. Zo scheidt hij “het kaf van het koren” en valt bijna de helft van de bezochte woonvoorzieningen af. Een aantal wordt bij deze bezoeken zelfs direct gesloten wegens onvoldoende kwaliteit. Stagnatie Met het ontwerp van de RIBW en het bepalen welke woonvoorzieningen onderdeel mogen worden van een RIBW is de inbreng van de Hoofdinspectie van grote invloed geweest. Maar het zijn de economisch magere jaren tachtig en het ministerie is daardoor erg traag met het uitwerken van de voorstellen en het regelen van de financiering. In 1994 verschijnt het “definitieve regeringsstandpunt ten aanzien van de beschermende woonvormen voor (ex)psychiatrische patiënten en psychosociaal kwetsbaren” (7). Vervolgens vraagt het ministerie advies aan de Nationale Raad voor de Volksgezondheid en de Ziekenfondsraad. De jaren daarna is nauwelijks sprake van enige ontwikkeling. Pas wanneer in 1989 de financiering middels de AWBZ is geregeld komt de RIBW-ontwikkeling op gang. |
|