Verwante vensters |
|
2020 Wet zorg en dwang Verankering van mensenrechten in de wet |
|
In de vorige eeuw maar ook in deze eeuw berichten de media met een zekere regelmaat over incidenten waarbij mensenrechten van cliënten ernstig in het geding waren. In 1988 werden we opgeschrikt door beelden van een vastgeketende Jolande Venema, in 2010 was daar Brandon en in 2023 de zorgboerderij Wedde. De beelden zorgen voor grote ophef. De incidenten hebben met elkaar gemeen dat ernstige vormen van onvrijwillige zorg bewust maar soms onbewust veelvuldig worden toegepast door zorgverleners. Zowel bij Jolanda Venema als Brandon waren het de ouders die beelden naar buiten brachten. Overigens is Nederland hier niet uniek in. Ook in het buitenland komen regelmatig incidenten in het nieuws waarbij mensenrechten van mensen met een verstandelijke beperking worden geschonden. (Zie aanvullend materiaal.) Wet bopz niet meer passend Tot 2020 gold in Nederland de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (de Wet bopz). Deze wet die dateert uit 1994 vormde de juridische basis voor onvrijwillige zorg in drie sectoren: de psychiatrie, zorg voor mensen met een psychogeriatrische aandoening en mensen met een verstandelijke beperking. De Wet bopz had een beperkte reikwijdte: de wet was alleen van toepassing bij cliënten die onvrijwillig waren opgenomen met een Rechterlijke Machtiging, Inbewaringstelling of via artikel 60 waarbij cliënten geen bezwaar en geen verzet vertonen tegen opname. Daarnaast moesten cliënten zijn opgenomen in een zorginstelling die een bopz-aanmerking had. Diverse onderzoeken hebben echter laten zien de Wet bopz niet de juiste bescherming bood aan cliënten met een verstandelijke beperking. Onvrijwillige zorg, toen nog benoemd als vrijheidsbeperking, komt ook voor in zorginstellingen die geen bopz-aanmerking hebben zoals kleinschalige voorzieningen of in de thuissituatie. Daarnaast kwam uit onderzoek naar voren dat onvrijwillige zorg werd toegepast bij cliënten die vrijwillig zijn opgenomen in een zorginstelling. Denk daarbij aan de grote groep cliënten met een licht verstandelijke beperking. Deze cliënten konden niet terugvallen op extra rechtsbescherming. In Den Haag werd de roep naar een nieuwe wet steeds groter en de Wet zorg en dwang is daar uit voort gekomen. Verbetering rechtspositie De kern van de Wet zorg en dwang (Wzd) is het verbeteren van de rechtspositie van cliënten met een verstandelijke beperking en/of psychogeriatrische aandoening. Daarnaast biedt de Wzd met de introductie van het stappenplan ook houvast voor zorgverleners als zij overwegen dat onvrijwillige zorg de enige optie is. De focus moet liggen op nee, tenzij. Oftewel, op welke manieren kan onvrijwillige zorg worden voorkomen? Vervolgens kunnen zorgverleners via het stappenplan zorgvuldig met elkaar en met inbreng van cliënten en/of vertegenwoordigers bespreken of onvrijwillige zorg echt noodzakelijk is. Een Wzd-functionaris, die niet betrokken is bij de zorg van een cliënt, toetst of de besluitvorming zorgvuldig is verlopen en onvrijwillige zorg de enige optie is. Zonder de goedkeuring van deze functionaris mag onvrijwillige zorg niet worden toegepast. De Wet zorg en dwang onderscheidt negen categorieën van (onvrijwillige) zorg: Covid De Wzd was net in werking getreden en toen kwam Covid. De Wzd verdween in veel zorginstellingen naar de achtergrond. Aan het begin van de pandemie gingen veel zorginstellingen op slot, bezoek was niet meer welkom en cliënten mochten niet naar buiten. Een periode met grote impact, ook omdat onvrijwillige zorg veelvuldig werd toegepast. Cliënten werden in quarantaine geplaatst op hun eigen kamer, en soms ook ingesloten met de deur dicht. De Wet publieke gezondheid biedt hier geen basis voor maar werd in veel gevallen wel gebruikt als rechtvaardiging voor de maatregelen. Naarmate de pandemie voortduurde kwam het besef dat bij mensen met een verstandelijke beperking bezoek weer toegestaan moest worden. Ook werd vastgelegd – in de tijdelijke wet maatregelen COVID – dat een cliënten vertrouwenspersoon altijd toegang heeft tot een locatie en dat in elk geval een persoon altijd op bezoek mag komen, ook als een client COVID gaat krijgen. Deze rechten zijn inmiddels vastgelegd in wijzigingen van de Wet publieke gezondheid. Lessen tot nu toe De Wzd is in 2022 voor de eerste keer geëvalueerd. De toon van het eindrapport van de wetsevaluatie is vrij negatief. Het stappenplan is volgens zorgverleners (te) tijdsintensief. De conclusie van de onderzoekers is dat de Wzd is mislukt. Het is de vraag of deze conclusie terecht is en recht doet aan de rechtspositie van cliënten met een verstandelijke beperking. Het implementeren van een nieuwe wet kost tijd en ook energie en vereist steun van de Raad van bestuur van een zorginstelling. Het werken met een stappenplan is tijdsintensief maar hoe vaker zorgverleners ermee werken, hoe eenvoudiger het lijkt te worden. Deze geluiden zijn er ook. De werkwijze stimuleert het nadenken over alternatieven. Het gaat om het leren (h)erkennen van dwang. Dat vraagt alertheid en creativiteit van zorgverleners en daarnaast ook lef. Het moet niet langer gaan over bijvoorbeeld de vraag ‘mag deze deur dicht’, maar veel meer over wat betekent het voor een client om naar buiten toe te gaan en op welke wijze kan daar invulling aan worden gegeven. Van belang is om op zoek te gaan naar voorbeelden uit de praktijk die laten zien dat het zorgvuldig nadenken over vrijheid van cliënten tot mooie resultaten kan leiden. Andere positieve lessen zijn de rol van de cliëntenvertrouwenspersoon (cvp). Cliënten en ook familieleden vinden het vaak lastig om voor hun eigen rechtspositie op te komen, laat staan dat het uiten van kritiek eenvoudig is. Met hulp van een cvp worden mooie stappen vooruitgezet. Twee wetten? Met de komst van de Wzd is ook de Wet verplichte ggz in werking getreden. Voorlopig wil de wetgever vast blijven houden aan twee wetten voor gedwongen zorg. Het is echter de vraag of deze tweedeling lang houdbaar blijft. Veel cliënten in de ggz hebben een verstandelijke beperking en hetzelfde kan worden gezegd over cliënten met een verstandelijke beperking waarbij vaak ook ggz-problematiek aan de orde kan zijn. Mede in het licht van het VN-verdrag is het niet goed uit te leggen waarom cliënten in de ggz onder een andere wet, met andere waarborgen, vallen terwijl de verschillen tussen cliënten in de ggz en zorg voor mensen met een verstandelijke beperking niet wezenlijk groot zijn. In beide sectoren komt onvrijwillige zorg voor en dat vraagt wellicht toch om dezelfde waarborgen vanuit het recht? |
|