1892 Johanna Stuten - te Gempt Eerste patiëntenprotest |
|
Johanna Stuten-te Gempt wordt na het overlijden van haar echtgenoot rond 1890 wegens een diepe depressie twee keer in het Haagse gesticht Slijkeinde opgenomen. Zij is dan zestig jaar. De tweede keer brengt de schok van de heropname in ’het vreselijke gesticht’ haar tot een heftige huilbui die drie dagen en nachten duurt. Daarna voelt ze zich ’gelouterd’ en wil haar leven weer oppakken. Maar de behandelend arts verhindert haar vertrek uit angst dat zij de vele wantoestanden in het gesticht aan de kaak zal stellen. Vooral de ’3e klasse patiënten’ lijden op overvolle zalen onder het ’vochtige lugubere’ gebouw, waar de wind gewoon doorheen waait en de riolen ’ene verpestende stank’ verspreiden. Johanna schrijft over vies eten en straf voor degenen die daarover klagen. ’Patiënten die hier al geruime tijd verblijven, lachten mij uit toen ik de hoop uitsprak dat er iets aan onze klachten zou kunnen worden gedaan; door ervaring wijs geworden leggen zij ook bij de ernstigste klachten het hoofd in de schoot. Hun bestaan is: lijden en zwijgen en een dagelijks verlangen naar de dood als het einde van dat lijden.’ aldus de verbijsterde weduwe. Haar brochure Mijne ervaringen in het Haagsche Krankzinnigengesticht, gevolgd door twee naschriften met bewijsmateriaal, ook van getuigen, veroorzaakte een politiek schandaal en leidde tot ontslagen in het betreffende gesticht. ’Maar na lezing konden we niet ontkomen aan gevoelens van ontmoediging, want het onrecht dat mevrouw Stuten (...) had ervaren, was in wezen hetzelfde onrecht dat we helaas in een aantal van onze psychiatrische inrichtingen nu nog kunnen aantreffen,’ schrijven de psychiatrie-activisten Corrie van Eijk en Kurt Bökenkamp krap honderd jaar later in 1983. Onder de Krankzinnigenwet van 1884, die meer dan honderd jaar bleef gelden, hadden patiënten nauwelijks recht van spreken. De weduwe Johanna Stuten-te Gempt was een ’trotse vrouw’ die zich niet bij het oordeel van de arts neerlegde. Dit kwam haar op allerlei vernederingen te staan en op het laatst de isoleercel. ’Een onverwarmd donker hok van een bij twee meter, waar geen daglicht kan binnendringen, met een stinkende wc-pot. Waar de regen naar binnen gutst en waar ratten het enige gezelschap vormen.’ Johanna is niet de enige die in de 19e eeuw verslag doet van haar ervaringen. Uit die periode zijn minstens twaalf egodocumenten bekend, waaronder ook bedankbrieven. Vooral na 1880 probeerden patiënten de wantoestanden die zij aantroffen aan de kaak te stellen. Zoals de arts A. Luyten uit Gouda die zijn opsluiting van dertien maanden in het krankzinnigengesticht van Zutphen aanvecht door in 1885 een boek uit te geven van 328 pagina’s getiteld ’Zijne opsluiting gedurende dertien maanden in het krankzinnigengesticht te Zutphen beschreven door Dr. Luyten’, waarin hij zijn collega’s in het ongelijk probeert te stellen. Of ex-patiënt E.A.J. Melster die in hetzelfde gesticht herhaaldelijk door ’oppassers’ is mishandeld, zoals hij meldt in de brochure ’Mishandelingen ondervonden in het "Oude en Nieuwe Gasthuis, geneeskundig Gesticht voor Krankzinnigen" te Zutphen’ uit 1902. Uit de 20e eeuw zijn ook veel literaire stemmen van (ex-)patiënten bekend. De eerste daarvan was kunsthandelaar en schrijfster Fré Dommisse. Zij debuteerde in 1927 met het autobiografische boek Krankzinnigen waarin ze op schokkende wijze haar jarenlange opname in een krankzinnigengesticht beschreef en het onbegrip waarop ze stuitte. Het boek baarde veel opzien en werd later gebruikt in verpleegopleidingen. Jan Arends, J.M.A. Biesheuvel en tal van anderen schreven vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw over hun ervaringen in de psychiatrie. Sommigen, zoals Egbert Tellegen (Waar was de dood nog meer...Autografie van een psychose 1971) en Evelien Paull (In het land der blinden. Een martelgang door de psychiatrie1973), waren daarnaast ook activist. In de Landelijke Werkgroep Krankzinnigenwet ontmoetten vanaf 1974 juristen, progressieve hulpverleners en strijdbare (ex-) patiënten elkaar om acties voor te bereiden, felle acties vaak, zoals de befaamde ‘sleutelbossendemonstratie’. Die acties leidden in 1975 tot de commissie-Van Dijk, die voor de regering een nieuwe wetsvoorstel gaat voorbereiden. ’Ons zelfvertrouwen groeide dat we zomaar een wetsontwerp konden aanpakken,’ vertelt schrijfster/activiste Dunya Breur hierover in het boek De Strijdbare patiënt (2008). |
|