1977 Drugsgebruikers organiseren zich – MDHG en Junkiebond Het gebruikersperspectief in de verslavingszorg |
|
Nederland kent een rijke geschiedenis van belangenbehartiging voor mensen met
verslavingsproblemen. Al in de negentiende eeuw ontstonden er organisaties, zoals de Volksbond tegen Drankmisbruik, die zich bezighielden met drankbestrijding en een betere zorg voor alcoholisten. Dat leidde in 1909 tot het eerste consultatiebureau voor alcoholisme, de kiem waaruit later de Jellinek en de overige verslavingszorg zouden ontstaan. Hoewel er soms ex-verslaafden meededen, waren het toch vooral initiatieven van mensen die zelf niet verslaafd waren. De eerste echte vorm van zelforganisatie ontstond na de Tweede Wereldoorlog toen de aanpak van de Alcoholics Anonymous (AA) die in 1935 in Amerika was ontstaan, in Nederland navolging kreeg. In 1948 startte de eerste groep in Amsterdam, waarna er langzaam maar zeker meer volgden. Maar de AA-groepen traden niet echt naar buiten; ze waren vooral met zichzelf en hun lotgenoten bezig. Pas in de jaren zeventig begonnen verslaafden zich te roeren. Dat gebeurde in de context van de roerige jaren zeventig waarin het harddrugsgebruik uitgroeide tot een urgent maatschappelijk probleem. Zij verhieven hun stem tegen de repressieve aanpak van de overheid, die allesbehalve effectief was. De onvrede was groot. In Amsterdam, waar het aantal drugsverslaafden het grootst was, ontstond op 2 mei 1977 de Medisch-sociale Dienst Heroïne Gebruikers (MDHG) - nog steeds actief in de hoofdstad. Het was een initiatief van binnenstadbewoner Johan Riemens (1918-2004), die met steun van straathoekwerker August de Loor en een aantal artsen, apothekers, burgers en ouders van verslaafde jongeren, een laagdrempelige drugshulpverlening wilde realiseren met verstrekking van vervangende middelen. Riemens c.s. zochten een nieuwe ’derde’ weg tussen repressie en verplicht afkicken. ‘De negatieve spiraal zal niet doorbroken worden door de jongens en meisjes die heroïne gebruiken te verstoten uit de samenleving en via de straat, psychiatrische inrichtingen en gevangenissen te humaniseren.’ De MDHG, die de vorm kreeg van een vereniging van drugsgebruikers, pleitte voor toegankelijke hulpverlening zonder afkicken als voorwaarde. De afkorting MDHG werd daarom ook wel eens als ’Maak De Hulp Gewoon’ geparafraseerd. Mede door hun inspanningen veranderde het Nederlandse drugsbeleid van bestrijding naar harm reduction - in het Nederlands: het beperken van de schadelijke gevolgen in plaats van koste wat kost bestrijden van drugs. Die aanpak leidde tot methadonverstrekking en, met de opkomst van aids in de jaren tachtig, tot spuitomruil en de verstrekking van condooms. De MDHG, al vanaf het begin gesubsidieerd door de gemeente Amsterdam, ontwikkelde zich in haar beginjaren tot een kraamkamer van nieuwe projecten die belangrijk bijdroegen aan de vormgeving van het Nederlandse drugsbeleid. Het organiseren van gebruikers kreeg navolging in andere steden. In 1980 werd in Rotterdam de Junkiebond opgericht door Nico Adriaans (1957-1995), die zichzelf na een geschiedenis in kinderhuizen en drugsgebruik ontpopte tot een slimme en energieke activist. De Junkiebond ijverde voor verstrekking van drugs in een medisch-sociale setting, de uitgifte van schone spuiten en voor het beëindigen van de repressie van politiezijde. In Rotterdam werkte de Junkiebond nauw samen met dominee Hans Visser van de