1926 J.H. Pameijer en de Buitendienst
De eerste structurele vorm van begeleid zelfstandig wonen.
eerste   vorige   homepage   volgende   laatste
‘Veeleer zie ik het essentieele van de individueele maatschappelijke zorg in de persoonlijke aanraking van het deskundig personeel met den patiënt en zijne omgeving’

Waar dr. A. Querido geldt als naamgever van de sociale psychiatrie in Nederland is een aantal van zijn tijdgenoten evenzeer van belang voor de ‘vermaatschappelijking” van de psychiatrische zorg. Een van die tijdgenoten is dr. J.H. Pameijer. Op zijn initiatief wordt in 1926 de “Buitendienst” van de psychiatrische inrichting Maasoord opgericht, de eerste structurele vorm van begeleid zelfstandig wonen. En in datzelfde jaar staat Pameijer aan de wieg van de “Rotterdamsche Vereeniging ter Behartiging van de Maatschappelijke Belangen van Zenuw- en Zielszieken”, een samenwerking van de Buitendienst met diverse maatschappelijke organisaties.

‘verzorging buiten de inrichting’
Jacobus Hendrik Pameijer wordt geboren op 11 september 1888, als zoon van een huisarts in Tiel. Na zijn studie medicijnen in Utrecht, waar hij in 1913 het artsexamen aflegt, en een aantal assistentschappen wordt hij in 1918 benoemd tot geneesheer aan het Rijksgesticht in Woensel en korte tijd later, in 1921, tot geneesheer-directeur van het Geneeskundig Gesticht in Franeker. Ook in Franeker blijft Pameijer maar kort, in 1924 wordt hij geneesheer-directeur van de Psychiatrische Inrichting Maasoord in Poortugaal, nabij Rotterdam. Daar krijgt hij de kans om zijn plannen voor de ontwikkeling van de ‘Buitendienst’ te ontwikkelen. Pameijer is hiertoe geïnspireerd geraakt tijdens een bezoek, in 1925, aan de psychiatrische inrichting Erlangen (Duitsland), waar al sinds 1911 vroegtijdig ontslagen psychiatrische patiënten thuis worden bezocht door een “Externe Dienst”. Pameijer is onder de indruk van deze werkwijze en rapporteert zijn bevindingen nog datzelfde jaar aan het Rotterdamse gemeentebestuur met het verzoek “machtiging te verkrijgen tot het ( .. ) invoeren van een z.g. buitendienst, ten doel hebbende het bevorderen van de verzorging van geestelijk abnormalen buiten psychiatrische inrichtingen". In zijn rapport benadrukt Pameijer dat “vele patiënten niet of niet zoo lang als thans veelvuldig het geval is in inrichtingen behoeven te verblijven, mits deze personen ook in de vrije maatschappij onder behoorlijk toezicht staan (…) terwijl het ook van groot belang kan zijn, dat hem passende arbeid wordt bezorgd” Onder de doelgroep schaart Pameijer trouwens zowel psychiatrische patiënten als mensen met een verstandelijke beperking.

Buitendienst krijgt navolging
Het gemeentebestuur ziet wel wat in de plannen, niet in de laatste plaats omdat de kosten van het toenemend aantal psychiatrische opnames zwaar drukken op de gemeentekas. Bij oprichting van de Buitendienst, op 1 januari 1926, bestaat deze uit twee medewerkers; een “geneesheer-leider”, bijgestaan door een verpleegster. De Buitendienst houdt wekelijks spreekuur maar de essentie van het werk ligt, in de woorden van Pameijer, “in de persoonlijke aanraking van het deskundig personeel met den patiënt en zijne omgeving (…). Dit geschiedt op de beste wijze door bezoek aan huis”. In het jaarverslag 1926 wordt melding gemaakt van 2368 huisbezoeken. De Buitendienst blijkt een succes; het aantal medewerkers wordt geleidelijk uitgebreid en in 1930 wordt in Rotterdam-Zuid een tweede consultatiebureau vanuit Maasoord geopend. Al eerder wordt het voorbeeld ook elders gevolgd: In 1928 ontstaan in Utrecht (Willem Arntsz Stichting), Leiden (Endegeest), Vught (Voorburg) en Bergen op Zoom (Vrederust) vergelijkbare consultatiebureaus. In 1951 wordt de Buitendienst ontkoppeld van de psychiatrische inrichting Maasoord en ondergebracht bij de Rotterdamse GG en GD.

