1954 Infantiel autisme Een boek dat nieuwe wegen opende |
|
In 1954 verscheen het eerste Nederlandstalig boek over autisme, getiteld Infantiel Autisme. De titel van het boek is de letterlijke vertaling van de term vroegkinderlijk autisme die Leo Kanner gebruikte. Infantiel Autisme is een weergave van een aantal lezingen over afwijkende kinderen die tijdens twee bijeenkomsten van de sectie Kinderpsychiatrie der Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie en Neurologie zijn gegeven.
In het boekwerk beschrijven vijf wetenschappers autisme vanuit verschillende gezichtspunten en disciplines. Vragen rondom autisme worden vanuit de klinische praktijk ter discussie gesteld. Is autisme een aparte stoornis of is autisme een psychotische toestand bij kinderen? En hoe verhoudt autisme zich ten opzichte van het toen gangbare begrip zwakzinnigheid? De auteurs bespreken verschillende ziektebeelden, de differentiaal diagnostiek (het uitsluiten van stoornissen die lijken op autisme) en de orthopedagogische behandeling (gericht op ontwikkelingsproblematiek). Met het boek wilden zij verschillende typen van kinderpsychosen en vormen van intellectuele ontwikkelingsachterstand bij kinderen onderkennen en naast elkaar zetten. Wat zij niet wilden was het tegenover elkaar plaatsen van verschillende stoornissen.
Jaap Prick (kinderpsychiater aan de Universiteit Nijmegen) gaf een beschrijving van een kind en toetste deze aan de door Leo Kanner en Hans Asperger beschreven criteria. Frits Grewel (kinderpsychiater aan de Universiteit van Amsterdam) onderscheidde verschillende typen van infantiel autisme, waaronder pseudo-autistische kinderen als mogelijk gevolg van een ernstige pedagogische verwaarlozing. Armand Sunnier (psycholoog bij de Geneeskundige Dienst in Amsterdam) ging hier dieper op in en verwees naar het werk van Aichhorn (1925). Luuk Kamp (kinderpsychiater aan de Universiteit Utrecht) verkoos de term psychotische toestanden bij kinderen. Hij relateerde deze term aan beschrijvingen van vergelijkbare klinische beelden waaronder die van Bender (1947), Mahler (1949, 1952) en Putman (1946). Tenslotte beschreef zuster Gaudia, de religieuze naam van Ida Frye, (orthopedagoog aan het Pedologisch Instituut Nijmegen) de behandeling van kinderen met een autistisch toestandsbeeld. Haar beschrijving was gebaseerd op haar eigen ervaringen binnen het Pedologisch Instituut. Ze richtte haar behandeling op datgene wat ze bij de kinderen met autisme observeerde. De afwijkingen waren zichtbaar in de relatie tot de ander, in de houding ten opzichte van het beleven van het eigen lichaam en in de omgang met materiaal. Zuster Gaudia gaf een mooie en invoelbare beschrijving van een orthopedagogische behandeling, waarvan tegenwoordig nog vele elementen van toepassing zijn.
Het boek bevestigt de zoektocht die zich in de jaren vijftig afspeelde en maakt duidelijk dat de kennis over het gedrag bij kinderen nog geheel in de kinderschoenen stond. Met het boek Infantiel Autisme werden nieuwe wegen voor onderzoek geopend. In het slotwoord spreekt Grewel zich zeer voorzichtig uit in een voor die tijd gebruikte terminologie: “In elk geval is het nuttig zich bij eenzelvige debielen, imbecielen of probleemkinderen af te vragen of er sprake kan zijn van infantiel autisme en ook geldt dit voor bepaalde onbegrijpelijke en oninvoelbare onopvoedbare kinderen, die vanaf hun prille jeugd afwijkend zijn. Het is gewenst dat er te zijner tijd een overzicht van de autistjes in ons land gegeven zal worden, zoals dat destijds ook gebeurde voor kinderen met de gevolgen van rode hond van de moeder”.
Het zijn vooral de hoogleraren Prick en Kamp geweest die het onderzoek op het gebied van autisme sterk hebben gestimuleerd. Het boekje bereikte niet alleen de universitaire kringen, maar vond ook zijn weg naar de zorg, met name de bijdrage van zuster Gaudia. Autisme stond op de agenda!
Publicatiedatum: 31-05-2017
Datum laatste wijziging :03-05-2020 |
|