Deze canon is mogelijk gemaakt door de volgende maatschappelijke aandeelhouders:
Verwante vensters
1851Willemsfonds, start cultuurfondsen Ze leerden hun leden lezen, kijken en praten
Het Vlaamse sociaal-cultureel werk is een gebouw met veel kamers, ingewikkelde gangen en zichtbare sporen van opeenvolgende verbouwingen! Het steunt echter op voor iedereen herkenbare pijlers die het geheel schra(a)g(d)en: het brede verenigingsleven en de specifiek cultuurgerichte “cultuurfondsen”.
Die “fondsen” – actief tot nu – zijn zo typisch omdat ze cultureel engagement koppelden aan basiswerkingen met een sterk emancipatorisch karakter. Ze getuigen van de verantwoordelijkheid die elitegroepen voelden voor de ontwikkeling en bevrijding van het Vlaamse volk. Elk apart zijn ze daarbij erg getekend door het tijdsgewricht waarin ze tot ontwikkeling kwamen.
De pionier – m.n. het Willemsfonds (1851), tegelijk een van de oudste instellingen voor sociaal-cultureel werk in Vlaanderen – is een uitloper van het Nederlandse “’t Nut”. Ontstaan vanuit een duidelijke wil om gewone mensen te laten lezen en hen zo meer kennis en bewuster leven te bieden. Aanvankelijk konden katholieken en liberalen elkaar nog vinden. Maar toen Julius Vuylsteke in 1862 het roer overnam, evolueerde het Willemsfonds in uitgesproken vrijzinnige en liberale richting. Daarnaast bouwde hij het fonds om tot een dynamische vereniging van lokale afdelingen met als kernactiviteiten: volksbibliotheken, volksvoordrachten, het propageren van het Vlaamse lied en de inrichting van taallessen. Dit cultuuremancipatorisch werk van “volksverheffing” – de term die men toen gebruikte – verzuilde, toen het Davidsfonds in 1875, vanuit exclusief katholieke hoek, een complete spiegelorganisatie startte. Beiden zullen, naast elkaar en doorheen verschillende tijdsperiodes, zichzelf telkens heruitvinden, ook met verschillende zijtakken – t.e.m. cultuurreizen. Maar steeds bleef het hoofdaccent liggen op de overdracht van hogere cultuurproducten (wetenschappelijke kennis, kunst, maatschappelijke oriëntatie) die tot volksontwikkeling diende te leiden. Ze bereik(t)en daar echter hoofdzakelijk de middenklasse mee.
De kleuring door tijdsmomenten is bijvoorbeeld erg zichtbaar geweest bij het Davidsfonds in de jaren 60 van vorige eeuw. Toen werd de traditionele en archaïsche organisatie geconfronteerd met een bijzonder kritische jongerenafdeling: het jong-Davidsfonds. Dat leidde tot hevige interne strijdmomenten.
Eerder, net na de Tweede Wereldoorlog, was de blijvende verkokering van het gemeenschapsleven in Vlaanderen nog de oorzaak van een voorspelbare ontwikkeling via een derde fonds. Het (August)Vermeylenfonds, opgericht n.a.v. zijn dood (1945), koos aanvankelijk voor een eigen route zonder lokale afdelingen. Men wou zich ook niét bekennen tot een bepaalde ideologische strekking en alleen werken in Vermeylen’s geest: “in dienst van de schoonheid, beoefening van de kunstgeschiedenis, verruiming der Vlaamse gedachten, liefde voor de gedachte van vrijheid en maatschappelijke rechtvaardigheid”.
De brede Vlaamse Beweging probeerde zich te ontdoen van de verkeerde evolutie vóór en tijdens de Tweede Wereldoorlog. Maatschappelijke ontvoogding was centraal en de Vlaamse emancipatie diende te steunen op “beschaafde taal” en humane opvattingen. Maar wel niet in pluralistische geest! “De tijd bleek er niet rijp voor te zijn!” werd gezegd. Het Vermeylenfonds evolueerde dan ook (door subsidierichtlijnen gedwongen?) in socialistische richting (1961). Toen de organisatie ook lokale afdelingen oprichtte, was de parallel met het Willems- en Davidsfonds compleet. Daarmee werden de drie zgn. "cultuurfondsen" vast ingeplant in het landschap, elk gelieerd aan een van de centrale ideologische stromingen.
Het hele plaatje is echter pas volledig als er ook nog oog is voor het onafhankelijk, progressief Masereelfonds en het Vlaams-sociale Rodenbachfonds.
Het Masereelfonds (1971) was oorspronkelijk te linken aan de Kommunistische partij, maar kiest nu voor een open progressieve benadering. Het initiatief kwam van Mark Braet die daarvoor de goedkeuring ontlokte van Frans Masereel (1969). Ook de communist Jef Turf trok als stichter mee dit initiatief van de grond. Ook dit fonds gaf/geeft aandacht aan lokale afdelingen en publicaties via de Masereel uitgeverij (nu opgeheven!)
Het Rodenbachfonds (1984) ijvert voor een verdraagzaam en vrij Vlaanderen vanuit een soepele Vlaams-nationalistische optiek, óók steunend op lokale afdelingen.
Publicatiedatum: 26-12-2013
Datum laatste wijziging :08-09-2018
Auteur(s): Wim Verzelen,