2024 Een ongewisse toekomst
Van gereguleerde voorzieningen naar grote variatie in opzet en kwaliteit
eerste   vorige   homepage    
Na het definitieve regeringsstandpunt over beschermende woonvormen in 1984 (1) en de financiering uit de AWBZ in 1989 ontstaat er een tamelijk homogene sector met veertig Regionale Instellingen voor Beschermd Wonen (RIBW’s). Deze bieden aanvankelijk alleen beschermd wonen voor mensen die daarvoor langdurig waren opgenomen in psychiatrische ziekenhuizen. Al snel begeleiden zij ook andere kwetsbare mensen met psychosociale problemen die zich niet zelfstandig kunnen handhaven en ontwikkelen zij naast beschermd wonen ook begeleid wonen en verschillende vormen van dagbesteding. Lange tijd is beschermd en begeleid wonen alleen voorbehouden aan “toegelaten” RIBW’s. Door de flexibilisering van de AWBZ in 2003 kunnen ook andere zorgaanbieders beschermd en begeleid wonen bieden, zoals instellingen voor maatschappelijke opvang en nieuwe zorgaanbieders. Het leidt tot meer variatie in het aanbod van voorzieningen. Die mogelijkheid wordt verder verruimd met de overgang van de AWBZ naar de Wet maatschappelijke ondersteuning in 2015 Vanaf dat moment zijn niet langer de zorgkantoren, maar de gemeenten verantwoordelijk zijn voor de zorginkoop. De gemeenten contracteren tal van nieuwe initiatieven, zoals particulieren met één of enkele plaatsen beschermd wonen en organisaties met een commerciële opzet. Hieronder zijn helaas ook malafide zorgaanbieders (“zorgcowboys”) met kwalitatief onvoldoende zorg (2). Opvallend is de sterke groei van het aantal cliënten. Bij de start van de RIBW-vorming zijn er nog circa 3000 cliënten die beschermd wonen. Volgens een inventarisatie uit 2024 bedraagt het totaal aantal cliënten tenminste 150.000, met de kanttekening dat hierbij alle verschijningsvormen van beschermd en begeleid wonen voor psychisch kwetsbare mensen bij elkaar zijn opgeteld (3).

Heterogene voorzieningen
Waar de RIBW-organisaties onderling vergelijkbaar waren als het gaat om doelgroep, opzet, organisatie, werkwijze, aanduiding en financiering ontstaan er geleidelijk grote verschillen op deze punten. Deze diversiteit wordt versterkt doordat afzonderlijke gemeenten uiteenlopende eisen stellen aan begeleid en beschermd wonen. En waar aanvankelijk sprake is van één vorm van financiering, namelijk de AWBZ, is de financiering tegenwoordig afkomstig uit onder meer de Wet maatschappelijke ondersteuning, Wet Langdurende zorg, Jeugdzorg, Forensische zorg en meerdere subsidieregelingen. Ondanks deze verschillen maken tegenwoordig de meeste organisaties die begeleid en beschermd wonen bieden deel uit van het Netwerk Maatschappelijke GGZ van de branchevereniging Valente.

Nieuwe identiteit
Met ruim 150.000 cliënten zijn begeleid en beschermd wonen een aanzienlijke factor geworden binnen het Nederlandse zorglandschap. Maar voor de buitenwereld is niet altijd duidelijk waar de instellingen voor staan. Zijn zij onderdeel van de geestelijke gezondheidszorg of van het sociaal domein? Verlenen zij begeleiding aan mensen met GGZ-problematiek of ook aan anderen? En is er nog wel sprake van één sector? Reden voor het Netwerk om zich in 2022 te bezinnen op haar identiteit en profilering. In de zorgvisie ‘Community Next’ benadrukt het Netwerk dat de instellingen zich onderscheiden door een actieve rol in de wijken en belangrijke aanjagers zijn van wijknetwerken, van “community building”. Zij ontwikkelen zich van achterhoedespeler, gericht op “uitbehandelde” cliënten, naar voorhoedespeler, waarbij de begeleiding gericht is op preventie, herstel, inclusie en kwaliteit van leven(4). De instellingen werken bij voorkeur ambulant en alleen indien noodzakelijk in de vorm van beschermd thuis (zie venster 2015 “De komst van de WMO”). Niet alle instellingen binnen het Netwerk herkennen zich in de term ‘Community Next’. In latere publicaties van het Netwerk wordt de aanduiding ‘maatschappelijke GGZ’ gebruikt als term voor het geheel aan voorzieningen op het terrein van begeleid en beschermd wonen die zich positioneren tussen de behandel-GGZ en het sociaal domein. Vooralsnog lijkt van een breed gedragen en herkenbare gezamenlijke nieuwe identiteit echter (nog) geen sprake.

Uitdagingen
Het zoeken naar een nieuwe identiteit vindt plaats in een periode dat het werkveld te maken heeft met verschillende ontwikkelingen. De vele financiers en financieringsvormen veroorzaken een grote druk op de bedrijfsvoering. Er is een tekort aan medewerkers waardoor de inzet van dure ZZP-ers nodig is. Cliënten kunnen voor hun behandeling minder goed terecht bij de GGZ vanwege lange wachtlijsten. De instellingen moeten zich bovendien voorbereiden op nieuwe ontwikkelingen, zoals het woonplaatsbeginsel, waarbij elke gemeente financieel verantwoordelijk wordt voor beschermd wonen voor haar eigen inwoners, ook wanneer die naar een andere gemeente verhuizen. Een groot probleem is dat de uitstroom van cliënten ernstig wordt bemoeilijkt door gebrek aan woningen. En niet in de laatste plaats is sprake van afnemende budgetten bij gemeenten en zorgkantoren. RIBW’s konden in de jaren tachtig ontstaan na ingrijpen vanuit de landelijke overheid en verregaande regulering (zie Start van de moeizake RIBW ontwikkeling. Het heeft geleid tot een niet meer weg te denken vorm van begeleiding in de samenleving, waar veel mensen mee geholpen zijn. Maar veertig jaar later is door deregulering, marktwerking en decentralisering een situatie ontstaan die veel overeenkomsten heeft met de periode vóór de RIBW-vorming. Ook toen werd beschermd wonen uitgevoerd door uiteenlopende voorzieningen met grote verschillen in opzet en kwaliteit.

Publicatiedatum: 17-07-2024
Datum laatste wijziging :17-10-2024
Auteur(s): Jan Willem van Zuthem,
Verwante vensters
Aanvullend materiaal
Links
eerste   vorige   homepage