De Rotterdamsche Vereeniging
Pameijer is zich er van bewust dat de Buitendienst zonder hulp van andere maatschappelijke instanties weinig kans maakt om haar streven – succesvolle terugkeer in de samenleving voor ex-psychiatrische patiënten – te realiseren. Aanvullende hulp bij het vinden van een geschikte woonomgeving, bemiddeling naar werk en financiële of materiële ondersteuning is immers ook noodzakelijk. Daarom zoekt hij samenwerking met de Gemeentelijke Dienst voor Maatschappelijk Hulpbetoon, die zich van oudsher ontfermt over uit de inrichting ontslagen “armlastige” patiënten. De samenwerking mondt uit in oprichting van de “Rotterdamsche Vereeniging ter Behartiging van de Maatschappelijke Belangen van Zenuw- en Zielszieken”, op 16 februari 1926. In tweewekelijkse vergaderingen wordt besproken welke patiënten in aanmerking komen voor ontslag uit de inrichting en welke sociaal-maatschappelijke of psychiatrische maatregelen nodig zijn om hen succesvol in de maatschappij te laten terugkeren. In de loop van de daaropvolgende jaren ontwikkelt de Rotterdamsche Vereeniging zich geleidelijk tot de organisatie die nu bekend staat onder de naam van haar initiator: Stichting Pameijer. De doelstelling is daarbij recht overeind gebleven: “Pameijer is er voor iedereen voor wie meedoen in de samenleving lastig is. Wij ondersteunen kwetsbare mensen met psychosociale of psychiatrische problemen of een (licht) verstandelijke beperking”.

Arbeid als therapeutisch middel
In 1930 wordt Pameijer benoemd tot Inspecteur, en vanaf 1951 tot Hoofdinspecteur, voor het Staatstoezicht op krankzinnigen en krankzinnigengestichten voor de provincies Zuid- en Noord-Holland. In deze functie blijft hij zich overigens inzetten voor de belangen van de Vereeniging. Zo pleit hij in 1932 in een artikel voor arbeid voor “geesteszieken” als therapeutisch middel. Pameijer is namelijk erg onder de indruk geraakt van ervaringen in de psychiatrische inrichting Gütersloh in Duitsland, onder leiding van dr. Hermann Simon. Daar wordt arbeidstherapie ingezet als onderdeel van de behandeling. Met als resultaat een opzienbarende afname van onrustige patiënten. De belangrijkste reden daarvoor is volgens Simon, en Pameijer citeert hem met instemming, dat met de inzet van werk niet langer in de eerste plaats wordt gekeken naar “het ziekelijke, het ontbrekende, het verloren gegane” maar juist een beroep wordt gedaan op “de nog overgebleven rest van de gezonde mens, zijn nog gezonde krachten en bekwaamheden”. In iets minder archaïsche termen is dit ook vandaag de dag hèt mantra in de beschermende woonvorm. Het zal overigens tot 1938 duren voordat de oproep van Pameijer leidt tot de opening van de “psychotherapeutische werkinrichting”, als voorloper van diverse dagactiviteitencentra als onderdeel van Stichting Pameijer. Pameijer beziet dat alles van een afstand. Hij blijft bij de Inspectie werkzaam tot 1954, als hij door ziekte gedwongen wordt zijn werkzaamheden te beëindigen. Hij overlijdt op 19 december 1956 in Den Haag.

Publicatiedatum: 15-02-2024
Datum laatste wijziging :15-02-2024
Auteur(s): Jan Jumelet,
Verwante vensters
Literatuur
  • Ronald M. de Schepper (1991), De Pameijer Stichting (1926-1991): een geschiedenis van de sociale psychiatrie en verstandelijk gehandicaptenzorg te Rotterdam Pameijer Stichting
  • P.J. Piebenga (1957), In memoriam J.H. Pameijer Maandblad voor de Geestelijke Volksgezondheid (MGV), 12e jaargang (1957), nr. 1.
  • Icon (2009), J.H. Pameijer en Marianne Bassant Tijdschrift voor Rehabilitatie, juni 2009
eerste   vorige   homepage   volgende   laatste