2002Voedselbank Rotterdam Vrijwilligers gebruiken overschotten voor armoedebestrijding
Voedselbanken zijn ontstaan in de Verenigde Staten. De eerste, St. Mary’s Food Bank Alliance, werd in 1967, in Arizona opgericht door John van Hengel. Deze activist wist een supermarkt te overtuigen om restantvoedsel te doneren voor een alleenstaande vrouw met een gezin van tien kinderen. Al snel groeide dit initiatief uit tot een systeem om overtollig voedsel bij supermarkten op te halen en door te geven aan mensen die het echt nodig hadden. Het initiatief vond al snel in andere steden navolging en zo groeide de foodbank uit tot een netwerk dat zich over heel het land verspreidde. Toen Van Hengel in 2005 op 83-jarige leeftijd overleed voorzagen de Amerikaanse foodbanks dagelijks 23 miljoen Amerikanen van levensmiddelen.
Omdat de Europese welvaartstaten over het algemeen een wat uitgebreider systeem van bijstand kennen dan de Verenigde Staten duurde het lang voordat het idee van voedselbanken naar Europa overwaaide. Maar ook in Europa is er een enorme verspilling van voedsel terwijl veel mensen in armoede leven. De voedselbank brengt deze twee werelden bij elkaar. De eerste Europese voedselbank werd in 1984 in Frankrijk opgericht. België volgde in 1986. Nederland was rijkelijk laat: pas in 2002 werd in Rotterdam de eerste Voedselbank geopend. Inmiddels zijn er in 17 Europese landen voedselbanken die zich hebben verenigd in de Europese Federatie van Voedselbanken.
Het kenmerk van Voedselbanken is dat ze gerund worden door vrijwilligers. Zo is het ook in Nederland begonnen. In Rotterdam besloten Sjaak en Clara Sies nadat ze met hun gezin na een faillissement zelf door een diep dal waren gegaan iets te gaan doen om de ‘plussers’ en de ‘minners’, om overschotten en tekorten, om rijkdom en armoede met elkaar te verbinden.
Tegen het vrouwenblad Libelle vertelde Clara Sies in 2005 hoe dat in zijn werk ging. ‘In 1999 hebben we de stichting Minusplus opgericht. Het plan was de minima te helpen met spullen die de beter bedeelden konden missen. We begonnen met meubilair en huisraad, maar dat was erg arbeidsintensief en het was ook niet een eerste levensbehoefte. Een vriend van ons had een kas en kon via tuinders in de buurt wel wat groente en aardappelen regelen. In onze omgeving zag ik mensen die er net zo bijzaten als wij vroeger. Ik benaderde hen en al snel hadden we zo’n dertig gezinnen die we wekelijks een doosje groente en aardappelen konden brengen. Een bakker hoorde van ons initiatief en sprong bij met brood en zelfs taart. Toen bleek dat er in België een vergelijkbaar project was dat op veel grotere schaal opereerde. Sjaak en ik zijn op bezoek gegaan bij die Voedselbanken en vonden het geweldig. We besloten dat we het in Nederland ook zo gingen doen. We hebben een folder en een website gemaakt en zijn bedrijven gaan benaderen. We vroegen om producten die niet meer verkocht konden worden, maar die nog niet over datum waren. Fabrikanten leverden voedsel in een actieverpakking die uit de handel moest of waar een verkeerde barcode op stond. Anders zou het toch alleen maar vernietigd worden. Na een artikel in een plaatselijke krant in november 2002 liep het plotseling storm. Heel veel mensen wilden helpen: we kregen een bestelbus, een reclamebureau ontwierp een logo en we kwamen in contact met een havenbedrijf dat ons een loods aanbood voor een symbolisch bedrag van € 1,- per jaar! En het belangrijkste: de gezinnen bleven zich aanmelden en ook goederen kwamen steeds makkelijker binnen.’
Het Rotterdamse initiatief kreeg snel in andere steden navolging. Vrijwilligers – vaak in kerkelijk verband - zagen in de voedselbanken het platform waar zowel wat aan schijnende armoede als aan de troosteloze verspilling gedaan konden worden. Maar de voedselbanken wekten niet alleen enthousiasme op. In de ogen van menigeen vormden de voedselbanken een schandvlek op onze beschaving. Menig politieke partij formuleerde als doelstelling om voedselbanken zo snel mogelijk overbodig te maken. Zo formuleerde de PvdA in 2006 in haar verkiezingsprogramma nog als doelstelling: ‘Over 4 jaar bestaat De Voedselbank niet meer.’
Daar is niets van terecht gekomen. Integendeel, er kwamen steeds meer vestigingen van voedselbanken bij. Eind 2008 verenigden de lokale initiatieven zich in de landelijke organisatie Stichting Voedselbanken Nederland.. Deze landelijke organisatie deelt geen voedsel uit, maar is vooral actief als coördinatie- en overlegplatform. Bovendien onderhandelt de stichting met grote supermarktketens als Jumbo, Albert Heijn, Lidl en Aldi over het beschikbaar stellen van voedsel. In 2016 werd daarover een groot contract gesloten.
Dat is uiteraard cruciaal, maar het directe werk wordt uitgevoerd door de mensen van de Regionale Voedselbanken, die elk een vertegenwoordiger in het bestuur van de landelijke organisatie hebben. De verschillende Regionale Voedselbanken hebben op hun beurt een bestuur dat is samengesteld uit afgevaardigden van de Lokale Voedselbanken die in de betreffende regio actief zijn. Er is dus sprake van een getrapte structuur waarbij elke voedselbank via de regio mee kan praten over de landelijke ontwikkelingen.
Ruim dertien jaar na de oprichting van de eerste voedselbank in Rotterdam groeit de behoefte aan voedselbanken nog steeds. In 2014 klopten 94.000 mensen aan bij de voedselbanken, een stijging van 8 procent ten opzichte van het haar daarvoor. Ook het aantal Voedselbanken neemt nog steeds toe. Telde ons land in 2012 135 vestigingen, in 2013 waren dat 147, in 2014 157, in 2016 167. Wat begon als lokaal initiatief is uitgegroeid tot een nationaal instituut met zo’n zevenduizend vrijwilligers. Geen politieke partij waagde het in het verkiezingsjaar 2012 nog om als doelstelling op te nemen dat de voedselbanken uit Nederland zouden verdwijnen.
Overigens kan niet iedereen zich bij de Voedselbank melden. Er is - ook landelijk vastgesteld - een inkomenstoets. Per 1 januari 2017 luidt deze als volgt: alleenstaanden die na het betalen van de vaste lasten (huur, energie, water, verzekeringen en schuldaflossingen) minder dan 200 euro per maan ’leefgeld’ overhouden mogen bij een Voedselbank wekelijks eten afhalen. Voor ieder inwonend gezinslid gaat dit bedrag met 80 euro omhoog. Dus een samenwonend stel met twee kinderen mag maandelijks niet meer overhouden dan 440 euro (4 x 80 euro per persoon, plus 120 euro per huishouden). Mensen die aankloppen bij een Voedselbank moeten dat dus kunnen aantonen. Sinds 2016 is het aantal mensen dat gebruik maakt van een Voedselbank licht aan het dalen.
Publicatiedatum: 01-11-2012
Datum laatste wijziging :22-11-2023
Auteur(s): Jos van der Lans,