Deze canon is mogelijk gemaakt door de volgende maatschappelijke aandeelhouders:
Verwante vensters
1994Gedwongen kader De wet BOPZ
Voor 1800 vormden ‘geestesgestoorden’ samen met criminelen, prostituees en armen de sociale categorie der onmaatschappelijken. Krankzinnigen werden nog niet als een speciale groep beschouwd voor wie een aparte behandeling aangewezen was. Wel konden de 'onbedwingbaren' onder hen sinds de late middeleeuwen in zogenaamde dolhuizen worden opgesloten. Dit ter bescherming van zichzelf en de openbare orde.
De ontwikkelingen rond gedwongen kader hebben er toe geleid dat de wet BOPZ (bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen) in 1994 in werking is getreden. Deze wet is gericht op de rechten van onvrijwillig opgenomen patiënten in de geestelijke gezondheidszorg. Ze omvat procedures voor onvrijwillige opname, verlof en ontslag. Er moet sprake zijn van gevaar in verband met een geestesstoornis om iemand gedwongen op te nemen. Diegene bevindt zich dan in het zogenoemde gevaarscriterium, dat wil zeggen dat de persoon een gevaar vormt voor zichzelf of omgeving. Dit gebeurt vaak door een psychose waarbij symptomen verschijnen zoals wanen, hallucinaties en verstoorde emoties.
Er is sprake van een lange voorgeschiedenis, de eerste voorstellen voor deze wet dateren uit 1971. De oorzaak voor deze traagheid ligt bij de sterke meningsverschillen in de samenleving omdat een dwangbehandeling en dwangopname belangrijke inbreuken zijn op de zelfbeschikking van een persoon met een geestesstoornis. Deze wet verleent de bevoegdheid om hier wel inbreuk op te maken. De autonomie van de individuen en bewegingsvrijheid worden aangetast terwijl deze rechten in onze samenleving als fundamentele waarden worden beschouwd.
Deze wet is de opvolger van de Krankzinnigenwet (1884) waarin ook de eisen 'gevaar' en 'stoornis' werden gesteld. BOPZ kent een aantal belangrijke verbeteringen, namelijk dat het de rechten beschermt van de patiënt die te maken krijgen met dwang in de zorg.
Een van de procedures voor een onvrijwillige opname is een IBS (inbewaringstelling). Hierbij verleent de burgemeester op basis van een geneeskundige verklaring de inbewaringstelling. Het is een ordemaatregel die de burgemeester mag uitvoeren door het spoedeisende karakter van de opname.
Een ander procedure is een Rechterlijke Machtiging. Deze mag de rechter uitvoeren op verzoek van familie of partner. Het doel hiervan is om op korte termijn te onderzoeken of er sprake is van een geestesstoornis en of de persoon een gevaar is voor zichzelf en de samenleving. Bij beide procedures is er geen mogelijkheid om in hoger beroep te gaan. Een observatiemachtiging duurt maximaal 3 weken, en een voorlopige rechterlijke machtiging maximaal 6 maanden. Een rechterlijke machtiging tot voorgezet verblijf heeft een geldigheidsduur van maximaal een jaar.
Bij uitzondering mag er onder de wet BOPZ middelen of maatregelen bij de patiënt worden toegepast, zoals gedwongen fixatie. Deze situaties worden in de wet beschreven. Ze worden toegepast wanneer er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn en er ook sprake is van ernstig nadeel voor de gezondheid van de patiënt. Andere toegestane middelen of maatregelen zijn bijv. separatie, toediening van vocht, voeding of medicatie. Deze hebben een maximumduur van 7 opeenvolgende dagen om acuut gevaar weg te nemen.
Betreffende separatie, fixatie en isoleren heersen nog steeds politieke, maatschappelijke discussies vanuit de frustratie dat dwang en drang altijd ongewenst zijn, maar soms noodzakelijk. Die discussies flakkeren telkens schrijnende gevallen de media halen op, zoals Jolande Venema in 1988 en Brandon begin 2011. In 2008 werd het convenant Zorg voor vrijheid opgesteld om vrijheidsbeperkende maatregelen terug te dringen. Er wordt ook gewerkt aan een opvolger van de BOPZ, de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg.