Verwante vensters |
|
1923 De wagenbaan van Jacob Juch Het groeiende belang van bewegen |
|
Dertig jaar na de oprichting van ’s Heeren Loo (1891) was er veel gedaan aan het ontwikkelen van aangepast onderwijs en allerlei vormen van aangepaste arbeid. Maar mensen met een ernstige verstandelijke beperking lagen vaak nog gewoon de hele dag in bed. Kleine paviljoens voor gemengde groepen Jacob (Jaap) Juch (1895-1943) wilde daar verandering in brengen. Hij was sinds 1919 onderwijzer aan de school van het toen nog gereformeerde ’s Heeren Loo in Ermelo, maar trok in 1923 naar Noordwijk, waar hij was benoemd tot directeur van de nieuw te bouwen dependance voor de provincie Zuid-Holland, de Dr. Mr. Willem van den Berghstichting. Juch ging voortvarend en vooral vernieuwend aan de slag. Hij schafte de klassenverpleging af; stafleden en bewoners kregen dezelfde warme maaltijd. Terwijl elders de inrichtingsgebouwen steeds groter werden, koos Juch voor kleine paviljoens voor een gemengde groep van ten hoogste twintig bewoners van verschillende niveaus. Hiermee liep hij vooruit op wat later de mixed ability group werd genoemd. De paviljoens werden zo ingericht dat er geen tegenstelling bestond tussen school, woonhuis en werkplaats. Apart daarvan richtte hij een ‘Arbeidsdorp’ in met acht huisjes voor elk vijf bewoners die in het eigen tuinbouwbedrijf werkten. Hij liep mee op de werkvloer, legde zijn bevindingen voor aan de medewerkers en gaf hun de gelegenheid zijn ideeën te corrigeren. Zo kwam hij erop in sommige gebouwen de bewonersbedden op te hangen. Voordelen waren dat de bewoners een rustgevende en ‘van de grond verheven’ ervaring kregen, de verpleging er makkelijker bij kon en het onder de bedden eenvoudiger schoon te houden was. Voor de leerling-verpleegkundigen introduceerde Juch een driejarige in service-opleiding, waarvoor hij een Orthopedische Cursus schreef. Juchs faam verspreidde zich en op verzoek van inspecteur en sociaal psychiater J.H. Pameijer (1888-1956) gaf hij les aan medewerkers van andere instellingen in Zuid-Holland. Juch en Pameijer werden vrienden. Activeren Juch richtte zich als eerste in Nederland op het activeren van mensen met ernstig verstandelijke beperking. Het allerbelangrijkste – zo meende Juch – was dat deze patiënten werden erkend als wezens die zich (net als iedereen) wilden uiten, maar daartoe de nodige verstandelijke ordening misten. Daardoor gingen zij slaan en schreeuwen. Vastbinden beschouwde hij als een regelrechte marteling. Immers: de drang om je te uiten wordt sterker, maar de mogelijkheden daartoe worden afgekapt. Hij bedacht allerlei methodes om kinderen die de hele dag apathisch zaten of lagen, in beweging te krijgen. Houten oefentoestellen werden in elkaar getimmerd om te bewegen en de kinderen te leren lopen, zoals een molen om in te lopen, een treintje om te duwen of te trekken en plankieren om ritmisch met je voeten te bewegen. Daarbij werd gebruikgemaakt van hun gevoel voor ritme, van muziek en wisselend gekleurde lampen. Door het ritmisch bewegen – vaak met muzikale begeleiding – bleef de vitale impuls van de gehandicapte intact; deze werd in banen geleid zonder voeding van een intern conflict tussen willen en niet kunnen. Wintertuin-concept In een overdekte wintertuin, een metershoge en ruime glazen koepel of rechthoekig gebouw met zandbakken, planten en speeltoestellen erin, konden de kinderen ook in de winter of bij slecht weer spelen en in beweging blijven. Arie Querido (1901-1983), pionier van de sociale psychiatrie in Nederland, observeerde omstreeks 1930 met stijgende bewondering dat de nieuwe bewegingsmethoden het gedrag van de kinderen ingrijpend veranderden: onrust, slaan, krijsen en vernielen verdwenen. De slaap werd beter, onzindelijkheid verdween of werd stukken beter hanteerbaar. Juch wist met zijn inventiviteit en toegankelijke manier van leidinggeven zijn personeel te motiveren om daadwerkelijk met zijn ideeën aan de slag te gaan, waardoor