Verwante vensters |
|
1996 Els van Hulten, Paard van Troje De oprichting van een RIBW tegen de verdrukking in |
|
Op 19 augustus 1996 opent minister van Volksgezondheid Els Borst de eerste beschermende woonvorm van RIBW Flevoland. Naast haar staat Els van Hulten, voorzitter van het RIBW-bestuur. Zij is er in geslaagd om een nieuwe RIBW van de grond te tillen. Daarvoor heeft ze wel forse tegenwerking van de psychiatrische ziekenhuizen die in Flevoland opereerden, moeten trotseren. Deze moeizame oprichting van RIBW Flevoland illustreert hoe ingewikkeld de RIBW-vorming is verlopen (1). Flevoland, een lege regio Na de indeling in 40 RIBW-regio’s blijven er vier regio’s over zonder bestaande woonvoorziening. Flevoland is een van die vier gebieden. In deze provincie moet dus vanuit het niets een RIBW worden opgericht. Dat is geen eenvoudige opgave, want banken zijn terughoudend als het gaat om de financiering van de voor hen nog onbekende stichtingen. Bovendien geeft het ministerie alleen een vergunning voor het realiseren van beschermd wonen plaatsen als een wachtlijst kan worden aangetoond. En wanneer er nog niets is, is het natuurlijk lastig om een wachtlijst aan te leggen. Maar er speelt in Flevoland meer. De gevestigde GGZ-instellingen van Flevoland willen de komst van een RIBW in Flevoland tegenhouden. Vooral de psychiatrische inrichtingen Veldwijk en Zon & Schild (tegenwoordig GGZ Centraal) vrezen dat een RIBW ten koste gaat van het aantal plaatsen binnen hun instelling. De overheid heeft immers de groei van het aantal beschermd wonen plaatsen gekoppeld aan een afbouw (substitutie) van plaatsen in het algemeen psychiatrisch ziekenhuis. Om te voorkomen dat er een RIBW Flevoland wordt gestart, richten ze op papier een RIBW op, zonder er uitvoering aan te geven. RIBW Flevoland, een vooralsnog lege stichting Dat valt echter wel op. Waar overal de RIBW-ontwikkeling op gang komt, blijft Flevoland duidelijk achter. De Nederlandse Vereniging van Beschermende Woonvormen maant de verantwoordelijke instanties tot voortvarendheid. Blijft die uit dan kondigen ze aan om zelf een RIBW op te richten. De gevestigde instellingen moeten nu wel in actie komen.(2) Zij stellen een bestuur in met louter medewerkers van de GGZ-instellingen en zoeken een onafhankelijke voorzitter. Zij benoemen Els van Hulten, één van de eerste inwoners van Lelystad en oud-wethouder onderwijs in Lelystad. Zij heeft weliswaar veel politieke contacten, maar weinig kennis van de organisatie van de zorg. Daardoor zal het allemaal wel niet zo’n vaart lopen, denken de gevestigde instellingen. Paard van Troje Dat blijkt een stevige misrekening. Els van Hulten ontpopt zich als Paard van Troje. Zij blijkt een zeer voortvarende voorzitter die direct aan de slag gaat. Zij weet met grote inzet, deels gefinancierd uit eigen middelen, de plannen rond te krijgen voor een eerste woonvoorziening in Lelystad. Door haar contacten met cliënten en hun familieleden raakt zij er al snel van overtuigd dat de beschermende woonvormen een integraal onderdeel moeten vormen van de Flevolandse samenleving. Dit betekende volgens haar ook dat de RIBW buiten de klinische sfeer van behandelinstellingen moeten blijven. De RIBW mocht geen verlengstuk worden van bestaande GGZ-instellingen, maar zich ontwikkelen tot een eigenstandige regionale organisatie. Wel of niet opgaan in fusie Als Els van Hulten met haar enthousiasme de leden van het bestuur mee krijgt, grijpen de bestuurders van de grote instellingen in. De leden van hun organisaties in het bestuur worden vervangen door directieleden van de GGZ-instellingen. Deze denken de RIBW alsnog te kunnen inlijven door deze te laten opgaan in de fusie die de instellingen met elkaar aangaan (3). In het bestuur is Van Hulten als enige mordicus tegen de fusie. Zij laat het er echter niet bij zitten. Het deugt in haar ogen niet dat stichtingsbestuursleden een dubbele pet op hebben. Zij weet de regionale zorgverzekeraar zover te krijgen dat deze zich uitspreekt voor een bestuur waarbij de leden geen werkrelatie hebben met de andere GGZ-instellingen. Ook het provinciaal bestuur spreekt zich uit in dezelfde bewoordingen. En desgevraagd meent minister Borst dat “nu het moment is aangebroken dat de banden tussen de instellingen en de RIBW worden losgelaten”. Weliswaar moet er tussen de verschillende instellingen worden samengewerkt, maar “dan wel vanuit een gelijkwaardige situatie waarbij rechtspersonen de mogelijkheid hebben vanuit de eigen verantwoordelijkheid samenwerking aan te gaan zonder dat dit bestuurlijk wordt beïnvloed door andere, bij de samenwerking betrokken rechtspersonen”. Els van Hulten weet heel precies wat er dreigt te gebeuren als de fusie doorgaat. Want RIBW Noord en Midden Veluwe is inmiddels noodgedwongen opgegaan in een grote organisatie met onder andere de psychiatrische inrichting Veldwijk. Daar is de RIBW op papier uitgebreid, maar dat is uiterlijke schijn. Bestaande plaatsen binnen de verblijfsafdeling zijn simpelweg omgezet in RIBW-plaatsen. Voor cliënten aldaar verandert er dus niets. En dat is precies wat Els van Hulten in Flevoland wil voorkomen. Zelfstandig blijven of niet? Onder druk van steeds meer medestanders trekken de GGZ-instellingen hun vertegenwoordigers terug uit het bestuur van de RIBW Flevoland en gaat deze als zelfstandige organisatie verder. Er worden nieuwe beschermende woonvormen ontwikkeld, evenals begeleid wonen en de RIBW heeft een actieve rol in het realiseren van dagbestedingsvoorzieningen. Toch blijkt al snel dat de omvang van de RIBW Flevoland te gering is voor een gezonde bedrijfsvoering. Dat is de reden dat de RIBW uiteindelijk toch haar zelfstandigheid verliest door samen te gaan met de stichting Vindicta tot het huidige Kwintes, waarbij Els van Hulten toetreedt tot de raad van toezicht. |
|