1952 Dirk van Krevelen Autisme een vorm van verstandelijke beperking? |
|
Kinderpsychiater Dirk Arnold van Krevelen (1909-1979) schreef als eerste Nederlander in 1952 een artikel over vroegkinderlijk autisme. In het artikel Een geval van ‘early infantil autism’ beschreef hij een vierjarig meisje dat zijns inziens voldeed aan het door Leo Kanner beschreven syndroom. Aanvankelijk werd ‘early infantile autism’ niet als een op zichzelf staande stoornis gezien. Leo Kanner dacht aan een vorm van schizofrenie maar Van Krevelen wees dit in zijn beschrijving van het meisje af. De aandoening draagt het karakter van een vertraging in de persoonlijkheidsontwikkeling, waarin de gevoelsstoornis de centrale plaats inneemt. Zodoende heeft ‘early infantile autism’ recht op een geheel eigen plaats onder de kinderpsychiatrishe syndromen, aldus Van Krevelen. In hetzelfde jaar publiceerde Van Krevelen een internationaal artikel waarin hij de mogelijkheid opperde van een vorm van een verstandelijke beperking (in die tijd oligofrenie genoemd). Dit betekende dat de zorg voor kinderen met autisme, ongeacht hun eigenlijke intelligentieniveau, hetzelfde zou moeten zijn als de zorg voor kinderen met een verstandelijke beperking.
In 1960 kwam Van Krevelen terug op zijn visie. Hij zag autisme als een aparte stoornis die echter vaak met een ontwikkelingsachterstand gepaard ging. In die tijd was er geen specifieke aandacht voor autisme en stond wetenschappelijk onderzoek naar de combinatie tussen autisme en ontwikkeling nog in de kinderschoenen. De aandoeningen werden weliswaar uit elkaar getrokken, maar een verstandelijke beperking leek vaker wel dan niet bij autisme te horen. Men schatte aanvankelijk in dat 70% tot 90% van de mensen met autisme ook een verstandelijke beperking had. Andersom wees onderzoek naar autisme bij mensen met een verstandelijke beperking uit dat 30% tot 50% van de mensen met een verstandelijke beperking ook een vorm van autisme had. In 2005 verscheen een studie waarin dit percentage voor Nederlandse kinderen werd vastgesteld op ongeveer 17%. Wereldwijd betreft het inmiddels rond de 20%.
De grote groep mensen met beide stoornissen gaf aanleiding om de zorg aan deze mensen specifieker vorm te geven. Dirk Kraijer speelde hierin in Nederland een grote rol. Zie bijvoorbeeld zijn Handboek autismespectrumstoornissen en verstandelijke beperking uit 1991. Kraijer benadrukte het belang van diagnostiek naar autisme bij mensen met een verstandelijke beperking. Volgens Kraijer leidt de dubbele aandoening vaak tot ernstige bijkomende gedragsproblemen. Deze kunnen met een op autisme gerichte aanpak enorm verminderen of zelfs verdwijnen, waarmee de kwaliteit van bestaan wordt verhoogd.
Hoewel beide stoornissen op jonge leeftijd zichtbaar worden, is het van belang om de aandoeningen op hun eigen manier te benaderen. Namelijk gericht op het ontwikkelingstekort (verstandelijke beperking) of de ontwikkelingsstoornis (autisme). Anno 2018 weten we dat autisme ook veel voorkomt zonder verstandelijke beperking. Sterker nog, het aantal mensen met een Autisme Spectrum Stoornis zonder een verstandelijke beperking is aanzienlijk toegenomen. Dit komt door een betere diagnostiek en niet doordat er minder mensen zijn met autisme of een verstandelijke beperking.
Vanuit het oogpunt van mensen met een verstandelijke beperking is autisme nog steeds een extra handicap. Denk aan wonen in de samenleving en participatie in de maatschappij. Ook binnen instellingen is men tegenwoordig van mening dat iedereen een zo gewoon mogelijk leven moet leiden. Het is belangrijk om daarin niet voorbij te gaan aan wat mogelijk is voor iemand met een verstandelijke beperking én autisme.
Publicatiedatum: 01-11-2018
Datum laatste wijziging :03-05-2020 |
|