Verwante vensters |
|
1907 Reinheid, Rust, Regelmaat Leren van gehoorzaamheid en zelfbeheersing |
|
In de negentiende eeuw was zedelijke vorming het belangrijkste doel van opvoeding. Zedelijkheid kwam tot stand door wils- en gewetensvorming. Opvoeding moest door het aanleren van gehoorzaamheid en zelfbeheersing slechte eigenschappen van kinderen onderdrukken of ten goede keren. Vooral het jonge kind gold als vormbaar; ongunstige trekken konden in de eerste levensjaren nog makkelijk worden gecorrigeerd. Als belangrijkste slechte eigenschap van kinderen zag men hun neiging tot egoïsme. De zelfzuchtige, op bevrediging van eigen lustgevoelens gerichte neiging van het kind vormde de kern van de kinderlijke zwakheid. Kinderen moesten zichzelf leren de wet te stellen en dat kon alleen door hen dit stevig in te wrijven. Voor jonge kinderen bestond dit leerproces uit navolging van de ouderwil (tucht – gehoorzaamheid) en het wat oudere kind moest leren de eigen, beteugelde wil te volgen (zelftucht – zelfbeheersing). Het eerste – gehoorzaamheid – was nodig om aan het tweede – zelfbeheersing – te kunnen werken. Het aanleren van gehoorzaamheid en zelfbeheersing was een taak voor de ouders. Van hen werd verwacht dat zij liefdevol leiding gaven aan hun kinderen: streng waar nodig en zacht waar mogelijk. Te veel vertroetelen, knuffelen en een overdreven angstvalligheid verzwakten lichaam en geest. Dit gold ook voor de allerjongsten: een huilende baby uit bed nemen zonder dat er lichamelijk iets schortte, was decennialang uit den boze. Hoe vroeger een kind leerde zichzelf te beheersen, hoe beter. Aanleren was immers makkelijker dan afleren: ‘buigt het takje, terwijl het teer is’. Dus nog voor het goed en kwaad kon onderscheiden, moest het kind door gewoontevorming leren wat het later bewust en uit vrije wil zou doen. Rust en regelmaat waren hierbij van groot belang: eten, slapen, alles moest op vaste tijden gebeuren. Rust was belangrijk, ook als de baby niet lag te slapen, maar wakker in het wiegje lag. Gewoon spelen met het kind – buiten iets nuttigs als voeden, baden en verluieren om – mocht pas als het kind een maand of zes was en ook dan: niet teveel. De affectiviteit zoals wij die nu in opvoeden kennen, had toen een duidelijk andere vorm. Rust en regelmaat droegen bij aan het bereiken van gehoorzaamheid en zelfbeheersing. Ook reinheid, het adagium van de negentiende-eeuwse hygiënisten, sloot hier naadloos op aan. Zij maakten duidelijk dat gezondheid en zedelijke vorming twee zijden waren van dezelfde medaille. Voeding en lichamelijke verzorging moesten met kalmte en precisie gebeuren. Niet voor niets dat het voor moeders geschreven De ontwikkeling van het kind naar lichaam en geest (1845) van hygiënist en Nuts-lid dr. G.A.N. Allebé naast lichamelijke verzorging óók karaktervorming behandelde. Op medisch gezag woei er een frisse wind door de kinderkamer: kinderen hadden veel frisse lucht nodig, moesten zich met koud water wassen en mochten niet te lang in bed blijven. Moeders moesten daarbij niet te kinderachtig zijn. Deze opvattingen over opvoeding werden via een beschavingsoffensief opgelegd aan brede lagen van de bevolking. Zo werd moeders in de eerste helft van de twintigste eeuw dwingend geadviseerd de drie R’en – Reinheid, Rust en Regelmaat – in acht te nemen bij het verzorgen en opvoeden van hun kinderen. Dit motto, dat in drie woorden het opvoedideaal van dat moment belichaamde, werd in 1907 gelanceerd door Aafke Gesina van Hulst, oprichtster van de Groene Kruis Vereniging. Via de consultatiebureaus van de kruisverenigingen kregen moeders korte en bondige opvoedkundige instructies. Zo hoorden baby’s bijvoorbeeld stipt om zeven uur ‘s ochtends te worden gevoed, en vervolgens om tien, één, vier, zeven en tien uur. Van vaker drinken zou een baby maar verwend raken. In de tweede helft van de twintigste eeuw verdween de nadruk op een strenge opvoeding, op rust, reinheid en regelmaat. Niet onbelangrijk hierbij was het verschijnen van het boek Baby- en kinderverzorging (1950) van de Amerikaanse kinderarts Benjamin Spock (1903-1998). Spock was niet bang dat een kind te makkelijk verwend raakte en raadde aan signalen van het kind serieus te nemen. Vooral voor zuigelingen mocht een ouder gerust wat milder zijn. Aandacht geven als een baby huilde, veranderde het kind echt niet onmiddellijk in een tiran. Een kind past zich uiteindelijk vanzelf aan etenstijden en dagritmes aan. Reinheid, rust en regelmaat waren prima, maar niet langer als ijzeren regime. |
|