Pauluskerk, waar de deuren open stonden voor drugsgebruikers. Zo leeft de naam Adriaans ook voort. Want na zijn overlijden in 1995 is een stichting naar hem vernoemd, die opvang biedt voor mensen die elders niet terecht kunnen. Na Rotterdam ontstonden er in de loop der jaren tachtig lokale Junkiebonden, gebruikersgroepen en andere belangenorganisaties in Den Haag, Alkmaar, Amsterdam, Utrecht, Vlissingen, Groningen en Deventer. Om daar enige ordening en samenwerking in aan te brengen richtten Theo van Dam en Daan van der Gouwe in 1990 het Landelijk Steunpunt Druggebruikers (LSD) op. Zij organiseerden op 11 augustus 1994 de eerste bijeenkomst van het Landelijk Overleg Gebruikersgroepen (LOG) met vertegenwoordigers uit Amsterdam, Heerlen, Zaandam, Rotterdam, Vlissingen, Zutphen, Maastricht, Heerlen, Haarlem en zelfs Antwerpen en Brussel. Bij latere vergaderingen kwamen ook vertegenwoordigers uit Deventer, Den Haag, Zwolle, Terneuzen en Alkmaar. Legalisering van drugs was een belangrijk actiepunt in het LOG-overleg. In het najaar van 1994 organiseerden deelnemers de succesvolle actieweek Heroïne Vrij met bakfietstochten door steden waarbij burgers werd gevraagd naar hun opvattingen over druggebruik. In 1996 volgde de eerste Landelijke Gebruikersdag in Utrecht. Daarna kwamen er gebruikersdagen in Amsterdam (1997), Den Haag (1998) en Zaandam (1999). Het LOG zette ook het methadonbeleid in de bajes op de agenda. In veel gevangenissen werd geen methadon gegeven, ongeacht hoeveel men buiten kreeg. Het opjaagbeleid van drugsverslaafden, zoals in 1995 de Operatie Victor in Rotterdam, waar de politie op grote schaal overlastgevende drugstoeristen en drugsverslaafden oppakte, keerde steeds opnieuw terug op de agenda. Ook het open houden van gebruikersruimten was een gezamenlijk actiepunt, net zoals het verzet tegen samenscholingsverboden en het instellen van spergebieden. In 1997 trekt een voorstel van de Rotterdamse Junkiebond voor een keurmerk voor dealpanden de aandacht. De meeste van deze gebruikersgroepen sterven na de eeuwwisseling een stille dood. Het aantal heroïne-verslaafden was al vanaf de jaren negentig aan het teruglopen. In feite verschuiven de activiteiten meer naar inspraak van verslaafden in verslavingszorginstellingen. Door de invoering van de Wet Medezeggenschap Cliënten Zorginstellingen werden vanaf 1996 in de instellingen voor verslavingszorg cliëntenraden opgericht. De leden ervan kwamen twee keer per jaar bijeen in gezamenlijke scholingsweekenden. Na tien jaar van deze scholingsweekenden werd in 2007 de stichting Het Zwarte Gat opgericht. De stichting ijvert voor de verder ontwikkeling van herstelondersteunende zorg en erkenning van ervaringskennis als gelijkwaardige bron van kennis naast de wetenschappelijke en professionele kennis. Deze ideeën zijn verwerkt in het Handvest van Maastricht, waar in 2010 dertig voorzitters van raden van bestuur en cliëntenraden van verslavingszorginstellingen hun handtekening onder hebben gezet. Daarmee zijn de punten waar verslaafden altijd op hamerden ijkpunten geworden voor de ontwikkeling van de zorgverlening in de verslavingszorg. In 2013 kwam er een nieuw visiedocument voor de sector waarin preventie en herstel leidend werden. Onder druk van Het Zwarte Gat is herstel vanuit cliëntenperspectief opgenomen in dit nieuwe visiedocument.
Publicatiedatum: 30-03-2016
Datum laatste wijziging :21-06-2016 Auteur(s): Jos Oude Bos, Martinus Stollenga, |
|