Verwante vensters
1993 Volwaardig burgerschap
Van handicap naar beperking, opkomst sociaal model
    homepage    

Het denken over personen met een functionele beperking was op het einde van de 18de eeuw grondig gewijzigd, wat leidde tot de start en uitbouw van speciaal onderwijs. Een tweede grondige aanpassing in dat denken voltrok zich op het einde van de 20ste eeuw en laat zich het best omschrijven als volwaardig burgerschap. De CG-raad omschrijft dit als “Volwaardig burgerschap van mensen met een functiebeperking houdt ook in ingesloten te zijn, lid zijn van de samenleving in plaats van individu of groep in de marge”. De focus komt niet langer te liggen op wat de persoon met een functionele beperking niet meer kan, maar op wat hij nog wel kan en de wijze waarop hij nog in de samenleving opgenomen wordt.
Bij het vormgeven van de algemene wet gelijke behandeling in 1993 werd een amendement van Louise Groenman (D66) om in de wet te verwijzen naar 'geestelijke of lichamelijke handicap' verworpen. Een motie van Ella Kalsbeek (PvdA) en Jan Krajenbrink (CDA) om onderzoek te doen haalde het wel, en leidde tot de baanbrekende publicatie Een schijn van kans.

Een aantal buitenlandse ontwikkelingen hebben deze nieuwe visie in Nederland tot ontwikkeling gebracht. De voorloper lag bij het begrip normalisatie, zoals dat onder meer in Zweden in de jaren zeventig ontstond. Het staat ook centraal in het werk van Wolf Wolfensberger, en zijn publicaties The principle of Normalization en Social Role Valorization. Kern van normalisatie ligt in het toegankelijker maken van het dagelijks leven voor personen met een handicap, zodat die aan de samenleving kunnen deelnemen. Daarmee zette men zich af tegen de institutionalisering van gehandicaptenzorg, tegen grote instellingen buiten de stad.
Een tweede inspiratiebron is de Britse Fundamental Principles of Disability uit 1975. Daarin wordt zeer expliciet gesteld dat “it is society which disables physically impaired people”, het is de samenleving die van een lichamelijke beperking een handicap maakt. Iemand kan lichamelijk een mobiliteitsbeperking hebben en een rolstoel nodig hebben, maar als de samenleving gaan hellende vlakken of liften voorziet als alternatief op trappen, dan pas wordt die beperking een handicap. Als je met je rolstoel trein of bus niet opkan, dan pas wordt je gehandicapt gemaakt door de samenleving. Michael Oliver bouwde dit denken verder uit en maakte onderscheid tussen het medische model van handicap en het sociale model. Bij het laatste ligt de verantwoordelijkheid vooral bij de samenleving, en niet bij het individu dat beperkingen heeft.

Dit veranderend denken over handicap en samenleving heeft verstrekkende gevolgen gehad. De meest zichtbare maar minst belangrijke is wellicht het politieke correcte taalgebruik geweest. Het was niet langer netjes om over gehandicapten of gehandicapte mensen te spreken (dat legde de focus op de beperking). Het alternatief werd mensen met een functionele beperking. Onderliggend was er het onderscheid tussen een stoornis (bv. geen kracht in de benen), een beperking (beperkte mobiliteit) en een handicap (de trap niet opkunnen). Belangrijker gevolg is het ontstaan van wetgeving en beleid waarbij uitgegaan wordt van de plichten en vooral rechten van mensen met een beperking. Bepalend daarbij was in 1993 het gezaghebbende document Gelijke kansen voor personen met een handicap van de Verenigde Naties, in 2003 overgenomen door de Europese Unie. Voor Nederland is dit de Wet Gelijke Behandeling uit 2003.

Publicatiedatum: 08-07-2009
Datum laatste wijziging :13-12-2016
Auteur(s): Jan Steyaert,
Verwante vensters
Extra Het sociale model
Binnen het sociale model wordt hulpverlening aan personen met een functionele beperking ook minder gericht op het individu, en meer op de samenleving. Toegankelijkheid is daarbij een sleutelbegrip. Vanuit het medische model wordt iemand die minder mobiel is, genezen of voorzien van hulpmiddelen (een rollator, een rolstoel). Vanuit een sociaal model wordt gekeken naar de toegankelijkheid van bijvoorbeeld de bebouwde omgeving (zijn er hellingen), het openbaar vervoer (gelijkdrempelige instap op bus of trein) of de elektronische leeromgeving (kan een student/medewerker met een visuele beperking er mee werken?).
Literatuur
Links
Studieopdrachten Klik hier om de studieopdrachten te bekijken
    homepage