1985Forensisch welzijnswerk Een lange en bijzonder complexe historie
De vroege aanzet tot forensisch welzijnswerk lag erin buitenstaanders zich om gevangenen te laten bekommeren (Ducpétiaux). Het ging daarbij om patronage door burgerlijke groeperingen of religieuzen zoals de broeders van Scheppers. Vanaf 1888 kon dit formeel via de Beschermingscomités.(Le Jeune).
Plaats voor sociale werkers binnen Justitie wordt pas gegarandeerd wanneer de Penitentiair Antropologische Dienst van 1920, in 1930 wordt omgevormd tot Psycho-Sociale Dienst. Dan worden de afgestudeerden van de opleidingen sociaal werk als volwaardige beroepskrachten erkend. Die PSD staat in voor de penitentiaire begeleiding en de diagnose in de gevangenissen.
De overheidsreclassering is vooral gericht op humanisering van de strafuitvoering via psychosociale begeleiding en ontwikkeling van alternatieven voor opsluiting (cfr. probatie).
Binnen de private reclassering - door 'buitenstaanders' - ontstaan, naast de Beschermingscomités, vanaf 1930 de Diensten voor Wederaanpassing. Dat in het kader van de wet op de Bescherming van de Maatschappij.
Deze private reclassering wordt vooral gericht op reclasseringsbegeleiding en preventie van landloperij.
Vanaf de jaren zestig neemt de professionalisering toe als de Beschermingscomités hervormd worden tot Diensten voor Sociale Reïntegratie.
In 1980 krijgen we een radicale verandering met de staatshervorming. Van dan af zullen twee systemen (het nationale en het Vlaamse) naast en door elkaar lopen.
De gemeenschappen worden nu uitdrukkelijk bevoegd voor de 'bijstand aan personen' (hulpverlening), ook aan gedetineerden en later aan slachtoffers van misdrijven. Maar de operationalisering laat lang op zich wachten! Het Vlaams forensisch welzijnswerk moet het na het besluit van 1985 stellen met 12 gesubsidieerde hulpverleners en 100 vrijwilligers voor 16 gevangenissen. Het zou nog tien jaar duren vooraleer alles op de rails staat.
Het zal dan weer tot 1994 duren vooraleer er een bepalend samenwerkingsakkoord tussen de Vlaamse Gemeenschap en het Federale niveau wordt gesloten. De afspraken daarvan worden echter pas wet en decreet vanaf het moment dat er een volledig afgewerkt akkoord voor slachtoffers is (1999).
De Vlaamse private reclassering (=gesubsidieerd werk) evolueert heel duidelijk in de richting van een brede welzijnsbenadering.
Vanaf 1997 wordt het justitieel welzijnswerk ingeschoven in de Centra voor Algemeen Welzijnswerk (CAW) met aandacht voor hulp- en dienstverlening aan gedetineerden én hun directe omgeving. De centra slachtofferhulp werden daar reeds vanaf 1989 in ondergebracht. Langzaam aan werden de middelen voor het forensisch welzijnswerk uitgebreid.
In de jaren negentig zit de Justitie in het oog van de storm, veroorzaakt door de Dutroux-affaire van 1996.
Eén van de antwoorden is de oprichting van Justitiehuizen (eerste te Kortrijk, 1997). Zes federale initiatieven worden er in samengebracht: de probatieassistenten, de maatschappelijk assistenten bij de commissies ter bescherming van de maatschappij, de extern penitentiair maatschappelijk werkers van de dienst maatschappelijk werk voor de strafrechtstoepassing, het slachtofferonthaal, de bemiddeling in strafzaken en de dienst burgerlijke zaken.
Deze externe justitiële dienst kreeg een volledig wettelijk kader (1999) en de middelen ervoor werden op enkele jaren meer dan verviervoudigd. In 2007 werden de Justitiehuizen nog uitgebreid met de dienst elektronisch toezicht. De verschillende justitiële sociale werkers zijn nu allemaal ‘justitieassistent’.
Daarnaast is er een belangrijke subsidie voor vzw's in functie van de afhandeling van alternatieve gerechtelijke maatregelen (therapie, vorming, begeleiding van werkstraf...) die door een gerechtelijke instantie werden uitgesproken.
Publicatiedatum: 00-00-0000
Datum laatste wijziging :11-12-2015
Auteur(s): Wim Verzelen,