de kans op slagen sterk steeg. Zijn Wintertuinconcept werd internationaal bekend. Juch kreeg in 1939 een koninklijke onderscheiding en de Universiteit van Zürich wilde hem een eredoctoraat uitreiken. Als gevolg van het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog kon dat niet doorgaan. Tijdens de bezetting werkte Juch niet mee aan het laten registreren van zijn joodse pupillen. In 1942 werd hij door een medewerker verraden wegens deze en andere anti-Duitse activiteiten. Juch werd gearresteerd en naar het concentratiekamp Sachsenhausen gedeporteerd, waar hij op 26 maart 1943 door ziekte en algehele uitputting is overleden. Fysiotherapeuten Juchs ideeën over het belang van activeren en bewegen hielden stand. ’s Heeren Loo-Lozenoord ging in 1951 over tot het activeren van diep-zwakzinnigen en nog in 1958 werd in Ermelo een compleet nieuwe wagenbaan ingericht. Maar de ‘gedwongen’ aanpak maakte plaats voor individuele behandelingen en bewegingstherapie in groepen. De tredmolens en wagenbanen verdwenen sinds de jaren zeventig in rap tempo, omdat er meer belang werd gehecht aan individuele therapieën. Die individualisering was arbeidsintensiever, maar dat kon bekostigd worden omdat de budgetten toenamen. Fysiotherapeuten deden hun intrede. Bij Philadelphia werd in 1970 de eerste fysiotherapeut aangetrokken; in grotere instellingen zoals ’s Heeren Loo was er al een enkele fysiotherapeut in dienst. In 2005 werd de Nederlandse Vereniging van Fysiotherapeuten voor Verstandelijk Gehandicapten opgericht, met als doel de kwaliteit van de fysiotherapeutische behandeling aan mensen met een verstandelijke beperking te verbeteren. Wat betreft hulpmiddelen werd er veel ontwikkeld, vooral de rolstoelen. Die kwamen er eerst voor de minder ernstig gehandicapten, later ook voor de ernstig gehandicapten. In het begin was dit een gevecht, want de vraag werd gesteld: waarom moet zo’n kind zitten? De rolstoelen werden per individu aangepast, zodat ook deze groep kon zitten en zodoende ook meer prikkels kreeg. Ook werden andere hulpmiddelen ontwikkeld om cliënten te ondersteunen bij het bewegen, zoals statafels, aangepaste fietsen, rolstoelfietsen en driewieltandems, aangepaste schommels en allerhande spelmateriaal dat uitnodigt om te bewegen. Een keur van hulpmiddelen werd ontwikkeld ter vervanging van de tredmolens, treintjes en wagenbanen: van geavanceerde rollators tot digitaal paardrijden/huifbedrijden. De wetenschap stortte zich erop, er ontstond zoiets als bewegingspedagogiek en er kwamen plannen en programma’s, zoals ‘Beweeg je fit’ (Philadelphia). Snoezelen De aandacht voor de meest ernstig gehandicapte mensen kreeg vanaf de jaren zeventig een nieuwe impuls toen op De Hartenberg in Ede het snoezelen vorm kreeg: mensen met een zeer ernstige verstandelijke – en vaak ook fysieke – beperking werden geactiveerd door hun gedoseerd zintuiglijke prikkels aan te bieden met het doel hen uit hun apathie te halen. Het woord ‘snoezelen’ is een samentrekking van ‘snuffelen’ en ‘doezelen’. Ook andere instellingen richtten snoezelruimtes in. Zo ontwikkelden zich tal van nieuwe mogelijkheden, van muziekwaterbedden, massagestoelen tot digitale vormen van snoezelen. In de opleidingen Bewegingsagogie en Psychomotorische therapie werd het werken met verstandelijk gehandicapten een vast onderdeel. De gedachtegang van Juch is derhalve nog steeds actueel. Zijn inzichten zijn verdiept door nieuw onderzoek en de door hem geïntroduceerde loopapparaten zijn vervangen met behulp van geavanceerde technieken. Keer op keer hebben mensen daarbij dezelfde ervaring als Juch had: als je je echt persoonlijk verdiept in mensen, verbetert vanzelf de bejegening en de kwaliteit van de begeleiding. En dus ook het resultaat!
Publicatiedatum: 01-09-2012
Datum laatste wijziging :11-04-2024 Auteur(s): Frank Kluit, Alyt Oppewal, Fran Kluit schreef met dank aan Tineke van der Vinne de eerste versie. Alyt Oppewal tekende in 2024 voor de actualisatie. |
|